Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1936
(1936)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 355]
| |
Essentieel en decoratiefGa naar voetnoot(1)De heer Bierens De Haan heeft ons in Brussel voortreffelijk gesproken over essentieele en decoratieve dichtkunst. Deze prachtige, glasheldere studie kan niet aangevuld worden. Het onderscheid echter tusschen essentieel en decoratief kan op andere gebieden van het leven worden toegepast. Soms kom ik er toe ze toe te passen op de kunstenaars zelf. Tegenover zijn kunst kan de kunstenaar essentieel of decoratief leven, zooals hij tegenover het leven zelf in essentieele of decoratieve positie kan staan. Het schijnt mij toe dat het niet geheel onbelangrijk is daarover te spreken in een Penclub. Sedert Spengler wordt door andere Spenglers veel gesproken over den ondergang van het avondland. Dat lijkt mij niet zoo heel erg te zijn. Erger is het dat zij daarmee een atmosfeer om ons heen scheppen, ons een soort giftig besef opdringen, dat wij leven in verval. Voor zoover dit de letterkundigen aangaat, die, naar men zegt dat wij vrij mogen aannemen, nog altijd eenige particulen van den europeeschen geest vertegenwoordigen, lijkt het mij niet juist. Ik zie geen verval in de kunstproducten van onzen tijd en ontzeg met drieste koppigheid alle bevoegdheid aan de hooge rechters die ze willen veroordeelen. Zij zijn, deze rechters, niets minder blind dan de tijdgenooten die hun Dante, Cervantes, Rembrandt, Bach, Beethoven niet op waarde wisten te schatten maar honderden nu vergetenen lauwerden. Het kunstwerk kan bij zijn ontstaan slechts op zijn tijdswaarde worden gewogen. De eeuwigheidswaarde ervan wordt niet geschift door kunst-, kultuur- en andere critici, maar door de eeuwen. Deze groote geleerden mopperen dat er nu toch geen ‘Divina commedia’ en geen ‘Faust’ meer geschreven wordt. Natuurlijk niet. De ‘Divina Commedia’ moest in de 14e eeuw geschreven worden en ‘Faust’ in de 19e. Men vond ze toen nogal mooi. Nu wordt iets anders geschreven | |
[pagina 356]
| |
dat wij vermoedelijk ook nogal mooi zullen vinden, maar waarvan we niet weten hoe groot en hoe blijvend het later zal blijken. Indien er iets in verval is, dan zijn het de geesten die niet aan zichzelf twijfelen - veeg teeken - maar die hun tijdgenooten minderwaardigheidscomplexen trachten op te dringen, het zelfvertrouwen ondermijnend waardoor het individu dat niet verzaakt steeds kan heropstijgen uit de wanhoop, op wier rand de kunst bloeit. De beoordeeling van hetgeen de kunstenaars met hun pen zooal uitrichten moet deze kunstenaars in geenen deele aangaan. Er wordt, dadelijk bij verschijnen, door een over het algemeen bevoegde en objectieve kritiek, een voorloopige schatting van gedaan. Zij kunnen dat beschouwen als een inventarisatie, een registratie. Daarmee zijn alle noodige formaliteiten vervuld. Hun eenige zorg kan zijn hun essentieele instelling tegenover het leven en tegenover hun kunst. Zorg kan men dit natuurlijk slechts noemen in zooverre de mensch hierin zichzelf verzorgen kan. Even juist zou men kunnen spreken van gave, in het midden latend wat zij waard is; want anders moet men weer uitmaken of het een gave is dan wel een doem. Essentieel leven en essentieel kunstenaar zijn, zijn twee zeer bruikbare verzameltermen voor een oneindige wereld van verborgen- en onnoembaarheden. Alhoewel de jongste van de vlaamsche afvaardiging, ben ik toch al enkele jaren te oud om u precies en zeker te kunnen zeggen wat die beide werelden inhouden. Dit kan men alleen op den meer begenadigden leeftijd tusschen de 20 en 25. Ik gebruik die termen slechts zooals de soldaat, die op het oefenplein zwaait met groote platen aan de handen. De strijders weten dan wat hij bedoelt. U weet het ook. Essentieel leven is misschien: niet verzaken, maar er meer motieven toe hebben dan de verzakers. Het is zijn geestelijk Lot ten einde toe volgen en vervullen. Waar het zijn zin verliest erkennen dat dit juist zijn zin is, waar het zijn eind bereikt, dat dit juist zijn uitgangspunt is en telkens het afsterft, dat dit juist hergeboorte is. Ik zei dat het is: niet verzaken, maar het is juist verzaken doch er nooit mee ophouden, | |
[pagina 357]
| |
zoodat verzaken overwinnen wordt. Het spreekt vanzelf dat hij die essentieel leeft, daarom nog niet essentieel kunstenaar is. Hem kan de kunst zelfs een beletsel zijn, een afleiding, cocaïne of opium. Essentieel kunstenaar kan men zijn en toch niet essentieel leven, omdat het leven de kunst niet absoluut noodig heeft. Slechts zekere menschen hebben ze noodig. Essentieel kunstenaar zijn is de kunst in functie stellen van het leven. Gevaarlijk. De eenen zeggen: in functie van den godsdienst. Anderen: in functie van het vaderland. Nog anderen: in functie van de menschheid. Van deze drie kanten dringt men met eischen op ons in. Wie essentieel kunstenaar is houdt zich in de vierde windstreek, die veilig is. Wie daarbij essentieel leeft, heeft de essentie van het leven der drie eischers in zich, beheerscht het zonder erdoor beheerscht te worden, dient het ook, maar zonder knechtschap. Hem is alle vrees zoo vreemd, dat hij niet vluchten moet in aestheticisme of andere ivoren torens. Indien U het hiermee eens zijt, zult U mij ook gaarne laten zeggen dat, indien wij allen essentieel leefden en schreven, wij heel wat minder en heel wat anders zouden schrijven. Schrijven omdat men reeds een boek geschreven heeft, omdat men een dame is, omdat het allicht toch zal gelezen worden, omdat men weet wat graag gelezen wordt, dit alles bederft de kunst. Velen, zeide Tolstoï, lijden aan de neiging tot boeken schrijven, maar weinigen schamen er zich over. Wij mogen ons dat wel aantrekken, wij die om allerlei redenen schrijven, maar zelden omdat we leven. Diep verlangen wij allen naar een literatuur, zich verheffend uit haar vlakheid naar mateloosheid in 't vroede en in 't zotte, het heilige en het demonische en die minder voor de breiende tante, meer voor den mensch zou beteekenen. Eene die nieuwe gevoelens en begrippen zou stellen tegenover de restanten van uitgeholde culturen, waarmee de jeugd overvoederd in plaats van opgevoed en het maatschappelijk leven fictief in stand gehouden worden. Diep verlangen wij naar kunstenaars die het niet meer aan volksmenners zouden overlaten de wereldbeschouwing en de cultuur der gemeenschap te bepalen. Gerard walschap. |
|