Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1937(1937)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 688] [p. 688] Dooi Nu waaien weer Gods zuidelijke winden die smelten doen het ijs in de sloot. Hun asem gaat zoet in de bottende linden, gaat diep in de dreef om 't nieuw leven te vinden en over de heide breed en groot. Al 't dor hout brak af. De wintersche winden zweepten hun slagen in 't rijk van den dood. Diep dook het leven voor 't wreede ontzinde geweld over 't eenmaal zoo hevig beminde, en sneeuw borg het mild in haar sneeuwwitte schoot. De wind was een slaaf, maar nu brak hij zijn boeien en hij woei waar hij wou; wel zie, hij wil zuid, hij wil streelen en spelen en kent geen vermoeien. Hoe glad en hoe buigzaam de twijgen zijn! Bloeien zal 't houtgewas, zingen mag weer de wilgenfluit! Het leven zat diep, nu zal het gaan groeien en rijzen en stijgen ten donkerte uit. Stil zingen zal 't 's morgens, op den middag warm bloeien, rond het hoofd van de nobelste zomerbruid. Frank valkenier. Vorige Volgende