Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1936(1936)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 757] [p. 757] Verzen I Uw haren, golvend op het kussen, uw arm, die even licht zich rekt en naar uw borst grijpt, glijdend tusschen het laken, dat uw lichaam dekt - kan zoo mijn schaduw u bewegen? wat kan ik zelf? mijn lichaam daalt en beeft om alles wat verzwegen en angstig in u ademhaalt. Uw oogen trillen en gaan open, het duurt een eeuwigheid - ik wacht - dan buig ik wild en juichend over uw koele mond, die rustig lacht. [pagina 758] [p. 758] II Uw stem is als het oeverriet, des morgens vroeg, wanneer de nacht nog even ritselt in het zacht gekreun zijn eigen donker lied. maar uit het water beurt het licht zijn nieuwe glanzen op, en hoor: zoo klaar en helder wordt het koor, dat één voor één de stengels richt, zoo vol van blijdschap en bevrijd van alles wat er vroeger was - ik leg mij in het oevergras en luister, licht van zaligheid. [pagina 759] [p. 759] III Te snel gekomen en te kort gebleven, uw geuren tergen nog mijn huid. Voor mijn gesloten oogen beven uw stem en adem: o geluid van wieken, warmer dan het zweven der cherubijnen, - het ontsluit geen hemel, maar dit aardsche leven zwelt en breekt zijn grenzen uit, het overstroomt de wereld: dalen van angst en twijfel vullen zich met zekerheid en stralen in vuur, dat alles gaat onthullen. Kom terug, één oogenblik, wij zullen eeuwig door de velden dwalen. [pagina 760] [p. 760] IV Vervreemding van het dagelijks bekende, wijken van dingen, die de hand beroert met een gebaar, dat al te zeer gewende; stilte, die tusschenschuift en het ontvoert, die buiten mijn bereik de kleine dingen opneemt - ook het groote: vrouw en kind - om mij te laten tot het bloed gaat dwingen, tot het weer opstaat en opnieuw begint, steeds weer met vreugde overtogen die ik niet kende, die ik nog niet zag: het vreemde huis, dat in haar stille oogen geduldig zonder wrok te wachten lag. gabriel smit. Vorige Volgende