| |
| |
| |
Boekbespreking
F.-D. Joret, O.P.: Recueillements (La Vie Spirituelle. Coll. Dominicaine). - Desclée de Brouwer. Paris. - 18 frs. belges.
Dit boek stelt zich tot doel, de ziel in de meditatie te oefenen, en haar allengskens te leiden naar die diepe inkeering tot zich zelf, dat volkomen verloren zijn in God waarvan alle groote mystiekers spreken. In een aantal korte hoofdstukken bestudeert schrijver de verschillende stadiums van de innerlijke inkeering en na eenige overwegingen over de vereischte voorwaarden ervan, brengt hij ons trapsgewijze tot een dieper begrijpen der Drievuldigheid, een hooger contemplatie van den Vader, den Zoon, den Heiligen Geest.
Een schoon, degelijk, diepgaand boek, dat in handen van alle katholieken zou moeten komen.
T.
| |
Pierre Hanozin S.J.: La Geste des Martyrs. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 20 frs. belges.
Schrijver geeft ons, in vertaling, authentieke documenten over het lijden en sterven van enkele martelaren, uit alle rangen der maatschappij. Hij heeft de origineele texten gebruikt, en zorgvuldig al wat de legende er later bijgevoegd had, vermeden. Martelaars uit den tijd van keizer Antonin in 138, tot 253, onder Galère en Maximin, en uit alle deelen voor het Romeinsche Rijk. De meesten werden door schrijver gekozen onder de minst bekenden. Eens te meer gaat men in bewonderende vereering op voor den onversaagden moed, de groote liefde, waarmee zij hun leven ter glorie van God opofferden.
Het boek leest als een roman.
L.D.
| |
Quelques poésies de Fra Jacopone da Todi transcrites de l'ombrien par le Docteur Pierre Barbet. Préface du P. Paul Doncoeur. 1 vol. de 417 pages. - Desclée de Brouwer. Paris. - 22 frs. belges.
Reeds in 1848, trok Ozanam de aandacht op Jacopone da Todi, dien hij als een der grootste dichters van de Italiaansche XIIIe eeuw aanzag. Hij voelde diep de verhevene schoonheid, de ascetische waarde van die volkspoëzie. Dr. Barbet, die lang in Italië verbleef en zeer bedreven in het Umbriaansch dialect waarin Jacopone schreef, geeft ons hier, benevens een korte levensbeschrijving, de vertaling van een zestigtal gedichten. Om den rhythmus, de muziek, de poëzie van het Italiaansche vers zooveel mogelijk terug te geven, heeft hij getracht het bijna woordelijk te vertalen. En dat geeft natuurlijk iets ongewoon aan zijn taal, iets dat denken doet aan het Fransch der middeneeuwen. Onaangenaam is het echter niet. Elk gedicht wordt, om het beter te situeeren, door een commentaar vooraf gegaan.
Een interssante initiative, die velen van nut kan zijn.
L.D.
| |
Germaine Acremant: Le Corsage Vert Pomme. - Librairie Plon. Paris. - 12 frs.
Wie zal het hart van den jongen en rijken Markies Marc de Nérigny veroveren? De hoogmoedige, doodarme Reine de Cousseau, zoo fier op haar geboorte, of de
| |
| |
lieve, spontane Bertile de Blanc-Buisson, wier vader - een rijke wrek - als een bedelaar op zijn kasteel leeft? Of zullen ze het geluk elders zoeken, en na allerlei verwikkelingen vinden?
Een roman die niet veel om het lijf heeft, maar levendig en opgewekt verteld. Een echt meisjes roman. Goede ontspanningslectuur.
L.D.
| |
Manfred Haussmann: Le nommé Lampioon chemineau. Roman tradit de l'allemand par Jeanne Stern et Louise Lacoley. - Rieder. Paris. - 12 frs.
