van hetzelfde college, kwam meer en meer in aanzien in de hoogere geestelijke en zelfs wereldsche kringen van Rome, gaf er lezingen, was beroemd om zijne kennis van oude talen en kerkelijke archeologie, en was ook in contact met de protestantsche Engelschen die zoo talrijk naar Rome gelokt worden. Dit alles bereidde hem wonderwel voor tot het levensdoel dat hij zich voorgesteld had: het terugwinnen van Engeland voor het Katholiek geloof.
Ook was het met blijdschap dat hij 's Pauzen voorstel aanvaardde, als prelaat, naar Engeland terug te keeren en rector te worden van 't college van Oscott.
Niet een eenvoudig opvoeder van knapen kon zulk een bekend en beroemd figuur als Wiseman zijn, maar zijn rondborstigheid, naar het getuigenis van een zijner bezoekers, maakte hem toch zeer geliefd bij de jeugd.
‘Zoodra hij op de speelplaats verscheen’, schreef deze, ‘drongen de knapen rond hem, en hij stond daar, de handen in de zakken, anecdoten vertellend en het spel gadeslaande met levendige belangstelling.’
Nog drukker en vroolijker ging het toe, eens dat O'Connell, die andere groote Ier, hem kwam bezoeken. De twee Kelten wedijverden met grappen en zetten, terwijl zij, arm in arm, overendweer wandelden en lachten op de hartelijkste wijze.
Deze beschrijving roept mij voor den geest de figuur van Dr. Schaepman, die ook zoo 'n kindervriend was en vol bonhomie met hen wist om te gaan.
Het Keltisch element is van even groot gewicht in de Engelsche letterkunde als in 't Engelsch leven. Zou daar niet den oorsprong te zoeken zijn van den humor waarop de Engelschen zich zoo beroepen, een onontbeerlijke factor in hun mentaliteit? Van den sprankelenden ‘wit’ van vele Iersche schrijvers? - Dickens had nochtans, naar ik meen, geen druppel Keltisch bloed.
Zelfs in de strenge Oxford-kringen, liep zulk een wispelturige Ier rond, een intieme vriend van Newman, even dwepend met muziek, en uitstekend violist als hij. 't Was Blanco White, zooals Wiseman, en ten zelfden tijde, te Sevilla gebo-