| |
| |
| |
[1937/11]
De Spaansche gebroeders
Drama in drie bedrijven
door Gerard Walschap
(Vervolg)
Tweede bedrijf
(Een stuk geschoten boerenhuisje. Aan de wanden enkele geschonden en gave heiligenprenten. Een paar geweren en ransels. Het mobilier bestaat uit een wit houten tafel, een rudimentaire bank op vier pikkels en twee manke biezen stoelen. Op de bank achter de tafel zitten Alonso en Pelayo in luitenantsuniform. Voor hen staat de krijgsgevangene Moreno tusschen twee soldaten. Buiten nu en dan geweerschoten.)
| |
Eerste tooneel
luitenant pelayo, alonso, moreno, twee soldaten
Dus je hebt ons niets te vertellen. Je weet niet met hoevelen jullie zijn, waar jullie liggen en niet liggen, of jullie vermoeid zijn of niet, goed gevoed worden of niet, wapens en munitie hebben, hoeveel kanonnen en mitrailleuzen, je weet niets.
Maar je weet, dat we je fusiljeeren en dat je leven gespaard blijft als je spreekt. Daarover heb je nagedacht.
We vragen je slechts een kleinen dienst. Als we weten wat jij ons zou kunnen zeggen, hebben we jullie nog niet overwonnen; dat moeten we toch zelf doen, dat doe jij niet.
| |
| |
Ik wel. Of je spreekt of zwijgt, jullie moeten eraan,
(Moreno grinnikt.)
of je lacht of jankt, jullie moeten eraan, zeg ik.
Een beetje gespraakzamer of ik zal andere middelen gebruiken, versta je dat?
Inquisitie, folterbank, heel goed versta ik dat. Ga je gang maar.
Onzen gang gaan we toch, Moreno, maar jij moest niet den held uithangen. Zeg wat je weet.
Ik meen het goed met je. Je bent Spanjaard te goeder trouw en volgens mij alleen het slachtoffer van ophitserij. Jij wordt een degelijk element voor ons regiem.
(Moreno schatert.)
Heusch waar, ik wil je redden. Waarom wil je me niet gelooven? Misschien weten we al wat jij ons kunt vertellen. We hebben toch spionnen en fotos van uit vliegtuigen gemaakt. Waarschijnlijk doe je je vrienden dus geen nadeel. Denk nog eens na.
(staat op, nadert Moreno, revolver in de hand).
Je hebt zes kinderen, het kleinste is veertien dagen oud. Zonder jou zullen ze van honger kreveeren.
(Houdt hem revolver voor de borst.)
En je hebt juist een minuut tijd om te spreken.
(Poos. Alonso komt naast Pelayo staan.)
Juist tijd genoeg om te zeggen: hij
(Bedoelt Alonso.)
is een fatsoenlijk man, maar jij bent een smeerlap.
(Alonso heeft Pelayo's gewapenden arm weggetrokken.)
Ons beleedigen kun jij niet, Moreno. En je gedragen als soldaat ook niet. Weg met hem. De volgende.
(Soldaten brengen Moreno buiten.)
Jij weet beter dan ik, hoe men krijgsgevangenen onderhoort.
Ik weet dat men iemand, die ontwapend is en zich niet meer kan verdedigen, niet zoo maar neerschiet.
Dacht je heusch dat ik dat ging doen?
Ik denk dat jij niets geeft om een menschenleven.
Dat moest je nu en dan toch eens doen.
| |
| |
Ik ben beroepsofficier, jij civiel.
Ik voel mij een struikroover.
Het begin van een burgeroorlog is altijd guerilla.
Ik ben thuis vertrokken om het vaderland te verdedigen. Ik heb nog niets gedaan of gezien dan branden en moorden. Het verschil is dat ik het doe en jij niet.
Och, ik doe hetzelfde als jij, ik moet me dus ook schamen.
Wat stel jij je van een oorlog wel voor?
Toch iets ridderlijks. Wij plunderen huizen leeg. De, soldaten moeten eten, de bevoorrading is nog niet ingericht, ik weet het. Maar toch! We hebben gisteren een gehucht platgebrand. Ik kon niet te weten komen wie het gedaan heeft en waarom, waarom. Wij verbieden zulke dingen, maar ze gebeuren. Ik vind overal lijken van burgers, vrouwen, krijgsgevangenen. Er zijn er bij die zoo maar afgemaakt zijn. Waarom? Door wie?
Als iemand je aanvalt, ga jij dan eerst aan het hoofdkwartier vragen of je hem moogt neerleggen?
(Poos.)
En als je hem neergelegd hebt, kun je dan nog bewijzen dat hij je aangevallen heeft?
Er wordt gebrand en gemoord zonder reden, Pelayo. Als jij Moreno daareven neergeschoten hadt en ik had gezwegen, geen haan zou er naar gekraaid hebben.
Dat hoeft ook niet; niet de moeite waard.
Weet je wat mij hindert? Dat jij je in dit alles in je element voelt. Jij denkt alleen aan terrein winnen, vooruit komen.
Stelen, branden, moorden, je verbiedt het wel, maar het laat je onverschillig. Een leven heeft voor jou geen waarde.
Dat van de Morenos niet de minste. Maar weet je wat jij moest doen? In het leger des heils gaan en mij je sermoenen sparen. Ik ga ons aanvalplan voor morgen instudeeren. Speel jij maar alleen biechtvader met de twee die nog moeten verschijnen.
We hebben er dertien ondervraagd. Er waren er vijftien. Vijftien min dertien is twee.
(Slaat de deur hard achter zich dicht.)
| |
| |
| |
Tweede tooneel
alonso, garcia
(De twee soldaten leiden Garcia binnen.)
Vicente Garcia?
(Garcia knikt.)
Laat ons alleen.
(De soldaten trekken zich terug. Alonso neemt zijn revolver en komt van achter de tafel.)
Is dat noodig? Doe je dat voor mij?
(maakt een gebaar van: laat dus rusten).
Ik wist niet dat jij aan genen kant was... Vicente.
Ik wist ook niet dat jij aan dezen kant was, Alonso. Wat deed je sinds we samen geboemeld hebben na ons uitgangsexamen? En vóór dat deze geschiedenis begon?
Dadelijk een plaats gekregen aan de spoorwegen.
Wel verdraaid en ik ook. Er waren zes ingenieursplaatsen te begeven, jij hebt er dus ook eene van gekregen? Hoe is het nu mogelijk dat ik dat niet geweten heb en jij ook niet. Wel verdomme! Ben jij getrouwd?
(haalt een foto uit zijn binnenzak en geeft hem die).
Kijk eens.
Heb je haar toch getrouwd? Is ze nu advokaat?
Nog veel meer.
(Reikt hem een andere foto.)
Jaja, jongen, als je trouwt mag je je daaraan verwachten. Niet zelden komt er een kind van voort. Mooie vrouw eh? En die kleine is zoo lief, zeg. Je moet ons eens komen bezoeken. Dolorès zal ook blij zijn je terug te zien. Hier is mijn adres.
(Hij geeft hem een visietkaartje.)
In den zomer kom je ons opzoeken, als dat allemaal achter den rug is en we rooken de vredespijp. Jullie kunnen het toch niet houden hoor.