Een vreemd boek: een fijn gevoel voor de natuur, en tevens grove zinnelijkheid. Een jongeling vermoordt zijn medeminnaar. Niemand weet het. Maar hij kan het in het regelmatig leven niet meer volhouden. Met een valsch paspoort op zak, zwerft hij voortaan door het land. Hij is altijd op de baan, nu eens hier, dan weer elders, zonder doel; soms half stervend van den honger, in lompen, en slapend onder den blooten hemel, dan weer min of meer op dreef, dank vooral aan de vrijgevigheid van een of ander meisje dat hij heeft weten te verleiden. Wroeging over zijn misdaad, neemt niet veel plaats in zijn hart. Avonturen heeft hij weinig, buiten de kortstondige opflakkeringen van zijn driften. Op zijn weg ontmoet hij eens een anderen zwerver die, in een soort van luciden waanzin, vrouw en kind heeft vermoord, en staat hem bij, als hij kort daarna, in een aanval van hooge koorts sterft.
Een weinig aantrekkelijk boek, trots zeer mooie blazijden. Maar geen zweem van verhevenheid van ziel of zucht naar het bovennatuurlijke. Alles laag bij den grond. Voorbehouden.
T.
| |
Panaït Istrati: Méditerranée. Lever du Soleil. - Rieder. Paris. - 12 frs.
Een jongeling, Adrien Zograffi, verlaat voor den eersten keer zijn geboortestad, Braïla, waar hij slechts armoede gekend heeft. Hevig tracht hij naar de landen der zon. Op weg ontmoet hij een anderen jood, Moussa, die zijn dochter Sarah door een souteneur verleid, zoekt om haar terug naar den vaderlijken haard te brengen. En we leven al de avontuurs mee van den ouden en van den jongen man, van de schoone Sarah en haar minnaar, beurtelings in Alexandrië, in Kaïro en Klein-Azië, en komen in aanraking met al die bijzondere middens van ontucht, avonturiers, oplichters, uitbuiters, welke schrijver door en door kent, en levendig weergeeft. Met zijn zoo persoonlijk talent beschrijft hij den ouden Moussa wiens aangeboren eerlijkheid niet altijd bestand is tegen zijn dorst naar geld. Ook die andere Jood is prachtig getypeerd. Klein, door allerlei sluiksche middelen, o.a. door den handel in blanke slavinnen, rijk geworden, en die er verstand van heeft, onder zijn uiterlijke goedigheid, zijn vrienden of onderhoorigen uit te buiten en te bedriegen.
Al staat dit boek niet op de hoogte van schrijvers beste werk, toch draagt het wel het merk van zijn heel persoonlijke gaven en oprecht gevoel. Maar de poëzie die zijn beste werken doorademt, is hier maar weinig bespeurbaar.
T.
| |
Nadejda Gorodetzky: L'exil des Enfants. Roman. (Coll. ‘Les Iles’). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 20 frs. belges.
Nadejda Gorodetzky werd in het begin der eeuw te Moscou geboren; ze week uit gedurende de Revolutie, en verbleef vervolgens te Constantinopel, in Yougo-Slavië te Parijs. Hard moest ze voor het dagelijksch brood werken; toch begon ze reeds vroeg te schrijven in 't Russisch en in 't Fransch, artikels, novellen, eindelijk
| |
| |
een paar romans. Haar derde roman ‘L'Exil des Enfants’ getuigt van haar groot talent, en grijpt aan door zijn diepen toon van waarheid. Wat gewordt er van al die kinderen die in ballingschap opgroeien? Worden ze heelemaal opgeslorpt door het land waar ze een toevlucht vonden? Of blijven ze trots alles trachten naar het zoo weinig gekende Rusland, dat ze door een idealiseerenden droom zien? In het vreemde land leiden ze een hard leven, en worden vóór de jaren rijp, door beproevingen en bittere ondervinding. Allen hebben de kracht niet om weerstand te bieden; de zwaksten worden weldra meegesleept, gelijk Boris, gelijk Anna Sergueievna. Hoe zal het afloopen met Kira en Lilia; hoe zal het afloopen met de hoogbezielde Nina, die er eindelijk in gelukt naar U.R.S.S. terug te keeren? Ze wil haar land dienen, iets grootsch verrichten, en schrikt niet voor algeheele opoffering terug. Een schoon karakter, en een schoon boek, al geeft het weinig blijheid.
