| |
| |
| |
Italiaansche letteren
Emilio Cecchi
door Arrigo Levasti
De letterkundige bedrijvigheid van Emilio Cecchi is in de laatste jaren intensiever geworden. Hij is altijd een werker geweest; maar hij kwam er niet toe de artikels over kunst of letterkunde, of de literaire schetsen, die hij in dagbladen of maandschriften liet verschijnen, te herwerken om ze te bundelen. In 1936 en 1937 echter, gaf hij drie merkwaardige boeken uit: et in Arcadia ego, Corse al Trotto, Giotto.
Emilio Cecchi maakte zijn intrede in de Italiaansche letterkunde in 1910, met een Hymne. Hij was toen zes-en-twintig jaar. Hij was een kunstenaar in 't diepste van zijn hart, maar nog klonk in zijn poëzie een echo der vormen en motieven door van al de poëzie die hem voorafgegaan was. De dichtader was niet zuiver en de cultuur hinderde de inspiratie. In datzelfde jaar werd hij aan het dagblad La Tribuna van Rome verbonden voor de litteraire kritiek, en van dan af, gedurende vele jaren, wijdde hij zijn werkkrachten aan het lezen en analyseeren der gedurig aan verschijnende Italiaansche en andere letterkundige gewrochten.
Zijn artikels waren toen eerder duister, soms onsamenhangend en zwaar, maar desondanks imposeerden ze zich door hun ernst, door de volledigheid der informatie en door een zekere originaliteit van opmerking. Behalve een breede cultuur die hem de bronnen, verwantschappen, afleidingen hielpen ontdekken, en hem toeliet geschikte vergelijkingen te treffen, behalve een kritische denkwijze - aanvankelijk Cracéaansch - dank aan dewelke hij de letterkundige werken met een zeker gemak tot schema's herleidde en gedachten
| |
| |
en handelingen ervan naar voor bracht, was er bij hem ook nog een warmte en een algemeen begrijpen der kunstverschijnselen, samen met een analytisch en streng oordeelend brein, een hart in versneld tempo. Ternauwernood is er in een zijner artikels, een enkele volmaakte periode, of een beeld dat het geheel bezielt, of een oordeel dat den lezer voor een nieuw standpunt plaatst; maar wat hij schreef was voldoende om ons te doen vermoeden dat Cecchi zich eens op den weg der zuivere kunst zou wagen; en dat, op dit oogenblik, kritiek hem een middel was om breede horizonten te openen, of om zijn innerlijk wezen te onderzoeken, en den zang dien hij erin vermoedde eruit te doen opborrelen.
Intusschen werd hij gedwongen zijn wekelijksch artikel te schrijven. Het journalisme bracht hem in aanraking, niet alleen met geïnitieerden van de kunst, maar met een menigte lezers die geen duisterheid, geen logheid of gewrongen zinnen konden verdragen, zoodat hij genoopt werd zich met meer klaarheid en lenigheid uit te drukken. Stilaan werd zijn vorm meer verzorgd en soepelder: de talrijke tusschenvoegingen en de ultra-talrijke bijzinnen, verdwenen; het onderwerp werd zoo geplaatst dat alle dubbelzinnigheid uitgesloten werd; het hoedanigheidswoord werd minder veelvuldig en juister; en beter drukte hij het samengaan of het contrasteeren uit van zijn ziel met die van de bestudeerde schrijver; in het opbouwen van zijn artikels ontdeed hij zich van verschillende vormen die ze verzwaarden, of van fantastische en door den band wel sympathiek aandoende, maar toch artificieele versiersels.
De beeldende kunst is van groot belang geweest op zijn vorming. Feitelijk is hij den directen zin van de visie van het leven en een gedragen, beeldrijke kleur aan de moderne kunst verschuldigd. Aan de oude kunst, integendeel van de Toscaansche vooral - ontleende hij de vastheid van lijn, de juistheid van toon, de ruimte van het ontwerp en een zekere eenvoudige en expressieve plasticiteit.