(Alonso spotlacht.)
Nu, we zullen niet over politiek spreken, we zien wat daar van voortkomt. Ik woon nogal mooi, al zeg ik het zelf, je moet absoluut eens komen. En ik ben blij ook, kerel, je hier te vinden! Ik dacht al, ze brengen mij bij een sabelsleeper, ik zal natuurlijk mijn mond niet kunnen houden en wat dan? Want
| |
| |
dat canaille is tot alles in staat.
(Een schot zeer dichtbij.)
Daar! Hoor maar eens!
(Poos.)
Waarom ben je niet thuis gebleven, als je vrouw en kind hebt?
Ja Alonso, maar ten eerste je kent me en ten tweede ik was in jullie gebied. Dus, vroeg of laat zouden jullie me toch opgeëischt hebben en tegen mijn vrienden vechten, dat kon ik niet doen. Maar had ik aan den anderen kant gewoond, dan had ik gewacht tot ze mij uitdrukkelijk opeischten. Ik ben niet van de kalmsten, maar als je dát moet verlaten jongen
(Gebaar naar de fotos.)
denk je meer dan twee keeren na, dat zeg ik je.
Je bent uit ons gebied gevlucht en je bent officier. Weet je wel welke straf daar op staat?
Wel, dat zei me daar een kameraad. Fusiljeeren! Ik heb eens gelachen, maar Alonso, rechtuit, dat was al wat ik kon. Ik kon geen woord uitbrengen; het was of ze me de keel toenepen. Je kunt dus wel denken... je bent altijd een goede kameraad geweest, we hebben honderden keeren samen plezier gemaakt en de beest uitgehangen, ik heb je dus altijd graag zien komen, maar nooit zoo graag als nu, dat begrijp je wel. Zeg, het is toch niet waar van dat fusiljeeren?
(Poos. Alonso met de oogen naar den grond knikt.)
Jongen, dan redt jij me dus het leven! God hemelsche deugd, ik word nu maar eerst bang, nu ik gered ben!
(Lacht zenuwachtig.)
Neen, 't is niet waar, he? Dat kan toch niet, zeg?
(Poos. Alonso knikt.)
Dus jij zou me eigenlijk, volgens het reglement, waarop je als officier gezworen hebt, ter dood moeten veroordeelen? Jij mij? En die dertien, die al bij je geweest zijn, heb jij die ter dood veroordeeld? Maar wat is dat, Alonso, wat wij gedaan hebben, wat is die burgeroorlog? Heb jij daar al eens over nagedacht? Dat jij en ik... dat wij mekaar... zeg, dat jij en ik mekaar...
(de hand aan den revolver.)
Kom niet te dicht bij me!
(deinst vol ontzetting).
Dacht jij hetzelfde? Het zou genoeg zijn dat ik ook een revolver had, om in angst voor mijn leven het hoofd te verliezen en mijn besten studiemakker neer te schieten. En jij dacht ook zoo iets. Is het niet waar?
(Met de linkerhand voor de oogen, de rechter uitgestoken, in een snik.)
Alonso, vriend, geef me de hand. Dit is een ijlkoorts, een droom. Geef
| |
| |
me de hand. Zes jaar lang zijn we meer dan broers voor elkaar geweest. Geef me de hand.
(Alonso nadert hem gebogenhoofds. Zij drukken elkaar de hand. Garcia lacht zenuwachtig, gerustgesteld, maar wordt dadelijk weer angstig.)
Zeg, je hebt toch wel invloed genoeg hier? Als ze mij voor een anderen krijgsraad brengen, kun jij dan?...
Je komt nog voor den krijgsraad.
Wat moest ik dan hier bij jou komen doen?
Ik moet je inlichtingen vragen over jullie posities, daar op den heuvel. Daarmee kun je je leven redden.
Vraag jij me mijn makkers te verraden?
Hou toch je mond. We zijn hier niet om met groote woorden te spelen, hoor, of met fijne gevoelens. Het is oorlog.
Goed, maar wil dat zeggen...
Dat wil zeggen... Kun jij je niet voorstellen wat er in je zou omgaan als ze mij voor jou brachten?
Alonso, als ik mij dat goed voorgesteld had...
(woest).
En heb ik het mij voorgesteld?
Wat gaan we nu doen, zeg?
Jij? Jij gaat niets doen. En ik schrijf op dat je mijn beste studievriend bent, dat je liever thuis zou gebleven zijn en dat je alleen maar gevlucht bent om niet gedwongen te worden tegen je partij te strijden.
(Schrijft.)
Maar dan zullen ze zeggen...
Ze zullen niets zeggen. Jullie schieten misschien weerlooze krijgsgevangenen neer, wij niet.
(Schrijft.)
Wij immers ook niet, waarom zeg je dat nou?
In alle geval, ik ben hier om voor een idee te strijden, niet om te moorden.
(Schrijft.)
Zeg je dat om je zelf te overtuigen? Ik immers ook.
Dat weet ik, zanik daar niet over.
Wind je niet op. Is het al niet gruwelijk genoeg. Wat kwelt je eigenlijk?
Maar niets. En juist omdat het gruwelijk is... och kom. Luister, ik sta borg voor je, Garcia. Hoor je, ik sta borg voor je leven. Ik verbind me tegenover Dolorès en je kind.
| |
| |
Alonso, luister jij ook. Jullie winnen het niet.
(Alonso lacht.)
Lach niet en maak je ook niet boos. Maar jullie winnen het niet, jongen. Welnu, enfin het is overbodig, je dat te zeggen en ik zou het ook doen zonder je woord van daareven, maar dan sta ik ook borg voor jou.
(Hij grijpt met beide handen, Alonso's hand.)
Ik dank je makker, in naam van Dolorès en ons kind.
| |
Derde tooneel
alonso, pelayo, concepcion
(Terwijl Alonso en Garcia hand in hand staan, verschijnt Pelayo links. Zijn uitdrukking zegt voldoende wat hij over die familiariteit denkt. Alonso gaat naar de deur rechts, opent ze. De wacht treedt binnen en leidt Garcia weg.)
Je moeder is aangekomen, Hernandez.
Mijn moéder? Mijn moéder? Niet mogelijk. Waar is ze?
Ga je naar haar toe, of...
(buiten).
Alonso, Alonso.
(Pelayo, die met zijn rug tegen de deur staat wordt met kracht weggeduwd en daar staat Concepcion, draagster van een groot pak in bruin papier en een even groot valies.)
Ik moet niet aangemeld worden, kapitein.
Concepcion! Lieve, beste Concepcion!
(Lacht.)
Hoe gaat het? Wat kom je doen? Hoe ben je hier geraakt? Lieve hemel, hoe ben jij eigenlijk hier geraakt, zeg, dat vraag ik mij af. Je bent hier op de voorposten, weet je dat? Het is toch niet mogelijk, dat men je doorgelaten heeft.
(Concepcion, zeer verstrooid, blijft met onbewogen gezicht rondkijken waar zij eene vracht deponeeren zal.)
(Laat hem slechts het pak afnemen, waarnaar zij wijst als zij tot Alonso zegt:)
Dat is voor u.