L.D.
| |
Gregorio et Maria Martinez Sierra: Le Chant du Berceau. Comédie en 2 actes, en prose. Traduite de l'espagnol par G. Koeckert et Madany. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris.
Een pasgeboren kind, een meisje, wordt in de draailade van een klooster gevonden. Groote opschudding tusschen de zusters. Wat moeten ze doen. Van de gulle moeder-overste tot de jongste novice, tegen de zienswijze der stugge moeder-Vicaris in, stemmen ze allen voor de opname van het wichtje in het klooster.
In het tweede bedrijf, 18 jaren later, trouwt het meisje. Ze gaat het klooster, waar ze opgevoed werd, verlaten. Al de zusters, die zooveel bezorgde moeders voor haar waren, zijn in de weer. Zelfs moeder-Vicaris kan haar ontroering maar slecht achter meer stugheid dan ooit verbergen. Hun kind wordt hun immers ontnomen? Ze lijden diep, en vooral zuster Jeanne de la Croix, die speciaal werd aangewezen voor het verzorgen van het wichtje. Hun harten zijn verscheurd; maar ze morren niet, en zonder zich een oogenblik verpoozing te veroorloven, zetten ze hun leven van arbeid en gebed voort.
Een frisch en mooi tooneelstuk, vol leven en fijne ontroering. Al de karakters der zusters, en van den gemoedelijken ouden dokter, zijn goed getypeerd. Het geheel doet aangenaam aan.
L.D.
| |
Jacques Munaut: Article Un. Roman. Scout. Illustrations de Pierre Ickx. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - Br. 9 frs. Rel. toile 15 frs.
Jean-Marie is een levenslustige knaap, vol vuur voor het spel, maar ook voor het leeren. Hij heeft echter een groot gebrek: hij liegt. Men kan op zijn woord niet voortgaan. Hij lijdt er zelf onder. En dan wordt hij scout, en stil aan neemt hij het ‘article un’, dat eerlijkheid en oprechtheid aan den scout oplegt, ernstig ter harte. 't Gaat niet van een leien dakje, en meer dan eens vervalt hij weer, en soms op erge wijze, in zijn droeve gewoonte. Maar eindelijk zegeviert hij over zichzelf. Hij zal niet meer liegen.
Dit alles wordt levendig verteld, zonder preeken. Al die kinderen, jongens en meisjes, zijn echt en natuurlijk; en het leven der scouts wordt zoo aantrekkelijk voorgesteld, dat de lezer lust krijgt om zelf scout te worden!
Een boeiend jongensboek. Warm aanbevolen.
L.D.
| |
Camille Melloy: Le Petit Flouc. Illustré par Elisabeth Ivanowsky. (Coll. ‘Bel Age’). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 6,50 frs. belges.
Een sprookje vol gezonde fantasie, met dieven, gendarmen, een armen houthakker die onrechtvaardig ter dood wordt veroordeeld. Maar Flouc, zijn zevenjarig
| |
| |
zoontje, zal hem, na allerlei avonturen en met de hulp van een goede fee, eindelijk redden.
Eenvoudig en boeiend verteld. Gezonde kinderlectuur.
T.
| |
André Letousey: L'Evangile, règle de Vie. Le sens chrétien formé par les textes. Ouvrage couronné par l'Académie Française. Deuxième édition revue et complétée. Dessins de Pierre Perrin. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 22 frs. belges.
