| |
| |
| |
Chaplin: Modern Times
Ik heb een rotting, een bolhoed, een snorretje
en een kurkentrekkerige pantalon.
Men zegt in mijn gorgel zoemt er een torretje
het hooglied van vreugd en van zon.
Maar ik die het weet, o mijn broederen, wat zong er
daar dicht aan mijn hart dag en nacht
onder mijn masker, dat spot en dat lacht,
is het drenzerige lied van mijn vale bruid Honger.
Men zegt in het leven moet je 't beste maar nemen.
God sta me bij! En dan de problemen?
Hoe krijg ik 't al zoo maar opgelost.
Ik, de man die alles kan, ik stond samengetrost
bij den ingang der fabrieken,
inductie, grootproductie,
Als kettingman heb ik de moeren aangeschroefd,
ik vloog eruit want ik was te bedroefd.
Daar kwam ik in een mooi prison,
had eindelijk een onbezorgde dag,
ik was er minnaar van de goede zon
maar werd ontslagen wegens goed gedrag.
het spel van regen en van wind, van zon en maan.
Waarom krijgt mijn broeder een koninklijk maal
en doet zich tegoed aan een schuimwijnschaal,
als ik onder een hikje en een snikje
het stellen moet met een konserveblikje?
| |
| |
Heb ik dan geen ingewand, heb ik dan geen mond?
Rust ik even op een weide,
dan jaagt men mij terug naar de kalseide,
uitgewezen als een vagebond.
Hoera, ik hanteer weer het kellnertablet
en bestel voor twee heeren met bolle buiken
God vergeef mij te kwijlen een kuiken,
Nu gaat het door de danshal,
maar daar herbegint het bal
en ik moet in den koppenchaos verdwijnen.
Als de muziek weer stilvalt in een dom gegons
hangt het kuiken aan de luchter tusschen de lampions.
geef mij toch troost, o lieve Onze Lieve Vrouw!
Hé voerman, ben je in een slechten dag?
Kijk even om, je verliest je roode vlag.
Hé stop man kom ze halen.
Er klinkt een Internationale.
Daar heb je 't. Voor ikzelf het wist,
werd ik een militant kommunist,
maar de politiechef is wis geen kenner,
want hij aanziet mij voor een heethoofd, voor een menner.
Zij pikken mij op van de politiepatroelje
en ik zit in de dievenwagen als de gemeenste schoelje.
Komt allen zien, komt allen zien
naar het mechanisch eetmachien,
als dat nou eens geen reklaam is,
een tuig zoo aerodynamisch.
Je hoeft je niet te verroeren,
je laat je simpel voeren,
als een heer gezeten in een zachte stoel;
maar daar verschiet in het tuig plots een spoel,
| |
| |
Zit ik nou in Godsnaam bij den kapper
en is dit gelaatsmassage?
ik sakker, ik bulder, ik roep,
't is een gelaatsmassage met soep.
pats, daar krijg ik ze rats in 't gelaat.
Nu slaat de zelfwerkende servet op hol,
de slotslag is een woeste uppercut.
O wee, ben ik dan toch het hoofd van Jut?
O meisje aan de lus, in de bus,
zie wat ik voor je verrichten zal:
Eén twee, ze tripplen tred na tred,
en hop, zoo zegt de vork van rechts
en hop, zoo hinkt de linker mee,
en ieder broodje is een schoen,
ze zullen de tarantella doen.
En hop, nu gaat het averechts,
nu trapplen ze lief en gezellig getwee.
Geen enkel broodje is er lomp,
en ze geven ineens de kadans van een klomp.
Ohé, nu een zwier langs daar en langs hier
en de broodjes gaan fijn in de lucht
en zonder gerucht voleindt zich de klucht.
Ohé naar omhoog, ohé naar omlaag.
Nu wordt het stilletjes aan een zaag,
voilà, 't is genoeg voor vandaag.
| |
| |
Welja, maar niet met de trein,
want een Pullman is mij veel te klein
en evenmin met een zevencylinder.
Waar we heengaan? Wel naar ginder!
Het kost een ietsje minder,
maar 't is wel dubbel zoo mooi,
met het schoenmakersconvooi.
Harmonica speelt mijn pantalon.
Ik heb een snorretje, een rotting en een bolhoed.
Ga jij op de eindlooze baan met me mee
Antwerpen.
|
|