Dank je Concepcion, dank je, wat is dat allemaal?
(tot Pelayo, die ook het valies wil afnemen).
Neen, dit heb ik nog noodig, kolonel.
(Pelayo af.)
Lieve, allerliefste Concepcion, ik kan je niet zeggen hoe
| |
| |
blij je mij maakt met je bezoek.
(Zijn stem begint te trillen.)
Hoe blij... hoe gaat het... met mama?
Plots, heel spontaan neemt hij haar in zijn armen, kust haar, wendt zich af en zet een paar ferme stappen naar het voorplan om zijn ontroering meester te worden.)
Dat noem ik nu eens een verrassing.
(Lacht.)
Je kijkt weer, Concepcion, zooals thuis als we tien man op souper krijgen en je niets in huis hebt en er nog niets klaar is en je bevelen uitdeelt aan ons allemaal.
Er ligt daar een jongen dood.
Er liggen hier zooveel jongens dood, lief kind. Nog niet gewoon dooden te zien.
Geen stappen van de deur. Dat heb jij toch niet gedaan?
Geen tien stappen van de deur. Dat heb jij toch niet is het? Ik zag het, hij dierf mij niet aankijken.
Welneen. Die jongen is getroffen door een verloren kogel.
Er wordt geschoten van ginder
(Wisjt rechts.)
en hij stond achter het huis.
(Alonso plots af, deur links. Concepcion blijft stram met neergeslagen oogen bij haar valies staan. Alonso komt diep verslagen terug. Poos.)
Een zekere Moreno. Ik heb hem daareven nog ondervraagd.
Denk jij nu niet aan Carlos?
(Vertwijfeld gebaar van Alonso.)
Die bruut die hem neergeschoten heeft, is dat een baas van je, of staat die onder jou?
Wien bedoel je? De officier die je binnengebracht heeft?
(Concepcion knikt.)
Noch boven noch onder. We zijn allebei luitenant. Maar heb jij gezién dat hij het gedaan heeft?
Hoef ik niet te zien. Dat zie ik zoo. Hij heeft het gedaan.
Luister nu eens, Concepcion. Toen we klein waren en we logen, zag jij een zwart kruisje op ons voorhoofd. Als er roodekool was, - waar we de dood van haalden -, zag jij aan onze tong dat we erg ziek zouden worden als we ze niet aten.
| |
| |
Zoo zie jij altijd van alles, maar heb jij, vijf minuten geleden gezien, echt gezien, met die twee goede, trouwe moederlijke oogen van je gezien, wat wij noemen gezien, dat luitenant Pelayo den krijgsgevangene Moreno neergeschoten heeft?
Jij hebt twee goede oogen, en jij ziet niets; ik moet een bril opzetten om kousen te stoppen, maar ik zie alles.
Concepcionneke toch, heb je 't...
Neen, ik heb het niet gezien, maar hij heeft het gedaan. Roep hem, ja roep hem. En als hij het durft afstrijden, krijgt hij met mij te doen.
(Poos.)
Wel, roep je hem niet?
(Poos.)
Moest jij daarvoor van je moeder wegloopen? Om arme jongens, die eerlijk voor hun land gevochten hebben, als ze ontwapend zijn en niets meer kunnen doen, stilletjes langs achter een revolver op hun nek te zetten?
Ik heb het toch niet gedaan.
Begin niet zooals thuis. Ik zal dat geval ophelderen.
En den jongen zeker ook weer levend maken?
Als Carlos zoo voor je gebracht werd, wat zou je dàn doen?
(Ongeduldig gebaar van Alonso. Concepcion heftig.)
Die jongen is Carlos, hij heeft ook een moeder, of een vrouw, of kinderen. En al had hij niets, hij heeft zooveel recht op het leven als jullie. Had ik dat geweten toen ik voor het eerst bij jullie gebracht werd, dat jullie dit zouden doen...
Jaja! Dan zou je juist dezelfde Concepcion geworden zijn, die je nu geweest bent.
Wat! Dan had ik jullie in de kussens versmacht.
(Opeens schreiend en toch zakelijk.)
Dat pak daar is voor jou. Deze valies zal ik zelf naar Carlos brengen.
Naar Carlos? Dwars door het front?
(Lacht.)
Waarom niet? Wie zal mij iets doen?
Maar lieve Concepcion toch. Je zult geen drie stappen zetten of ze schieten je neer.
Zoo? Dat moest er eens een riskeeren.
(Alonso lacht hartelijk. Concepcion vertrekt geen spier.)
Ik moet naar Carlos toe en dat zal niemand mij beletten.
We zullen daar straks over spreken.
| |
| |
Je zegt dat het niet gaat, dan moet je er niet over spreken.
Het gaat, maar hier niet, begrijp dat nu eens.
Als het elders gaat, gaat het hier ook. Ik moet naar Carlos toe.
(lacht).
Ik zeg je, het gààt hier niet. Hier liggen we in loopgraven tegenover mekaar. Maar het front is over de honderd kilometer lang en de oorlog is pas begonnen. Je kunt er dus nog overal door. Gemakkelijk. We zullen dat straks...
Straks? Ik moet dadelijk voort, Alonso, ik kan niet wachten.
(bijna vroolijk).
Luister eens. Thuis ben jij baas, maar je bent hier niet thuis en van oorlogen heb jij geen verstand.
Allemaal complimenten; ik moet naar Carlos toe.
En ik moet eerst een krijgsgevangene een verhoor afnemen, dan met een collega nog een en ander bespreken voor morgen en dan...
En voor mij heb je geen tijd. Dat is mooi, dat is vriendelijk.
Neen, dat is jammer, lief kind. Alles samen kan het wel een uurtje duren, maar dan is al mijn tijd voor jou. Dan ga ik op zoek naar een soldaat die de streek kent, dan neem ik inlichtingen over de ongevaarlijke plaatsen, de soldaat zal je in burger begeleiden en...
Dat gaat niet, ik kan niet wachten.
Een klein uurtje, mevrouw Hernandez.
Dan is het avond. Gaat niet.
En toch zal mevrouw Hernandez een klein uurtje moeten wachten.
(Hij loodst haar naar de deur links, zij neemt haar valies mee.)
Zeg me eerst nog gauw hoe het met de andere mevrouw Hernandez gaat.
Mama is op weg naar hier.
Hemeltje lief, de heele familie is op komst. Met Mario zeker?
De heele stad is gebombardeerd. Van ons huis staat niets meer recht. Mario is dood.
| |
| |
En mama ook. Zeg het maar gauw. Mama ook. Ik weet het. Ik wist niet wat ik aan je zag, nu begrijp ik het. Zeg het gauw. Mama ligt ook onder de puinen.
(Hij grijpt haar bij de schouders.)
Zeg het Concepcion, ik weet het!
(Hij loopt door de kamer, de handen wringend.)
Moesje. Moesje.
Het is 's nachts gebeurd. Mama was 's avonds tevoren vertrokken.
Je liegt, want Mario is onder de puinen gebleven en Mama reisde nooit alleen.
Voor éénen keer, is mama alleen vertrokken.