Een schoon boek dat veel stof tot mediteeren en indiepen van het christelijk leven oplevert. Het eerste deel handelt over ‘Le Christ, fils de Dieu’; het tweede over ‘La Loi Chrétienne’; het derde over ‘Jésus Rédempteur’. Heel het Evangelie wordt er in gecommenteerd. Zooveel mogelijk heeft schrijver de verhalende texten volgens de volgorde der gebeurtenissen gegroepeerd, en de doctrinale texten volgens de logische orde. Dat brengt meer klaarheid, en vergemakkelijkt het lezen en begrijpen van het gewijde boek. Aldus komt de lezer in nauwer en meer onmiddelijk contact met Jezus en zijn werking, gedurende zijn aardsche leven.
Een boek dat warm aanbevolne mag worden.
T.
| |
André Berge: Séraphine ou les ficelles de Paquet-de-Nerfs. Illustrations de Françoise Thibaudier. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 6 frs. belges.
Schrijver heeft ettelijke boeken over kinderpsychologie uitgegeven. Dit hier schreef hij alleen om aan een wensch van zijn eigen kinderen te voldoen. Een allerliefst meisje, Séraphine, wordt, door de schuld van den boozen geest ‘Paquet-de-Nerfs’, echt onverdraaglijk. Er is met haar geen huis meer te houden, totdat ze eindelijk genoeg wilskracht aan den dag legt, om de noodlottige koordjes, die haar aan hem verbinden, stuk te rukken, en aldus vrij te worden. Voortaan zal haar lieve inborst weer de bovenhand nemen.
Heel verzettelijk voor kinderen.
T.
| |
Lady Cecil Kerr: Thérésa-Helena Higginson ou La Vie merveilleuse d'une institutrice libre anglaise. Traduit de l'anglais par l'abbé Billé. 1 vol. in-8o de 412 pages. - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 27 frs. belges.
Theresa-Helena Higginson stierf in 1905; haar proces van heiligverklaring werd te Rome geïntroduceerd. Van jongs af toonde ze buitengewone deugd en godsvrucht. Als onderwijzeres had ze een wonderlijken invloed, niet op haar leerlingen alleen, maar insgelijks op haar collega's. Ze leidde een leven van gebed en vreeselijke kastijdingen, maar vol van wonderbare gebeurtenissen. Ze had extazes en visioenen, die ze eindelijk neerpende, uit gehoorzaamheid tot haar biechtvaders, Father Powell en Father Snow, beiden uitmuntend zoowel door hun wetenschap als door hun deugden. Door hun toedoen schreef ze haar visioenen regelmatig op, zoowel als het verlangen haar door O.L.H. bekend gemaakt. Zijn Goddelijke Wijsheid, waarvan Zijn Heilig Hoofd de Tempel is, te doen vereeren. Father Wilberforce, de geleerde dominicaan, aan wie die geschriften werden onderworpen, oordeelde na grondig onderzoek, dat Theresa's oprechtheid niet kon worden in twijfel gebracht, noch het bovennatuurlijk cachet van haar deugden; eindelijk, dat de oproep voor de godsvrucht tot de Goddelijke Wijsheid noch afkeurenswaardig, noch onvoegzaam was in de huidige tijden.
Een boek dat door priesters, onderwijzers en onderwijzeressen zou moeten gelezen worden.
L.D.
| |
| |
| |
Erik Peterson: Le Mystère des Juifs et des Gentils dans l'Eglise. Suivi d'un essai sur l'Apocalypse. Préface de Jacques Maritain. (Coll. ‘Courrier des Iles’). - Desclée de Brouwer et Cie. Paris. - 10 frs.
In 1890 te Hamburg geboren, doceerde Erik Peterson te Bonn, eenige jaren lang, Kerkgeschiedenis en schriftverklaring. Doch allerlei vragen drongen zich aan hem op, waarover hij te vergeefs het antwoord aan het protestantisme vroeg. In 1929 gaf hij zijn ontslag, daar de verandering zijner gedachten hem niet meer toelieten protestantsche theologie te doceeren. Op Kerstmis van hetzelfde jaar werd hij in St-Pieters, te Rome, in de Katholieke Kerk ontvangen.