Maar een zeer gelukkige gebeurtenis was voor hem zijn kontakt met de Engelsche letterkunde. In 1911, schreef hij een studie over Kipling, en in 1915, het eerste deel van
| |
| |
een Geschiedenis der Engelsche Letterkunde der 19e eeuw, die hij nochtans niet kon voortzetten.
Heden zou Cecchi die twee boeken ongetwijfeld grondig wijzigen, omdat hij de aanzienlijke gebreken ervan zelf zou inzien; toen echter hielpen ze hem zichzelf te begrijpen en waren ze hem een vingerwijzing.
Rond het einde van den Europeeschen oorlog bracht hij eenigen tijd in Engeland, en vooral te Londen, door. De cultureele en artistieke atmosfeer die hij daar inademde, was voor hem een vernieuwing. Dikwijls ontmoette hij er Belloc en Chesterton, en zoo wendde hij zich aan zijn eruditie onder geestigheid te verbergen, en insgelijks belang te stellen in het leven der kleine en onbenullige dingen, zoo dikwijls door de meesten verwaarloosd. Hij leerde den humoristischen kant in het bestaan van menschen en dingen te observeeren, en begon zichzelf te bestudeeren en over zijn eigen doenwijze te glimlachen; hij initieerde zich aan de potsenmakerijen, zoo veelvoudig bij Chesterton, en toonde een voorliefde voor de mystificatie, die in onze letterkunde zoo goed als niet bestaan.
Ironie werd voor hem een tweede natuur en spot ging met een zeker cynisme gepaard. Tegenover de grootsche menschelijke gewrochten, blijft hij nochtans steeds ernstig en eerbiedig, en in zijn oogen kunnen we een gesluierde droefheid ontwaren, of zelfs een traan, bij het zien van het menschelijk lijden of wanneer hij in kontakt komt met een of anderen verworpeling.
Langzaam groeide die nieuwe kunst in hem; zij begon met Pesci Rossi, en bereikte een zekere volmaaktheid in Corse al Trotto, in 1937 verschenen te Florentië, bij Bemporad.
Om zich rekenschap te geven van de stylistische en de gevoelontwikkeling van Cecchi, zou het zeer interessant zijn deze twee boeken, waartusschen een ruimte van zeventien jaren ligt, met elkaar te vergelijken. We zouden er dezelfde motieven in vinden die eerst slechts even aangezet, later tot een symphonie uitdeinen; zekere losse notities krijgen volheid en vastheid, terwijl het gevoel dieper, het woord klankvoller
| |
| |
en schilderachtiger, het menschelijk voelen sterker worden. Een goede helft van Pesci Rossi is slechts stijloefening. Schrijver wil alleen zijn eigen waardigheid als observator en schrijver beproeven. Wel is het poëzie, maar nog toont ze zich niet in haar volle, overheerschende kracht, nog blijft ze verborgen, of komt slechts langzaam en karig te voorschijn: Hij zal nog L'Osteria del cattivo tempo (Milano, 1927), Qualche Cosa (Lanciano, 1932), Messico (Milano, 1932), et in Arcadia ego (Milano, 1937) moeten schrijven, vooraleer de poëzie zich harmonieus met de kunst versmelt en overheerscht. Niettemin vinden we in Pesci Rossi en in ieder zijner onderdeelen, zooals Visita a Chesterton, Cambridge, Il Giardina di Badda, enz., de eerste motieven der boeken Messico en et in Arcadia ego; zooals Centesimi e soldi' en E' nata una bambina con una rosa in mano de boodschap brengen van Cinque lire false, Corridos, Serenate, enz.