Je liegt, zeg ik je. In vredestijd moest een van ons of Mario altijd mee. En nu er werkelijk gevaar is zou mama alleen vertrokken zijn. Je maakt mij niets wijs. Mama is ook dood. Zeg het, Concepcion, zeg het, zeg het.
(Aan haar schouder.)
Zeg: Ja Alonso, ja, mama ook.
Neen, Alonso, neen, mama leeft. Ik zweer het bij mijn zielezaligheid. En je zult het zien. Vanavond komt ze. Ten allerlaatste morgen vroeg. Ik maak je niets wijs. Mama is vertrokken om aan kolonel Rodriguez, den bevelhebber van jou front, dat is een oude vriend van de familie, dat weet je wel, een vrijgeleide te vragen. We hadden niets meer gehoord van Carlos. Verleden week had hij geschreven: ‘Mama, ik ga nu wat meer naar voren’. Naar het front natuurlijk, zooals jij. Daarna niets meer. Mama was erg neurastheniek. Toen zei Mario, om haar gerust te stellen, dat er niets meer kón komen, dat alle verbindingen afgesneden waren. Toen hebben wij mama aangeraden naar het buitenland te gaan, omdat ze daar nieuws zou krijgen van jullie beiden. Wij zouden op het huis passen. Mama vertrok 's middags.
Bij mijn zielezaligheid.
(Poos.)
(zacht).
Hoe is die goede Mario gestorven?
(met een snik).
Zwijg. Dàt pak is dus voor jou. Het is alles wat ik van jou nog gevonden heb. En als mama komt zeg je, dat ze niet naar het buitenland moet gaan, dat ik bij Carlos ben en dat zij bij jou kan blijven.
| |
| |
Jij bij Carlos, dat gààt niet, Concepcion, geloof me nu toch, tenminste nu en hier niet.
Jij zult me zeker zeggen wat gaat en niet gaat. Wij zijn twee moeders, die ieder voor een jongen te zorgen hebben. We hebben niet kunnen beletten dat jullie wegliepen, maar jullie zullen ons ook niet beletten er bij te zijn als een ons noodig heeft.
Jij kunt niet naar Carlos, uitgesloten, maar we zullen alles bespreken, vanavond met mama...
Jaja, doe jij maar je werk...
(Zij sluit de deur voor zijn neus, hij staat daar, weet niet meer wat doen, herinnert zich den vijftienden krijgsgevangene, gaat naar deur rechts, maar Pelayo treedt binnen deur links.)
| |
Vierde tooneel
alonso, pelayo
Ik wou je vragen het met nummer 15 speciaal kort te maken.
Ik wou je vragen wie Moreno neergeschoten heeft.
Verzet gepleegd. Adjudant Lopez naar de keel gesprongen.
Ik wil niet, Pelayo, dat dit gebeurt met mijn vriend Garcia.
En ik wil geen bevelen van je krijgen, Hernandez.
Van het hoofdkwartier toch wel. Welnu, daar dien ik klacht in over den moord op Moreno. Voor Garcia's leven sta ik borg.
Wie is Garcia, ik ken hem niet eens.
Nummer 14 van het transport.
O die! Je hebt hem daareven bijna omhelsd. En voor zijn leven sta jij borg. Met wat?
Met alles. En tegenover zijn vrouw en kind.
Luister eens, want er zijn sommige elementaire dingen die jij nog niet begrijpt. In een gewonen oorlog geeft men de krijgsgevangenen koolraapsoep. Als het gedaan is zet men ze over de grenzen en ziet men ze nooit meer terug. Maar als men in een burgeroorlog de krijgsgevangenen voedt en rust geeft, zijn ze
| |
| |
precies in form om te herbeginnen zoodra je ze loslaat. Wij moeten er de kopstukken van tusschen uit schieten, op het front zelf of erachter. Dat is toch doodgewone logica.
Een intellectueel, weerhouden door vrouw en kind en er toch van den eersten dag bij, is dat geen kopstuk.
En wat ànders? Als ik je te pakken kreeg
(Gebaar van schieten.)
dadelijk. Kopstuk, pif, paf.
En wij beroemen er ons op de krijgsgevangenen goed te behandelen.
Omdat dat goeden indruk maakt op het buitenland, op eigen volk en vooral aan den overkant.
(Lacht.)
Daarom strooien we tweemaal per week biljetten: ‘Geeft u over! Wij waarborgen uw leven en veiligheid’.
Kortom, wij zijn in plat Spaansch meineedigen.
Groote God, wat nog meer? Het is oorlog.
En dan is alles toegelaten.
We moeten winnen, dat is klaar! En er staat toch niet dat we ieders leven en veiligheid waarborgen. We schieten toch maar een zeker procent neer.
Garcia zal in elk geval niet tot dat zeker procent behooren.
Daar weet jij juist niets van.
Hij is mijn beste studiemakker. Ik heb zijn vrouw gekend aan de universiteit. Ze hebben een kindje. Ik wil niet, je hoort mij goed, ik wil niet...
Jij hebt hier niet te willen. Den heelen dag vecht je om er zooveel mogelijk neer te leggen en hier sta je te leuteren als een kwezel. Ik zal je zeggen wat jij te willen hebt: al wat noodig is, niet alleen voor een overwinning, maar voor een duurzame overwinning. En dat jij vrienden aan den overkant hebt komt er niets op aan. Die hebben we allemaal. Ik ook. Een eigen neef, een studiemakker, kolonel Pelayo. Knappe kop, eerlijk karakter, organisator zonder weerga. Hij kan hier ook binnengebracht worden, zooals jouw Garcia.
Zul jij dan voor hem niet borg staan?
Ik zal voor hem ten beste spreken. Maar als het niet helpt zal ik begrijpen dat het noodig was.
| |
| |
En ik zal nooit zoo iets begrijpen.
Wie niet hooren wil, moet voelen.
Dat is een spreekwoord...
Pelayo, wie een hand uitsteekt naar Garcia, dien leg ik voor mijn voeten neer.
(corrigeert grinnikend, met den vinger vóór Alonso's neus).
Als ik er den tijd voor krijg...
En ik verdenk jou ervan Moreno neergeschoten te hebben.
Stel een geheim onderzoek in!
Ik zal weten wat ik weten moet, maar wij zijn hier met ons beiden verantwoordelijk. Wat met Garcia mocht gebeuren reken ik jou aan.
Hernandez, let op je woorden. Ik laat me door jou niet behandelen als een ondergeschikte en wat met jouw Garcia gebeurt, dat kan me om den verdomme niet schelen. Ik hoop dat je genoeg boerenspaansch kent om dat te verstaan.
(Slaat de deur hard achter zich dicht.)
| |
Vijfde tooneel
alonso, carlos
(Alonso zet een stap in Pelayo's richting, gaat dan de deur rechts openen, waardoor twee soldaten Carlos binnenleiden. De Spaansche gebroeders staren elkaar aan, Alonso vóór Carlos deinzend naar de tafel, waarachter hij staan blijft.)
(tot de soldaten).
Laat ons alleen.
(Soldaten verwijderen zich na militairen groet. Alonso zet zich achter de tafel neemt de pen en zegt met neergeslagen oogen.)
Weet je dat dit je dood is?
(Poos.)
Ik kan het niet verhelpen.
(Poos.)