Van 't begin af had hij zich ingediept in de geschiedenis der godsdiensten. Dit boekje, hier, bevat twee essays, waarvan het eerste een commentaar is over de hoofdst. IX, X en XI der Epistel tot de Romeinen; het tweede, de texte van een voordracht in Duitschland laatst gegeven. In hun beknoptheid zijn beide zeer belangrijk, daar ze nieuwe horizonten openen.
T.
| |
Fénelon: Pages nouvelles. Pour servir à l'étude du quiétisme avant 1694. Publiées par Marcel Langlois. (Collection Bibliothèque d'Histoire. Textes et études.) - Desclée de Brouwer. Paris. - 22 frs. belges.
Schrijver, hoofdbibliothecaris van het ‘Institut Catholique’ te Parijs, schreef enkele jaren geleden een veel besproken levensbeschrijving van Mme de Maintenon. Ditmaal geeft hij veel onuitgegeven bladzijden van Fénelon, die licht brengen in menig duister gebleven punten. Vele werden geschreven voor Mme de Maintenon en Saint-Cyr, en voor de Hertogin van Burgondië, en vormen een soort handboek voor de opvoeding der jonge meisjes. Ze getuigen van zijn bevoegdheid in zake opvoeding, en ook van zijn apostolischen geest, van zijn liefde voor de zielen, al werd hij in de zaak van het ‘Quiétisme’ zoo miskend en bestreden, en eindelijk veroordeeld, gedisgracieerd en, zelfs door Mme de Maintenon, verloochend.
Dit boek bevat ook de ‘Lettre anonyme au Roi Louis XIV’, in de papieren van Mme de Maintenon teruggevonden, en waarin hij den Koning herinnert aan zijn plichten tegenover God en tegenover zijn volk, en hem zegt in welke omstandigheden hij slecht en onrechtvaardig heeft gehandeld, of aanstoot gegeven. Een prachtige brief, en een moedige daad.
T.
| |
Gunnar Gunnarson: Zwarte Vogels (Swart fugl). Uit het Deensch vertaald door Cl. Bienfait. - Het Kompas. Antwerpen.
Op Syvendeaa - 'n afgelegen streek in IJsland - woont Bjarni Bjarnsson met z'n vrouw Gudrun. Wat later komen Jon Torgrimsson en Steinunn, z'n gade, zich daar ook vestigen. Weldra doen allerlei praatjes de ronde, en wanneer Jon en Gudrun op geheimzinnige en tragische wijze verdwijnen, valt alle verdenking op de overblijvenden. Ze worden gevangen genomen, en dan volgt het pijnlijk proces, dat lang hangend blijft, totdat de schuldigen eindelijk bekennen. Voor hun misdaad zullen ze terecht gesteld worden.
‘Zwarte Vogels’ laat ons 'n kijkje nemen van 't leven op IJsland in 't begin der vorige eeuw. Hard was het leven, maar de zeden waren zuiver en gaaf gebleven; daarom dompelde de dubbele moord de streek voor jaren in droefheid en verontwaardiging. En deze zedenbeschrijving, met de zoo rake zielestudie der schuldigen, geeft z'n echte waarde aan dezen roman.
M.D.B.
| |
| |
| |
Frans De Wilde: Dichter en Burgerman. - Verzen. Uitg. ‘Die Poorte’. Oude-God bij Antwerpen.
In deze bundel komen enkele gedichten voor, die tot de beste behooren, die Frans De Wilde geschreven heeft. Zij spreken het bijna tragische levensgevoel uit van de eerlijke burgerman, die nauwgezet zijn plicht volbrengt, die netjes is en ordentelijk en onderwijl niet vergeten kan hoe hij in zijn jeugd gedroomd en verlangd heeft van en naar het land van avontuur en schoonheid. De onzinnigheid van die romantische hang heeft zich opgedrongen aan zijn hersens, maar het hout blijft verwijlen bij den droom, die allang vergaan, toch zijn bekoring niet verliest. De verzen zijn noch grootsch, noch diep, maar zij treffen door het accent van waarachtigheid dat erin ligt, en door de lichte toon van zelfbespotting, die hoe dikwijls reeds door anderen aangewend, hier toch persoonlijk klinkt.
