Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1937(1937)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 579] [p. 579] Voor moeder Als ik nog was een kind van licht en lach en men mij vroeg: hoe graag ik moeder zag, dan reikte mijn gebaar, dat nog geen woorden woog tot aan den hemel, en ik riep: tot daar, zoo hoog! en toen verbeelding vormen zocht in kinderbrein beloofde ik: moeder, als 'k eens groot zal zijn dan krijgt u al van mij dat u maar kiezen wou! en ik bedacht luidop wàt ik bezitten zou: een meer met witte zwanen in een schoon kasteel... een meid met grooten hoed, een tuin vol fruit, en véél o zoovéél geld... een wagen... en een hazewind en een blond dochtertje, mijn moeders petekind! Vergeef mij, moeder, nu ik ‘grooter’ ben en geen geloof in schoonen droom meer ken en-van verwachte weelde weinig heb vervuld... dat drukt me vaak als een verborgen schuld... ik heb van u gevergd en véél gevraagd en gij die zelf zoo zware dagen draagt, gij geeft, vergetend eigen groot gemis, zoo meetloos-breed voor 't kind, dat lang geen kind meer is... Maar als men mij soms vraagt: hoe ik van moeder hou, weet ik geen weeldewoorden schoon genoeg, en 'k wou den hemel wijzen in naieven kinderzin om beter te beduiden, moeder, hoe ik U bemin... blanka gyselen. Vorige Volgende