Ik zal mijn best doen, niets ongedaan laten.
(Poos.)
Maar ik kan je geen hoop geven.
(Poos.)
Ieder krijgsgevangene heeft iemand die voor hem wil ten beste spreken.
(Poos.)
Je bent strafbaar voor hoogverraad. Je zult geen vergiffenis krijgen omdat je ook na onze overwinning gevaarlijk blijft voor ons regiem. En daar strijden wij toch voor.
(Poos.)
In het belang van Spanje moeten zekere heethoofden sterven.
(Poos.)
Ik heb je thuis gezegd wat ik over heb voor de
| |
| |
zaak die ik dien. Ik moet onze overwinning helpen duurzaam maken.
(Poos.)
Ziedaar.
(Poos.)
Zeg je niets?
(Poos.)
Ik zal doen wat ik kan, Carlos, maar ik kan je niet méér zeggen, ik vrees dat het toch...
Ik weet wat je niet kunt zeggen. Jullie krijgsgevangenen zelfmoorden zich. Ze vluchten en worden doodgeschoten. Jullie martelen ze.
En jullie behandelen ze menschelijk, niet waar? We gaan niet meer twisten.
Ik mag toch nog een gunst vragen?
(Moe gebaar van Alonso. Poos.)
Ik verzoek niet gezelfmoord te worden, en niet doodgeschoten te worden op de vlucht. Ik verzoek gefusiljeerd te worden door een peloton onder jouw commando.
Je moet altijd theatraal doen, laat dat ten minste nu.
Neen, neen, het zal moeder plezier doen.
(Poos.)
Ik weet nog, dat ik je dat gezegd heb toen je mij van uit het venster wilde neerschieten. Je zet het mij betaald.
Jij zet mij betaald, dat ik je toen niet neergeschoten heb.
Of ik vuur roep of een ander, wat komt dat er op aan. Na dit onderhoud lever ik je over aan den krijgsraad. Dus...
Ik kan mijn collega laten roepen en hém dat verhoor laten voortzetten.
Maar dat is ook vuur roepen.
(Poos.)
Zooveel begrijp je toch al. Je leert bij. Maar je plicht van vaderlandsliefde, je plicht als soldaat, het ideaal, niet waar. Roep eerst maar eens vuur. Daarna zul je weer wat bij leeren.
Ik dank je voor die les. Je tracht mij aan het verstand te brengen dat deze situatie pijnlijk is. Leg het mij nog wat beter uit. Er is kans dat ik het eindelijk zal begrijpen.
Je hebt natuurlijk mijn lessen niet noodig. Je hebt het altijd beter geweten dan moeder en ik.
Als ik maar lessen te volgen had, zou alles gemakkelijk zijn, maar ik moet mijn geweten volgen.
Punt. Roep de wachten, en laat mij wegbrengen om gezelfmoord te worden. Je hebt je geweten gevolgd, je ideaal zegeviert en door mijn zelfmoord wordt die zegepraal duurzaam. Amen.
Jij lag vlak voor dien heuvel.
| |
| |
Wij moeten dien heuvel nemen.
Ik kan je vrij laten als jij ons helpt hem in te nemen.
Prachtig.
(Hij schatert.)
Nee, die is goed. Als ik straks voor het peloton sta en ik mag nog een laatsten wensch uitdrukken, zal ik je niet laten halen om vuur te roepen. Nee, haal mijn broer, zal ik zeggen, hij moet mij die mop van den heuvel nog eens vertellen. Haha, nooit geweten dat wij zoo geestig zijn in de familie.
Nog iets dat je niet weet: ik kan je geen tweede mop vertellen. Dit onderhoud moet kort zijn. We hebben juist...
(Kijkt op zijn uurwerk.)
O wat jammer. Nu, als ik soms nog iets anders voor je kan doen, moet je 't maar zeggen. Dus, je kunt een goeden verrader gebruiken en onder 15 makkers, heb je mij daarvoor uitgekozen. Wat een broederliefde, wat een familiegeest. De Hernandez hebben in den loop der geschiedenis aan Spanje twee conquistadores geleverd, één eerste minister, drie generaals, officieren, ambtenaren, industrieelen, maar een verrader tot nog toe niet. Dat zal dan onze bijdrage zijn tot den burgeroorlog en jij hebt mij die rol toebedacht. Geef mij toch dien revolver, jongen, ik zal mijzelf wel neerschieten als jou teeder geweten...
Je hebt mij altijd gezegd, dat ik aan moeder moest denken. Ik denk nu alleen aan haar.
Dat merk ik. Of aan den heuvel. Of aan jezelf. Aan mij denk je in alle geval heelemaal niet. Dat ik liever tot poeder gemalen word dan verraad te plegen, daar denk je niet aan. Ik moet jou geweten redden op de kosten van mijn eer. En wat voor een geweten. Laat me wegbrengen, je hebt me genoeg gehoond.
Altijd theater, altijd groote woorden. Nooit begrijp jij een situatie. Alles vertroebel je door je sentimentaliteit.
Luister. Je zet mij aan tot verraad. Als jij dien hoon niet voelt, kan ik het niet helpen, maar nog één woord daarover en ik vlieg weer naar de keel. Ditmaal los ik niet voor je je revolver gebruikt hebt.
Carlos heb medelijden met me.
(Carlos grijnslacht.)
Ik heb me misschien vergist,
(Carlos grijnslacht.)
misschien zeg ik. Mis-
| |
| |
schien ben ik niet dapper genoeg om je naar het hoofdkwartier te sturen, en maar af te wachten, wat er van je gewordt. Ik zeg misschien niet dapper genoeg, want misschien is deze plicht niet mijn plicht.
(Carlos grijnslacht.)
Ik dacht dat ik alles met mezelf uitgevochten had toen ik thuis vertrok, maar het is niet waar.
Je zult er nog meer van hooren.
Spot niet, voor eenmaal vraag ik je medelijden. Denk aan wat jij zou doen als ik bij jou binnengebracht werd.
Ik zou je zeggen: de heele burgeroorlog is een misdaad. We zijn nu weer samen. Kom, beter laat wijs worden dan nooit, we gaan samen naar huis.
En als ik dat in geweten niet kon?
Dan zou ik borg staan voor je leven.
Dat doe ik ook. Maar als men mij morgen meldt, dat je je gezelfmoord hebt of op de vlucht bent neergeschoten?
Ik zou niet vechten aan de zijde van zulke bandieten.
Als ik nu zeg dat jij aan den kant van de bandieten staat, kunnen we mekaar weer beginnen uit te schelden zooals we thuis van dag tot dag gedaan hebben. Maar laat dat nu. Ik wil je vrij laten.
Dat kan ik niet verantwoorden.
Je hoeft het niemand te zeggen.
En dan ben je bang voor je promotie.
Promotie!
(Spotlach.)
Neen dan ben ik bang voor wat met iemand anders zou kunnen gebeuren.
Maak het mij mogelijk je vrij te laten.
Daarvoor moet ik verraad plegen, ofwel jij. Waarom ik en niet jij?
Ik wil jou het leven sparen, dat is van jouw kant een offer waard.
Een klein offertje. Niets dan mijn eer.
