Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1936(1936)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 790] [p. 790] Gedicht Ik weet het wee van zoveel scherpe klippen. Ik weet het lied dat druipt van wrange wijn. Ik weet veraders aan uw fijngekorven lippen die mij een smart van lang-verduren zijn; want wist gij hoe ik heb gebeden om niet meer droef uw roekloosheid te denken, hoe 'k u wou bedden, heel schuldeloos en rein en hoe 'k het snijdend woord voor u steeds heb vermeden om zacht en heelend en ook goed te zijn. Hoe ik de eenzaamheden geregen heb tot kostbre snoeren rond uw lijf, hoe ik het licht bevangen heb vermeden en hoe ik stil bij 't graf van een herinnering blijf. En hoe de stilte werd tot een ondraaglijk tarten te weten dat er is een véélvergulden schijn! Die kerft zijn wond in al te wilde harten die niet bevrijd, te snel verbeten zijn... Weet gij dat wij toch grenzeloos herleven van dit vergift, nog zoeter dan jasmijn? dat alles nieuw, het hunkren en het streven en 't worstelen, ongekend, rebels en wreed zal zijn. rob. franquinet. Vorige Volgende