Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1936
(1936)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 826]
| |
Als de wasscherij uitgaat....Siska komt 't eerst, om twaalf uur, door de straat,
vermoeid - maar als ik aan 't raam sta kijkt ze
heel even op en knikt; haar stroef gelaat
verraadt wat ze is: een jonge strijkster
die 's daags op stukloon werkt en 's nachts de baan opgaat.
| |
Vers twee.Dan, kort na haar, komt Frederiek voorbij:
zwart kroeshaar, slanke beenen, helle oogen;
zij liegt het best van heel de wasscherij
maar mij heeft zij geen enkelen keer bedrogen,
want 's avonds is ze erg eerlijk en heel vrij.
| |
Slotzang.De dame die dan volgt heet Rooie Lien,
(Amalia voluit - maar dat noemt veel te lastig)
ze is valsch van aard, maar aardig om te zien,
al is ze ook in de liefde niet standvastig;
zij kost me Zondags meer, dan ik in een week verdien.
| |
[pagina 827]
| |
Sint Nicolaas en zijn knecht.Het is geen klein-kinderen-vertrouwen
dat hen in stand hield, de eeuwen door:
hier teekent zich het feestelijk spoor
van den angst en lust der blanke vrouwen
jegens den cleric en den moor!
| |
Recalcitrantie.Ik ben 't schellinkje, dat onbevreesd
de schimpscheuten van zijn critiek
mikt naar den strammen schouwburg-geest;
't speelt geen tooneel voor 't zoet publiek,
het sist, of roept 't is mooi geweest!
a.j.d. van oosten |
|