Welneen. Zie toch de zaken kalm in zooals ze zijn en dweep niet. Je ligt met je manschappen vóór dien heuvel. Ik moet dien heuvel innemen, morgen om tien uur vallen we aan. Jij voert je mannen even weg naar links om een aanval af te
| |
| |
weren, die van onzentwege slechts een schijnbeweging zal zijn. Veronderstel dat je in de loopgraaf lag en niets wist, dan zou je morgen misschien vanzelf naar links wijken, misleid door onze tactiek. Nog iets anders: ik ben er persoonlijk van overtuigd dat we ons doel toch bereiken, ook als jullie je verzetten tot het uiterste. In dat geval heb je met links af te wijken slechts het leven van jou mannen gered. En nog iets. De heuvel heeft zeker strategisch belang, maar beslissend is hij toch ook niet. Nauwelijks een uur verder zijn jullie in volle gebergte. Daar kunnen jullie stand houden. Wij moeten nog het halve land veroveren, wat geeft die eene heuvel.
Je hadt moeten Jezuiet worden.
Ik begrijp nu dat je me zegde bij je vertrek: ik zal in jou den broeder zien en den vijand, Ik zal je liefhebben en op je mikken. Wat je me nu zegt, is precies hetzelfde. Je wilt den broer redden en den vijand tot verraad, aanzetten.
Wees redelijk, Carlos. We zoeken een compromis. Een noodlottig toeval heeft ons bij elkaar gebracht. Wij voelen het tragische van dezen burgeroorlog op het scherpste. Maar ons persoonlijk geval is niet de heele oorlog.
Jawel. Zelfs met het verraad is het de heele burgeroorlog. Allemaal verplichten we elkaar dingen te doen die we verafschuwen en die ons onteeren.
Ik weet het, maar over dat alles heen, gaat het om grootere dingen, die ons duurbaar zijn. Ik zal je uitgeleide doen, tot aan onze voorlijn. Vandaar kruip je voorzichtig naar je stelling terug. Na het gevecht van morgen vraag je je onmiddellijke verplaatsing aan. Strijd op een ander front, we mogen niet tegenover elkaar staan. Geef me de hand.
Nooit, je moet me laten neerschieten, of samen met mij vluchten.
Je weet toch zelf dat dat niet meer gaat. Dan worden we toch neergeschoten, ik als deserteur nog eerst van al en jij als...
Wat ik je voorstel, is de eenige oplossing.
| |
| |
Ik begin stilaan te denken, dat jij een beetje krankzinnig bent.
Denk maar eerst eens, dat wij geen minuut meer te verliezen hebben.
Ik heb je toch al lang gevraagd een einde te maken aan dit gesprek. Veronderstel dat ik het aannam, wat zou jij over me denken?
Niets, Carlos, ik zou trachten het te vergeten.
En ik zou het niet kunnen. Ik zou den kogel tegemoet loopen, die barmhartig een einde wil maken aan mijn wroeging.
Het is een compromis, ik weet het. Voor jou en voor mij. We hebben mooi denken in rechte lijnen. Het leven is hard en ingewikkeld. We willen liever breken dan buigen. Het leven dwingt ons te buigen. Buig, ik doe het ook. Doe het voor moeder.
(Hij reikt hem de hand, Carlos bergt de handen achter den rug.)
Morgen om half tien richten we een schijnaanval op het dal, links en rechts van den heuvel, alsof we hem willen omsingelen. Voer je mannen dan links of rechts, om het even en laat ons de hoogte innemen, anders niets.
Denk er aan, ik laat je terugkeeren en geef dus jouw partij een officier terug. Geef me daar de hand op.
We hebben elkaar tot nu toe een eerlijke hand gereikt. Nu deze vuile, vieze, eerlooze hand in de jouwe leggen heeft geen zin. Ik zal mijn verraad plegen en daarmee uit.
Ik heb je woord. Dat is genoeg. Hier komt niemand te weten wie je bent. Dit alles blijft tusschen ons. Ik zweer je dat ook moeder er nooit iets van vernemen zal.
Ik vrees zoo erg als jij dat wij het niet zullen kunnen dragen, maar toch is er in mij iets, dat ik nu eerst waarneem, ik weet niet wat het is, een vreemde zachte stem. Die stem zegt mij, ik begrijp ze nog niet goed, maar ik meen dat ze zegt: Wat gij beiden doet is verkeerd volgens al wat men u geleerd heeft, maar wat men u geleerd heeft is verkeerd. Wat gij doen gaat, maakt u niet tot held, niet tot vaderlander, zelfs niet tot recht-
| |
| |
schapene, maar het stempelt u tot mensch. Ik hoop dat wij beiden de gruwelen overleven. De jaren zullen er over heen gaan. Onze starre, strenge gedachten zullen mild en soepel worden. Nog eenigen tijd zullen we denken: toen we dat deden waren we eerlooze verraders. Als we nog wat meer zullen geleden hebben,, want dit is nog niet genoeg geweest, zullen we zeggen: toen we dat deden waren we meer mensch dan ooit.
Nog iets: Concepcion is hier.
Concepcion! Groote God! Concepcion. Roep haar, zeg haar wat ik ga doen, dat ze mij een tweeden keer vervloekt.
(Roept.)
Concepcion. Concep...
(drukt hem de hand op den mond).
Zwijg.
Zwijg, zeg ik je. Zij kan je niet hooren, maar je verraadt je hier bij mijn collega...
(zacht).
Hoe gaat het met moeder, Alonso?
Met moeder? Goed. Uitstekend. Concepcion zal je alles vertellen.
Concepcion mij alles vertellen? Je weet zeker niet meer wat je zegt? Concepcion is hier en zal eens eventjes door de vuurlinie wandelen om mij te komen vertellen hoe het met moeder gaat.
(lachend, ondanks zijn smart).
Ik kan het niet helpen, Carlos, maar ik moet lachen, ik ben waarschijnlijk neurastheniek. Concepcion is hier als de donder binnengevallen. Niemand dringt tot hier door, maar zij heeft het klaar gespeeld. Ze had zich natuurlijk voor moeder uitgegeven. Ze had ook een valies bij voor jou. Dat breng ik naar Carlos, zei ze, alsof het de natuurlijkste zaak van de wereld was, dat zij dwars door de vuurlinie ging en dat niemand op haar schoot.
(ernstig).
Weet jij niet meer, dat ze ons vertelde van een vlammend hart dat niet kon gekwetst worden omdat de kogels er op smolten?
Neen, maar we zullen een nieuw mirakel maken, dat zal ze aan haren heiligen Jacob van Compostella danken. Ik kan er voor zorgen dat geen van de onzen haar hindert en jij kunt het aan jou kant. Morgen heel vroeg marcheert Concepcion dwars
| |
| |
door de legers met een groot valies.
Ben jij die man van daareven? Zijn wij vijanden, Alonso, doodsvijanden? Eén naam, Concepcion, en het is weer alsof...
| |
Zesde tooneel
alonso, pelayo
(Pelayo opent plots de deur, kijkt beiden verbaasd aan.)
Neen, maar...
(Hij gaat naar hem toe en praat onhoorbaar. Men ziet dat Pelayo de zaak wantrouwt. Ten slotte gaat Alonso de deur rechts openen. De wacht treedt binnen.)
