Eene noodzakelijke toelichting
Ter gelegenheid van de hulde door de Vereeniging der Kempische schrijvers gebracht aan pastoor De Voght en pater Fleerackers - hulde waarbij we ons van harte aansluiten overigens - schreef pastoor De Voght over het andere feestvarken een opstel in Boekengids, waarin een kleine onnadenkendheid van onzen goeden vriend De Voght ons even geamuseerd heeft.
Ziehier:
‘Hij (pater Fleerackers) doceerde de literatuur, en wil hij 't met een zenuwachtigen ruk van zijn hoofd nu weren, wanneer we zeggen dat hij zijn vlaamsche volk heel wat litterair werk heeft geschonken, dan zal ik het maar heeten dat hij 't begiftigde met een stel boeken, die, ook als literatuur, het glansrijk halen bij menig oeuvre dat belauwerd werd, en lang reeds in den vergeethoek liggen zal, wanneer Fleeracker's boeken nog een lafenis zullen wezen voor den geest en het hart van ons volk.’
De bedoeling is waarschijnlijk dat pater Fleerackers, vijand van de ‘woordkunst’ die hem artificieel voorkwam, bewust niet wilde ‘mooi’ schrijven en daardoor beter geschreven heeft dan menig belauwerd kunstenaar.
Maar de vlotte lezer die niet den tijd heeft om zoo ver te zoeken, maakt er eenvoudig uit op dat pater Fleerackers te nederig is om zijn werk bij de schoone letteren te rangschikken en dat pastoor De Voght, om die nederigheid te ontzien, hem zegt dat zijn boeken veel beter zijn en veel langer zullen ‘blijven’ dan die van gevierde litteratoren.
En omdat die lezer zal zeggen: ‘Daar hebt ge den Jezuiet! Te nederig om zich litterator te noemen, maar in den grond veel pretentieuzer dan de literatoren’ hebben wij, die steeds voor de goede faam van de Societeit op de bres staan, de bedoeling van onzen vriend De Voght even willen toelichten.
W.