Op het einde van Pesci Rossi treedt Cecchi's roeping duidelijk aan het licht: hij is noch een novellist, noch een romanschrijver; zelfs geen criticus of wijsgeer; de roeping van den letterkundige vinden we bij hem niet. Maar hij is een kunstenaar die zijn verbondenheid voelt met de dingen en het leven rond hem zoodra hij door eenzame straten of buurten begint te dwalen, of wanneer hij in winkel of achterbuurtsche, gemeene café's, en ordinaire cinema's; of wanneer hij een gevangenis bezoekt of in een krankzinnigen gesticht, processies of goochelaars volgt, of verlaten steden en spelonken van voor den zondvloed, of onbegane wegen ontdekt. Een wijsgeer zou van zijn kunst zeggen dat ze theraclitisch is; anderzijds zou een zuiver letterkundige in hem zien den journalist bij uitnemendheid, altijd bereid om bergen en zeeën, stad, huizen en haven, orkesten en markten, musea en spelonken te intervieweeren, met mysterie, niet om de openbaring van een nieuwe politiek of van den vooruitgang der menschheid er uit te doen stralen, maar om de intiemste roerselen van het leven aan te teekenen, en op het spoor te komen der fondamenteele factors van het wezen in gedurige vervor- | |
| |
ming. Opdat zijn woord zou objectief worden, moet hij nieuwe onderwerpen vinden; opdat hij van top tot teen vibreeren zou, moet hij voor uitzonderlijke zaken en feiten komen te staan. In zulke gevallen laat hij zichzelf heelemaal gaan, legt zijne menschelijkheid bloot, en zijn beschrijvingen van plaatsen en personen is een allerverfijnst kneden van kleur en harmonie.
Zijn reisboeken en zijn schetsen analyseeren beteekent tegenover een ontdekkingsreiziger te staan, die de verborgen kanten van het leven opzoekt, en zich verheugt wanneer hij uitzonderingen aan de regelen van het heelal vindt. Cecchi, wiens kunst bestaat uit de meest beweeglijke vibraties, komt dan in beroering, wanneer hij een zekere onbeweeglijkheid der natuur en der beschaving ontmoet, voor dewelke de tijd, en om zoo te zeggen, ook de ruimte, in zekere maat, alle waarde verliezen. 't Zij in Creta of in Mexico, het heeft geen belang, stabiliteit is een al te groote uitzondering, en wanneer Cecchi dat bestatigt, trekt hij zich terug in zichzelf, mediteert en verteedert.
‘In zulke landen, zou ik zeggen, coëxisteeren het oude en het nieuwe in een simpele eenheid, die noch gestoord noch aangewakkerd werden door hetgeen wij, approximatief, een behoefte aan modern leven en cultuur zouden noemen. Het tegenwoordige heeft hier geen tijd. En daarom zijn zulke landen, in den grond, ook vreemd aan eigen antiquiteit en tradities. Omdat zij ze, met een vermoeid fatalisme, met een meer physische dan moreele getrouwheid, blijven voortleven en zich verlengen in den tijd. Wanneer ik iets dergelijks voor Mexico waarneem, dan vraag ik me af of er tusschen de volkeren die vervallen en de volken die herleven, er geen andere zijn, substantieel onbeweeglijk versteend.’
Vele bladzijden zou ik kunnen citeeren uit zijn reisverhalen naar Griekenland, waarin we teruggekeerd schijnen te zijn naar de tijden van Homeros en Plato, of beter, waarin het leven der hedendaagsche herders, nederigen, sjouwers, handelaars, der dieren, der grieksche wandelingen, zich vermengen met het leven van het volk van Candia, Athene, Delphes, Mycene, Amfissa, vier, vijf, acht en meer eeuwen vóór Chris- | |
| |
tus. En niet alleen worden de tijden gesynchroniseerd, maar insgelijks de ruimte, zoodat de vallei van Delphes gepaard gaat met die van Simbrivia in het Latium, en Florentië dochter wordt van Athene. Wilde ik de beschrijvende kracht van Cecchi verder bewijzen, zou ik kunnen overschrijven il marcata a Candia, of Campagna Cretese, of Tramonte, en ook nog Rondo di Gatti, la Tartaruga, of fragmenten uit Certi Educhini, Ciechini e Galeotti die op het land hun tent opslaan, gelijk aan beelden en beeldjes van schitterend brons of van gestreept, lichtend marmer.