Breng gevangene buiten en wacht tot ik hem terugroep.
Dat kun je niet vertrouwen.
Ik ken hem sedert twintig jaren. Ik vertrouw hem meer dan mezelf.
Niet vleiend voor jou. Een verrader...
Hij is geen verrader, hij is een eerlijk en rechtschapen man.
Zoo zoo, tegenwoordig doen eerlijke en rechtschapen mannen zooiets. Wist ik nog niet. Weet je wat hij is, een lafaard. Hij belooft je wat je wil uit angst, maar als hij eens vrij is, zal zijn geweten wakker worden.
Des te beter. Des te zekerder zal hij woord houden.
Een eerloos woord onder moreelen dwang gegeven, bindt niet.
En dat zegt mij een beroepsofficier.
Een beroepsofficier, die over een civiel spreekt. Wij militairen leggen geen eerlooze beloften af, en als we 't doen houden we ze.
En wij civielen leggen eerlooze beloften af en houden ze niet, dat bedoel je niet waar? Ik geloof dat uw oordeel over ons en het mijne over u ongeveer op hetzelfde neerkomen.
Ja en vandaar dat ik lust heb, dien vriend van jou een kogel door het hoofd te jagen en jij hem de vrijheid terug te geven.
Dat kogels door het hoofd jagen zul je nochtans moeten afleeren.
Elke gevangene die zich verzet, laat ik neerschieten.
| |
| |
Ik zeg je dat Moreno zich niet verzet heeft.
We spreken niet over Moreno, maar over jouw vriend, den verrader. Weet je wat men met een verrader doet? Van zijn verraad profiteeren en hem ophangen. Maar hem nooit uit handen geven. Als hij zijn vrienden verraadt, waarom zou hij jou, zijn vijand, niet verraden.
Theorie. Dit is een speciaal geval.
Ik ken geen speciale gevallen. Ik ken alleen oorlog.
Deze man heeft vrouw en kinderen. Hij is mijn vriend, ik wil hem het leven redden. Als tegenprestatie wil hij mij een militair voordeel laten behalen.
Schande. Een ongehoorde schande is het.
Denk daarover wat je wil. Er gebeurt hier meer dat ongehoord en schande is. Ik vraag je of het genoegen hem te fusiljeeren ons meer waard is dan de levens die we sparen door zonder slag of stoot den heuvel in te nemen.
Je kunt zoo'n lafaard niet vertrouwen.
Antwoord op mijn vraag, Pelayo.
Die is overbodig. Ik zeg dat je zoo'n lafaard niet kan vertrouwen.
Die man is niet laffer dan jij.
(Poos.)
Hernandez, ik geef u juist één minuut om volledig excuus aan te bieden. U hebt mij gelijk gesteld met een verrader uit het vijandelijk kamp. Dien hoon wil ik niet eens door den krijgsraad laten uitwisschen. Dat doe ik zelf.
(Hij trekt zijn revolver.)
U is geen lafaard, maar mijn vriend ook niet. U is een dapper officier, mijn vriend een dapper man. Dat heb ik gezegd, meer heb ik niet te zeggen.
Dat is dezelfde beleediging.
Ik heb gezegd dat u geen lafaard is, maar een dapper officier.
(Trekt zijn revolver.)
Als mijn oordeel omtrent mijn vriend u in uw eer raakt, ik ben gereed u te bewijzen, dat ik als universitair zesmaal den prijs revolverschieten gewonnen heb, ook tegen beroepsmilitairen. Al treft u mij, ik mis niet. Staande, op de knieën, liggend, ik schiet milimeterjuist.
(Poos.)
Ja, als civiel denkt u over een verrader anders dan ik, militair, dat is normaal. Ik heb tenslotte de genoegdoening die
| |
| |
ik van u geeischt heb. Ik beschouw het incident als gesloten. Maar ik verzet mij tegen uw plan.
Dan neem ik mijn eigen verantwoordelijkheid.
Dat staat u vrij. Ik ben uw superieur niet. Maar u zult u tegenover uw superieuren te verantwoorden hebben.
Zooals u voor het geval Moreno. En voor de andere.
(Pelayo grinnikt.)
Eer het zoover zal zijn...
Als het voor mij zoo ver zal zijn, zult u gelieven te getuigen dat het op dit oogenblik precies zes uur en vier minuten is, dat dus over ongeveer twintig minuten de maan opkomt, en het dan te laat zal zijn om mijn vriend ongezien zijn loopgracht te laten bereiken. Er blijft dus geen tijd over om palabers te houden, met mijn superieuren over een zaak waarin zij niet onmiddellijk kunnen beslissen. Ik zal u dit voor getuigen herhalen.
(Pelayo haalt de schouders op. Alonso opent de deur rechts. De soldaten brengen Carlos binnen. Pelayo zet zich gauw aan tafel, neemt de pen.)
Dat is allemaal in orde, luitenant Pelayo. Soldaten, het is thans zes uur en vijf minuten. Klopt dit met uw uurwerk?
(Soldaten kijken op hun horloge en knikken.)
Gij zult nagaan op welk oogenblik precies, zeer precies, de maan opkomt.
(Soldaten knikken.)
Ik neem dezen gevangene van U over. Gij blijft ter beschikking van den luitenant.
(Alonso en Carlos af.)
(na een poos barsch tot de wachtende soldaten).
Ingerukt, marsch. Roept mij adjudant Lopez.
(Hij kijkt in de beschreven bladen tot geklopt wordt.)
Binnen.
| |
Zevende tooneel
pelayo, lopez
U hebt mij geroepen, luitenant?
Het transport gevangenen is nog niet weggebracht?
We wachten nog op nummer vijftien, luitenant.
Des te beter, luitenant. Hoe minder, hoe gemakkelijker voor mij.
Je hebt er nog een, die niet meegaat.
| |
| |
Tot uw orders, luitenant.
Een zekere Vicente Garcia.
Die rosse met zijn gouden bril?
Ik weet niet of hij ros is, maar hij draagt geen bril.
Die rosse met zijn bril heet in elk geval Vicente.
Hij moet Vicente Garcia heeten, let op.
Vicente Garcia, ik schrijf het op.
(Haalt een klein boekje uit zijn uniform, likt aan zijn potlood en schrjft.)
Vicente Garcia, ingenieur aan de staatsspoorwegen, nummer 14 van het transport.
(schrijft).
In orde, luitenant.
Zal ik eens ernstig over nadenken luitenant. Ik zal haar souvenirs gaan brengen.
(Lacht.)
We moeten oppassen, Lopez, er zijn er die daar niet mee accoord zijn.
Ik kan wel denken wie, luitenant, maar wij zijn ook niet accoord met hem.
Noteer goed in je rapport en verspreek je later niet. Vicente Garcia heeft met zijn makkers afgesproken om jullie te overrompelen.
Juist, luitenant. En hij geeft het signaal door naar mij toe te springen, maar zijn makkers volgen hem niet. Er ontstaat een worsteling, waarin Vicente Marcia neergeschoten wordt.
Vicente Garcia, idioot, Garcia met een G. Vergis je niet, hoor. Mis hem niet.