A.D.
| |
Jeanne Van de Putte: Zoo hard en zoo schoon. Een keus uit haar brieven. Uitg. De Standaard, Antwerpen. - Prijs 15 fr.
Deze bundel brieven, de eerste uit een reeks van vier, werd bezorgd door P.L. Reypens, die ook een beteekenisvolle inleiding schreef. De brieven bevestigen het oordeel dat belangstellenden zich over Jeanne van de Putte hadden gevormd, na lezing van ‘Mijn Hart is niet hier’. Achter de jeugdige onvolmaaktheid van haar letterkundig werk, rijst zij als een voorbeeld van jonk-vrouwelijke edelheid. Uit deze brieven blijkt wederom hoe zij vervuld was van Godsverlangen en hoe haar geloofsleven haar dapper gemaakt heeft om lichamelijke pijn en zielelijden te dragen zonder te morren en zonder klacht. In haar vriendschap heeft zij zich zelf vergeten soms, om het beste dat in haar was weg te schenken. Haar brieven zijn op twee of drie na, zonder letterkundige bekommeringen geschreven, maar niettemin bevatten zij hier en daar fragmenten die van een prille schoonheid zijn omspeld.
A.D.
| |
Anton van Duinkerken: De Menschen hebben hun Gebreken. N.V.P. Brand. Hilversum 1935.
Men verwacht een bundel kritiek op hedendaagsche tegenstanders of ketters en het blijkt algauw dat van Duinkerken het over de lichamelijke gebreken heeft, die sommige groote kunstenaars als een bittere beproeving meegedragen hebben, niettegenstaande zij bevruchtend inwerkten op hun kunst. Zonder zijn gebreken, die hem het verlangen naar zelfontstijging bijbrengen, zou de mensch nooit van de schoonheid vragen wat het gewone leven hem biedt. Ook Brulez heeft er eens op gewezen hoe het kunstenaarschap uit een minderwaardigheidsbesef ontstaat. Zonder bepaald hetzelfde te zeggen, want hij verschuift de oorzaak van het zielkundige op het metaphysisch plan, gaat de gedachtenontwikkeling van Van Duinkerken dezelfde richting uit. ‘Wij hebben allemaal een paradijs verloren. Dit is ons eenige gebrek...’ Het is overigens een nooit vermoeiend geestelijk genot doorheen de lotgevallen van Esopus, Homerus, Erasmus, Ronsard en Andersen, aan de hand van Van Duinkerken de waarheid van deze uitspraak te ervaren. Sprankelend, juist en kernachtig, schetst de Noord-Nederlandsche criticus en dichter het leven van deze vijf groote menschen en verbindt hij het met de ontwikkeling en de groei van hun genie. Alhoewel het geen nieuwe inzichten brengt, is dit een merkwaardig en verrijkend boek.
A.D.
| |
Karin Michaëlis: Het Parelsnoer. Vertaald door H.J. Smeding. - Wereldbibliotheek. N.V. Amsterdam 1935.
Een roman uit het societyleven te Washington.