En in Corsaal Tratta, waarvan het onderwerp bescheidener en intiemer is, wordt het ineensmelten van stof en uitdrukking gemakkelijker bereikt. Eenige fragmenten uit dit boek mogen vergeleken worden met sul ritratta d'una bambina malata waarin Cecchi in het ontwikkelen der rijke motieven hem door zulk portret ingegeven, Manzoni's sereniteit en kalmte vereenigt. Dikwijls is er slechts één fragment dat uitblinkt, al het overige is slechts min of meer schitterende versiering, een aanzetten of een omlijsting, maar dat één fragment staat vast, is homogeen, en slechts heel weinig kan er aan veranderd of afgedaan worden.
In Cortile zijn het de dienstvrouwen die zingen:
‘Eene is er die begint, heesch, valsch, en haar gezellinnen doen haar zwijgen. Maar plots zoo schijnbaar onbewust zet een ansere dezelfde voois aan, vergist zich, zwijgt, en herbegint. Een andere stem sluit zich aan. En van een ver terras, uit een lakenkraam, antwoordt er een derde. Jeugdige stemmen en oude stemmen, vermetelen en weifelende, met het accent van een of ander dialect: stemmen uit de bergen, stemmen van de kust, stemmen gelijk moeder ze gemaakt heeft, en stemmen naïef, artificieel, pretentieus. Op de binnenplaats, ontwikkelen zich zang en getater, groeien aan, met den rhythmus en de beweging van een koraal. Een koraal bestaande uit partijen waarvan noch de tonaliteit, noch de zin, met elkaar iets te doen hadden, maar toch wonderbaar samenpasten.
Zachter, gemurmeld, had de collectieve improvisatie iets
| |
| |
van het psalmadreeren van monniken, achter de traliën van het koor, in de donkere kerk van een klooster. Alleen zongen dezen achter traliën van kousen en bustedragers in artificieele zijden, op de staken der vensters op een koordje uitgehangen om te drogen. Het doet ook denken aan de klacht van jaloersche schoone die haar wraak in de gevangenis uitboet, en in liefde en wroeging haar kastijding vindt.
‘Het zijn vreeselijke dingen die ze zingen. Géén café-chantant-zangeres, die een auditorium uit een achterbuurt tot zulk een toppunt van ontroering kan brengen, geen enkele brutale café-chantant zangeres kon ooit de r's zoo wreed doen rollen, of de z's scherper doen sissen, als ik het nu hoor in het oude en altijd nieuwe: Straziami, ma di baci Saziam’ geponctueerd door zware slagen van strijkijzers. Erotische dynamiet. Of beter dan dynamiet misschien: uiterst opvliegend zwart buskruit, gemoedelijk gereedgemaakt in pakjes van oud papier door kousenbanden versterkt.
‘Doch de waarheid is, dat ze al deze vreeselijke dingen niet kunnen zingen, zonder dat ze op hun lippen gezond en onschadelijk worden. En ze worden onschadelijk, omdat de geest die ze opneemt en onthoudt in hun ernstige natuurlijkheid en fataliteit, onschuldig is, zonder beuzelachtige ondeugd of burgerlijke verzwakkingen. Een onschuld, een ernstigheid, dierlijk en heilig.’ (Corse al Trotto. blz. 13-14.)