Luitenant, ik zou nog eerder de twee Vicente's neerleggen dan den echte te missen.
Ik zeg het bij manier van spreken, luitenant. Zoo zeker kunt u er van zijn dat ik hem neerleg. Het zou toch de eerste keer zijn luitenant, dat ik een dergelijke opdracht niet tot uw volle tevredenheid...
Jaja, ik vergeet dat niet. Haast je nu maar.
Drie minuutjes en u hoort het, luieenant. Tot uw dienst, luitenant.
(Groet militair.)
| |
| |
| |
Achtste tooneel
concepcion, pelayo
(Buiten ontstaat een woordenwisseling waarin de stem van Concepcion het gemakkelijk haalt op een mannenstem. Men hoort haar tenslotte roepen: Alonso, Alonso. Pelayo gaat de deur links openen. Concepcion werkt zich energiek naar binnen.)
Hij zou me nog niet binnen laten, die vlegel. Een vrouw van mijn jaren moet zeker met den avond alleen buiten blijven rondloopen. Verschooning, kapitein, ik zoek mijn zoon, luitenant Alonso Hernandez, ik heb hem dringend noodig, ze willen mij niet doorlaten, hij moet mij een bewijs geven dat ik werkelijk door mag.
Luitenant Hernandez is toch uw zoon niet.
Nog veel meer, ik ben zijn voedster, kapitein, ik heb ze grootgebracht, ik ken ze beter dan hun eigen moeder, ik houd er ook meer van, ja dat moet u me laten zeggen, dat is nu eenmaal zoo. Ik zeg het natuurlijk niet aan Mevrouw Hernandez, dat begrijpt u, niet waar, maar het is zoo. Het zijn haar kinderen, maar nog meer van mij.
Nu spreekt u al van ‘ze’ en ‘kinderen’.
O wist u dat niet? Ja, ik heb u dat allemaal niet kunnen zeggen, ik was daareven zoo haastig om bij mijn jongen te zijn, ziet u, ik wou wegkomen zonder dat Alonso het wist, maar ze hebben mij nog niet doorgelaten, de vlegels. O, wist u dat nog niet? Heeft mijn zoon u dat nog niet verteld? Het zijn tweelingen, kolonel. O ja, natuurlijk, u kunt dat niet weten, u was toen nog te jong, maar in heel Spanje is in dien tijd over die kinderen gesproken, meneer. Ze zijn nu nóg mooi, niet waar. Als u mijn zoon Alonso zoo ziet, en nu in uniform, ik ben er tegen hoor, ik vind dat hij het niet mocht doen, maar het staat hem mooi, niet waar? Flinke man, mooie man. Ik zeg het hem natuurljk niet, omdat ik er tegen ben, begrijpt u. Maar onder ons, hebt u wel eens een mooiere officier gezien? Neen, niet waar? Ja, ze mogen er zijn, dat mag ik als moeder wel zeggen, nù nóg. Maar u hadt ze moeten zien, kapitein, toen ze nog in de wieg lagen. Och lieve hemel. En als kleine bengels van vier,
| |
| |
vijf, zes, tien jaar. Daar bleef het volk in de straat voor stilstaan, kolonel, als ik met hen wandelen ging. Daar werd uren en uren in het ronde over gesproken. En als ze dan in de processie gingen! Carlos als Jezus en Alonso als St Janneke, nee, dat hebt u nooit gezien. Het schapenvachtje dat Alonso aan had, heb ik nog altijd en het wereldbollede van Carlos en het gouden herdersstafje met het lintje nog aan. Ik heb alles nog, ik heb al hun speelgoed nog, ik heb zelfs hun marbols nog, ik heb fotos, zoo'n album.
(Geeft met de handen dikte en breedte en hoogte aan.)
Heilige Moeder Gods, wat vertel ik weer allemaal.
(Met een schrei.)
Ik heb niets meer, niets, ik heb zelfs geen man meer. Mijn Mario is dood van onder de puinen van ons huis gehaald. Moest dat zijn, kolonel, was dat noodig? Kon er geen goede regeering meer komen zoolang mijn Mario leefde?
Pardon, ik heb geen tijd, wil u dit niet liever bespreken met luitenant Hernandez?
O hebt u zoo'n haast, kapitein, ik ook. Blijft mijn zoon nog lang weg?
Ik zou het niet kunnen zeggen.
Als u het niet kunt zeggen, kunt u het misschien schrijven. Een briefje dat ze mij moeten doorlaten, dat ik absoluut bij mijn zoon Carlos moet zijn, die vecht aan den overkant, o dat heb ik u ook nog niet gezegd, ik praat, ik praat en ik zeg niets. Ja mijn zoon Carlos is met de anderen en mijn zoon Alonso is met u.
Hoe ziet uw zoon Carlos eruit? Zwart met een baard?
Hij heeft misschien zijn baard laten groeien sinds hij vertrokken is.
O neen, geen kwestie van, dat doet hij niet, daar is hij veel te proper voor. Neen, kapitein. Wat? een baard? Alsof ik dat zou toelaten? Neen! Nooit! Ik zeg niet... misschien; hij zou er toch mooi mee zijn... ja... Nu, ik zal dat nog nazien als ik bij hem ben. Schrijf u me nu dat briefje, ja, ik heb niets meer dan mijn twee jongens, geen man meer, geen huis meer, nu is het toch genoeg, ik wil mijn jongen houden, begrijpt u, ik wil er bij zijn.
U zult moeten wachten op luitenant Hernandez.
(Een
| |
| |
schot, zeer nabij. Concepcion gilt. Poos. Twee schoten kort na elkaar.)
(heftig).
Dat hebt u gedaan, u hebt dat gedaan, u!
Ik? En ik sta hier met u te praten.
Lieg niet, moordenaar. U hebt dat gedaan. Ik zag op uw gezicht dat u op iets wachtte. Die andere jongen, die daar dood lag toen ik hier aankwam, dat hebt u ook gedaan, dat heb ik gezien. Schurk! Schurk! Schurk!
Riskeer het eens. Houd uw handen thuis. Is dat uw strijd voor het Spaansche volk. Dan zal ik u wat zeggen: in heel Spanje staat geen boom hoog genoeg om u op te knoopen. Raak me niet aan. Het Spaansche volk! Ik ben het Spaansche Volk! Ik betaal uw uniform, ik betaal uw schietgerief. Heb ik u gevraagd voor mij te vechten? Wat vraag ik? Voor ieder werk en eten en nog wat over voor den ouden dag. Regeert dan zooveel als ge wilt, schiet van s'morgens tot s'avonds, maar laat de deftige menschen aan hun werk en gerust. Ge hebt mijn jongens wat wijs gemaakt, ze zijn nog jong en onnoozel, maar raak ze niet aan, raak mijn jongens niet aan.
(Schreit en vergeet blijkbaar Pelayo, want ze loopt in doodsangst met de handen aan het hoofd rond.)
Heilige Maagd Maria, ik ben zoo bang, wat heb ik gezegd? Neem alles, verwoest alles, ik geef alles, meneer,
(Valt op de knieën achter Pelayo, zoodat ze smeekend de handen naar zijn rug opheft.)
maar laat mijn jongens leven.
DOEK
|
|