Voor en tegen de feestvarkens
Vermits Jan Greshoff ons voorgehouden heeft dat wij Vlamingen elkaar overschatten, moeten wij doen alsof wij niet, sinds een kleine twintig jaren, mekaar voortdurend tegen onderlinge over het paard-tillerij waarschuwen (zie stapels artikelen en toespraken van Roelants, Van Cauwelaert, Gijsen, Herreman, Demedts, Walschap) en opnieuw speciaal ons geweten onderzoeken. Wij weten niet hoe het geweten van hoogergenoemden en nog vele anderen er uitziet, maar op den bodem van het onze lag eene peccadille, nl. het fraaie rondschrijven, in quarto-formaat van het feest-comité Odiel Daem, samengesteld uit negen personaliteiten: A. De Clercq, Ch. De Voght, Cl. D'Hooghe, F. Karsman, J. Platteau, A. Prevenier, J. Vandecauter, V.A. Van Merode, J. Verhaeghe.
Laten wij duidelijkheidshalve eerst een axioma vaststellen: Odiel Daem moet gevierd worden. Waarom moet Odiel Daem gevierd worden? Omdat iedereen gevierd wordt.
Er worden voortdurend groote mannen gevierd, omdat zij eene betrekking waargenomen hebben die hen rijk gemaakt heeft. Dus mag ook Odiel Daem gevierd worden, omdat hij gratis tooneelstukken heeft geregisseerd.
Verdienstelijke mannen worden gevierd omdat zij vijftig jaar geworden zijn en zij zijn de eersten om te getuigen dat, als men zoo begint, een dertigjarige vieren slechts een klein beetje gekker is.
Ten derde: wij vieren graag.
Alle voorafgaandelijk verzet van de feestvarkens wordt gebroken met het argument, dat men in hen datgene viert wat zij mede vertegenwoordigen. Zoo kan ook Odiel Daem zich met fatsoen neerleggen bij de beschouwing, dat de feestavond Odiel Daem moet dienen ter bevordering van de tooneelspeelkunst in Vlaanderen.
Maar trekken wij thans moedig te velde tegen wat Greshoff, na ons allen, genoemd heeft: gemis aan primair gevoel voor maat.
Als Odiel Daem gevierd wordt, waarom dan niet ook Staf Bruggen, Antoon Van De Velde, Herman Van Overbeke, Michel Van Vlaanderen, directeurs en verscheidene auteurs van de kon. ned. schouwburgen van Antwerpen, Brussel, Gent?
Als Odiel Daem moet gevierd worden omdat hij met liefhebbersgezelschappen een goede dertig tooneelstukken regisseerde en zich daarbij in zes prijskampen onderscheidde, waarom dan ook niet al de tooneelschrijvers, die voor het tooneelleven in Vlaanderen heel wat meer gedaan hebben, als wij ten minste de verouderde opvatting nog mogen aankleven, dat een tooneelstuk schrijven nog altijd heel wat meer is dan anderen helpen het te spelen.
Niet dat wij nijdassen zijn, die al deze arbeiders in den wijngaard der cultureele heropbeuring van het vlaamsche volk hun gala-avond misgunnen. Allen