Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1936(1936)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 611] [p. 611] Aan mijn kerubijn (Voor M.L.) We dolven zo stout met wat zon op 't gelaat onze hoop was: goud! nietwaar, kameraad? Hoe hard de karwei ik verhardde bij daad en dolf weer een kei... - Kom, moed kameraad. Wij houwen om goud aan het rijkste karaat en 't honderdvoud hoort ons, kameraad. Weer dolf ik een kei zonder gouden draad; een steriele karwei, zei mijn Kameraad. Ik rustte ter groef met hoogrood gelaat toen vroeg hij droef: moe, kameraad? albe. Vorige Volgende