| |
| |
John Mc Dowell is een zeer oorspronkelijk man, die na een kort huwelijksleven zijn vrouw laat zitten en er van door trekt om in een natuurlijker midden te kunnen doen wat hem lust. Zijn vrouw is trotsch op haar martelaarschap. Zij heeft de onnoozelste opvattingen over het leven en de kunst, wat haar in Mc Dowell's oogen onuitstaanbaar maakte. Zij is evenwel een goede moeder voor haar meisje. Deze Mary Content is nu achttien jaar geworden en moet haar intrede in de wereld doen. Zij haat haar vader, juist omdat zij, alhoewel onbewust ervan, zoozeer op hem gelijkt. Hij komt op zekeren dag terug en wint haar gunst door haar een paarlsnoer te koopen voor 350.000 dollar, een juweel waar de heele vrouwelijke high life zich dol voor gemaakt heeft. Op een tuinfeest gaat het snoer evenwel verloren. Het wordt door verschillende gasten teruggevonden, die er elk een parel van ontvreemden en het dan weer te vinden leggen. Wanneer het eindelijk in de handen van de eigenares terugkeert, is het nagenoeg de helft van zijn parels kwijt. Dan blijkt het echter dat haar moeder het echte snoer door een valsch vervangen heeft. Door de geschiedenis loopt ook een liefdesintrigue, die natuurlijk goed eindigt.
Als milieuschildering, schalks en ironisch, is het boek niet onaardig. Af en toe worden de katholieken ook onder vuur genomen.
A.D.
| |
L.L. Schücking: Anthology of Modern English Poetry. XII en 283 blz. 16,5 x 11,5; ingen. M. 1,80; 1931, B. Tauchnitz, Leipzig. Eng. Authors, No 5000.
Het kwam zeker toe aan Levin L. Schücking, professor aan de Hoogeschool te Leipzig, het 5000e nummer te verzorgen van de Tauchnitz Edition. Te midden de vele bloemlezingen over Moderne Engelsche Dichtkunst als die van dichter Monro, van kritikus Adcock, van Noord Nederlander Van Doren, van Leahy, en van D.O. Walters, komt L.L. Schücking als fijne en gevierde Anglist met een keuze mooie gedichten gelezen uit hedendaagsche engelsche dichters. Naast John Masefield, poet laureate, met zijn lief kleingedichtjes als ‘Beauty’ en ‘The Wild Duck’, naast George Russel (A.E.) staat ook onzen Chesterton met zijn gedicht over ‘Lepanto’ en zijn vinnig ‘Wine and Water’, staat ook Hilaire Belloc, Lord Douglas, E. Dowson en andere.
Een mooie, rustige keuze.
V.S.
| |
Dr. Raph. Kreemers: De naoorlogsche gewestelijke roman in Engeland. (Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding Nr 10.) N.V. Standaard, Brussel. 1935.
Van dezen veel te vroeg, onlangs overleden werker kan niet genoeg de kennis, de bedrijvigheid en voornamelijk het pionierswerk worden geloofd en ten nutte gemaakt. De lezers van de Warande mochten hem jaren volgen in zijn bespreking van de Engelsche literatuur en hem leeren kennen als een betrouwbaar gids op dit terrein. Zijn detailwerek belette hem echter niet eenige synthesen te wagen als deze, die den Engelschen gewestelijken roman bestudeert. De voornaamheid van dit werk, dat gelukkiglijk door den aard van de uitgave in vele handen terechtkomt, ligt vóór alles in het bekendmaken van auteurs die wellicht anders nooit of veel te laat de belangstelling van het publiek zouden wekken. Wat het karakter van den arbeid nog verhoogt is de meening van den schrijver dat de gewestelijke roman in de toekomst meer waarde zal verkrijgen. Dat hij zich misschien niet vergist getuige het feit dat heden ten dage heel wat heimatromans worden vertaald (ook de onze gaat naar het buitenland), waarvan de waarde buiten de kennis van het gewest waarin het leven zich afspeelt, vooral te vinden is in de algemeene menschelijkheid
| |
| |
der personnages en toestanden. Ik kan hier wijzen op auteurs als Griese, Hermann, Capek, Ramuz, Giono, e.a. Wat de noodzakelijkheid betreft van het al of niet beschrijven in den gewestelijken roman, m.i. bestaat er wel een middenweg. Beschrijving komt het gewest toe, handeling den roman. De eerste is niet geheel uit te sluiten, doch mag slechts in verband staan met de optredende figuren.