De kunst wordt hier doeltreffend door eenvoudige middelen: het is alsof we ze ook hoorden, die stemmen die van binnenplaats tot binnenplaats zingen; ze vervolgen ons wanneer we in huis zijn. Uit iedere poort dringt tot ons een van die stemmen die met andere en nog andere chorus vormen, en zwijgen wanneer een ander begint, op zulke wijze dat het ons voorkomt alsof de heele stad een zang van dienstvrouwen was. En Cecchi, al zegt hij het niet, moet kilometrische lengten van dien famelieken zang in de ooren gehad hebben, zoodat hij zich, gewaarwordend dat de zaak ernstig zou kunnen worden, tot de patroons wendde, met een ondeugenden glimlach en een godzalig uiterlijk, om ze te verzoeken zich menschelijk te toonen:
‘Beste Heeren en Bazen, ik bid u, niet ongeduldig te wor- | |
| |
den wegens de arme dienstvrouwen die in deze zware namiddagen uit de vensters der binnenpleinen hangen. Denkt er aan dat deze vensters een weinig voor hen als een podium in de Scala of in het Opera zijn, en deze zangen als hun Tristan, hun aria's en adagio's van Mozart zijn; ze zijn hun poëzie, de veiligheidsklep voor hun kleine of groote dwaasheid, ze zijn hun vrijheid. Hebt medelijden met de dienstvrouwen die zingen. Zoo zongen in verrukking, de dochters der patriarken aan de bron, de priesteressen in het maanbelicht woud. Met dezen gloed, deze godsdienstige en komische drift, zal ooit nog iemand binnen de muren der stad, behalve de arme dienstvrouwen, nog kunnen zingen.’ (Id. blz. 15.)
Dit golvend, herhalend proza, aan den zang dien het beschrijven wil gelijk, wordt bij Cecchi bezadigd, streng, symbolisch, wanneer het de kosmische waarde van een element uitdrukken moet. In zekere gevallen is dit element de wijn die, door ouderlingen in de zaal van een oude herberg voor den Latium gedronken, voorkomt als het voltrekken van een ritus:
‘Men voelde dat dit tikkeltje wijn voor hen, in iedere molecuul, als goud zoo kostbaar was. Dat ze, gierig lepperend, met iets elementairs in aanraking stonden; ernstig en vol beteekenis zooals alle elementaire dingen. Het geschiedde met aandacht, met waardigheid, en ik dacht dat ik nooit geleerder academie had gezien. Uit schilderachtig oogpunt: de ruimte der zaal, de hoogte van het gewelf, de tegenstellingen van het chiaroscuro, de strengheid der typen, maakten ervan een soort Tintoretti's Avondmaal; ook een feestmaal, zoo ingetogen waren ze, doch zonder eenige opgeschroefdheid in houding of gebaar.’ (Corse al Teratti. blz. 19.)
Feitelijk contrasteert het Tintorettodsche feestmaal klaarblijkelijk met de onbeweeglijkheid der wezens, de traagheid der bewegingen van deze drinkers, die over hunnen godendrank mediteeren. Het ruim lokaal met in 't midden de lange tafels, de kruiken, de amfora's, de bekers, de lichten, kunnen ons wel doen denken aan een ‘Heilig Avondmaal’ of op een ‘Bruiloft van Cana’ van Tintoretti; maar in Cecchi's stuk, versmelt dat zich niet met de Cézannésche onbeweeglijk- | |
| |
heid der drinkers, indien ik me zoo uitdrukken mag, en aldus komt er een scheiding, die het eerste deel wel niet bederft, maar het tweede er alleen van losmaakt.
Integendeel reikt Cecchi tot volkomen harmonie, wanneer hij snelle bewegingen, elasticiteit, fantastische kronkelingen, doorzichtigheid en klaarte moet teekenen of schilderen. Zijn taal wordt dan als een zucht zoo licht, zijn beelden allergevoeligst. Hier de twee trapezisten.
‘Drie of vier duizend toeschouwers, hielden ze onder het brandpunt van hun tooneelkijkers. En rond de circuskoepel, aan een groote lens gelijk, spartelden ze, wit wit, alleen alleen, allerschoonst en ongelooflijk; gelijk visschen die, achter een aquariumglas, duizenden mijlen ver schijnen te zwemmen, naar de andere helling van het leven. Twee trapezisten; twee schepselen die beginnen te bestaan, waar de anderen zouden beginnen te sterven.
Soms zou men echt gezegd hebben dat er ginder boven iets gebeuren ging, men wist niet goed wat, buiten de nummers van het programma. De menschen weerhielden hun adem, en de dames, gevoeliger, grepen de handen van degene die ze vergezelden; het scheen of het daarboven eindigen moest met een tweegevecht, met een kus, in een apotheose, of met een gevleugelde vlucht uit het laatste breede raam op de sterren geopend; een vlucht die, in de gescheurde lucht een ontastbaar lichtspoor zou achterlaten.