Uit het overzicht blijkt dat vooral de Engelsche meesters Th. Hardy, J. Galsworthy en H. Lawrence de jongste productie hebben beïnvloed. Namen nochtans als deze van Mary Webb (Wales), A.G. Street (Wiltshire), Eden Phillpotts en H. Williamson (Devon), de Powys (Dorset), H.W. Freeman (Suffolk), W.R. Calvert, J.W. Denwood, Hugh Walpole (Cumberland), Louis Golding (Manchester), James Hanley (Liverpool), Sheila Kaye-Smith (Sussex), Fr. Brett Joung (Midlands), Storm Jameson (Yorkshire) en Herbert Read (Yorkshire) beloven voor de toekomst. Een belangrijke bibliographie (boeken en tijdschriften) volledigt dit onmisbaar werk.
P.D.V.
| |
H.M. van Randwijk: Burgers in nood. G.F. Callenbach, uitgever, Nijkerk, z.j.
Zooals de wereldoorlog onvermijdelijk tot een speciale literatuur moest aanleiding geven, mits de gebeurtenis het heele Europeesche continent betrok en jarenlang de gemoederen vasthield, zoo is het niet te verwonderen dat om de werkeloosheid, die zich vrij plots en heftig dreigend na een periode van onbezonnen en opgejaagd leven liet gevoelen, zoowat algemeen waarneembaar werd, reeds een half decennium duurt en nog niet (en wellicht nooit meer) uit de lucht is, een literatuur gaat ankeren. Zoolang deze maatschappelijke kwaal (die voor het eerst in enkele West-Europeesche landen permanent geworden is) in betrekking stond met de laagste klassen der bevolking, ging ze voor het andere deel van het volk als een onaangenaam werkelijkheidsbeeld meer door; het werd echter anders wanneer zij de klein en hooge burgerij aantastte en bedreigde. Misschien dat van dat oogenblik af de werkeloosheid de werkelijkheid zelve werd en ze moest geënregistreerd. Het feit zeker, waar de meest vaste beroepen hun zekerheid inlossen moesten, waardoor de nette mensch in het gedrang kwam, daar greep de ontreddering het bewuste denken en gevoelen aan. Het leven trad in een nieuwe phase, het leven was anders. Edoch, alles wat lang inwerkt, normaliseert zich ten slotte ook. Men geraakt gewoon - hoe verbeten men ook gevochten heeft of strijdbaar geweest is - en het leven gaat verder.
Een boek als dit van van Randwijk zegt van dat alles meer dan honderd tractaatjes met statistieken en zelfs foto's. Geheel de burgerij is in zijn opzet betrokken en geen gebeurtenis is vergeten om het tijdsbeleven weer te geven en te achterhalen. Want hoe de twintig personen die hij wil doen optreden het zieleleven ook bemoeilijken, het kan niet betwist dat de korte, dikwijls onderbroken karakter-, standen- en klasseontleding met groote kennis en vaardigheid, met groot talent werden geschreven. Het is de groote verdienste van dit werk, - allicht het tijdsgebeuren en niet de levende wezens had het kunnen behandelen, - dat drie figuren werden geboetseerd die in het geheugen blijven, de chauffeur-werkelooze Willem Verdoorn, diens vrouw Heil, en de dominee Herman Braans. In weerwil van het domineestoontje dat wat te dikwijls te hooren valt - de onvermijdelijke tendenz in sociale romans - in weerwil van het niet tot het uiterste gewaagde, - is de poging van van Randwijk meer dan lezenswaard. Gebouwd met ietwat overdreven maar toch gelukkige tegenstellingen en begaan met het lot van den medemensch (het gaat niet in de eerste plaats om dat somme geld,... het is het diepe begrijpen van elkanders nood, de lotsverbondenheid, de bloedsbroederschap), zoo moet dit boek dat aan Maurits Dekker en Jef Last herinnert zeker bijdragen tot het meevoelen (ik bedoel niet het medelijden met), tot het begrijpen van dezen nieuwen tijd.
P.D.V.
|
|