Maar de meest geweldige stooten en botsingen losten zich op in uiterst elegante kadans en lenige gebaren der ledematen, in een Japansch, Batticelliaansch voltigeeren. Het publiek juichte, tierde, uitgeput. En die daar, nooit verzadigd om te herbeginnen. Van de tegenovergestelde polen van den cirkus, trokken ze malkander als den bliksem aan. Of ze veinsden zich te zoeken en te ontwijken, met lange golvende bewegingen als van magneetnaalden. Gelijk aan de valken die er niet kunnen toe besluiten neer te dalen.’ (Corse al Trotti. blz. 187.)
De poëzie van deze twee wezens, zwevend in het oneindige, altijd in levensgevaar, en met hun lichaam heerlijke spoedig fantastische figuren beschrijvend in de lucht, wordt met
| |
| |
vasten trek weergegeven. In deze geliefde onderwerpen slaagt Cecchi wonderbaar, zooals hij ons op wondere wijze het bewegen weergeeft van Domèra, de merrie, ‘lief en wreed, van fabelachtige elegantie en met iets volksch terzelfdertijd’, die hij als knaap beminde, toen hij ze loopen zag en al de schoonste prijzen behalen. En fijn kunstenaar toont zich Cecchi wanneer hij over den pottenbakker van Vietri schrijft: glaswerk en vazen zijn vaak behandelde onderwerpen in alle letterkunden en leenen zich tot woordenpraal; maar hij ontwijkt het gevaar, dank aan een aanschouwelijke periode, die op levendige wijze den innerlijken schok weergeeft dien we voelen bij d esnelle bewegingen waarmee de pottenbakker aan de potaarde altijd nieuwe vormen geeft, en in de beweging het scheppend gebaar bijna vastlegt.
We moeten hem insgelijks volgen wanneer hij ons naar het krankzinnigengesticht van Arezzo, naar de gevangenis van Aversa en het verbeteringshuis van Aïrolo leidt. Een machtige stof, maar hoe kiesch te behandelen voor den kunstenaar. Uiterst gemakkelijk komt hij in gevaar leeg en prekerig te worden, en alleen bij het uiterlijke der waargenomen wezens te blijven staan. Maar bij Cecchi is het anders gelegen: de zin der menschelijkheid geeft hem kracht en fijnheid; nederig kijkt hij naar deze misdeelden, en bekent dat hij een zondaar is, die het kwaad in de wereld aangewakkerd en doen groeien heeft, en dus ook hun zonde; hetgeen hem toelaat die zoo geheimzinnige en zoo ongelukkige levens, met ontroering voor te stellen.
Ook zijn herinneringen uit kinderjaren en jeugd worden aanschouwelijk: eenigen zijn met een lichte melancholie omhuld, over anderen zweeft een lente-glimlach. In onzen geest nemen de minnaars zooals de Dottore plaats nevens den Maëstro uit de Pesci Rossi, waarvan ze het pathetieke herhalen. De grillige, de hooggekleurde, de ironische, behelzen altijd een zekere bitterheid, zooals het komt als men denkt op een schoonen, voor altijd voorbijen tijd. Maar Cecchi's melancholie verandert ook tot gevoel en liefelijk verlangen: bijvoorbeeld, op dien avond, toen hij een opera van Verdi op de Piazza della Signoria, te Florentië, had gehoord, en
| |
| |
daarna zijn aandacht op de naïaden die Biancone's bekken omringen, concentreert. Naïaden die hij, als knaap, beminde en nevens een derwelke hij zijn eerste muzikale ingeving kreeg. Naïaden die zijn ideaal van vrouwelijke schoonheid verbeeldden; ideaal aan hetwelk hij, wanneer hij er op nadacht, altijd getrouw was gebleven, al was het zooveel jaren geleden. Toen hij ze terugzag drong een soort subtiele bedwelming in hem en aan een van hen, aan degene die het dichtst bij zijn hart was, wilde hij een votieve opdracht brengen:
‘De laatste akkoorden stierven uit, en hoog boven de menschen die zich droomend weghaastten, ontwaarde ik het hoofdje van een mijner naïaden, tegen de duisternis der plaats teekenend. Hoe graag zou ik haar een stille hulde gebracht hebben. Hoe schoon zou ze geweest zijn, dacht ik, in den koelen nacht, met een diadeem van gardenia's gekroond; doch rond mij vond ik niets anders te koopen dan de laatste edities der dagbladen en de laatste ijsgeleien.’ (Corso al Tratto. blz. 193.)
Maar kon Cecchi het gepaste geschenk slechts in gedachte aanbieden, kunnen wij, in onze gedachte de schoone naïade van de gardenia scheiden; door deze kleine kroon die met de nacht gemengd een melkwit-licht uitstraalt, op haar hoofd, zien wij ze op de voortaan eenzame plaats, meer dan al de andere uitkomen. Zoo kunnen we ons een idee vormen van Cecchi's kunst en schrijfwijze. Veel zou ik nog kunnen citeeren van deze fundamenteele vingerwijzingen te verrijken, maar de lezer, die zijn werk leest zal dit met meer vrucht doen. De kunst van Cecchi is uitzonderlijk geraffineerd en bekleedt een vooraanstaande plaats in de huidige Italiaansche letterkunde. Veel van de Fransche literatuur, zoowel als van de Engelsche of van de Amerikaansche kan men er in terugvinden, maar welke kunst op de wereld kan er zich heden op beroemen heelemaal oorspronkelijk te zijn? Ik zou zelfs zeggen dat het voor den kunstenaar van nu, een ernstige behoefte wordt, een vorming te zoeken in het bestudeeren der wereldkunst en des te grooter worden zal, naarmate hij meer kennis in zich opneemt. De schrijver die zich in de eigen letterkunde
| |
| |
als in een vesting opsluit, loopt gevaar zich te anemieeren; het is, integendeel, noodzakelijk dat hij zich in contact stelt met al het beste dat in de wereld wordt voortgebracht, en het zoo diep mogelijk in hem zou laten dringen. Dat heeft Cecchi gedaan, dat doet hij nog. En daaraan is het te wijten dat wij, als wij hem lezen, ons niet in een enge of provinciale wereld bevinden, maar aan het universeele leven deelnemen.
Bibliografische nota. - Met dit essay, was het mijn doel Emilia Cecchi als kunstenaar te bestudeeren: er zou echter over hem nog kunnen geschreven worden als vertaler, als criticus en als kunstgeschiedkundige; ik hoop het bij gelegenheid te kunnen doen. Voor het gemak van den lezer wil ik hier de werken van Emilia Cecchi, waarover ik in mijn artikel niet sprak, citeeren: Note d'Arte a Valle Giulia (Roma 1911); La Poesia di G. Pascoli (Napoli 1912); Studii Critici (Ancoua 1912); Pittura Italiana dell' Ottocento (Roma 1926, 2 ed. Milano 1937); Trecentiste Senesi (Roma 1928); Pietro Lorenzetti (Milano 1930); Scrittore Inglesi e Americani (Lanciano 1936); Giotto (Mabano 1937), I Trecentisti werden in 't Engelsch vertaald, en Giotto gaat in 't Fransch verschijnen. Er bestaat een fransche keus van Cecchi's schriften: Poissons Rouges, traduit et introd. par Jean Chujeville. Coll. ‘Les Essais’ Ed. Gallimard, N.R.F., blz. 256, 1936).
In 't Italiaansch heeft hij vertaald: P.B. SHELLEY: Difesa della Poesia (Lanciato 1911); LEIBNITZ: Nuovi Saggi sull' Intelletto Umano (Bari 1911); CHESTERTON: Le Aventure d'un uomo vivo (Milano 193); BERENSON: I Pitturi Italiano del Rinasciamento (Milano 1936).
|
|