80 - 54 = 26. Hi, hi. Nog een slok. Angst? Och kom. Maar alles lijkt mij nu zo dwaas kort. De helft is in elk geval voorbij, ook van de drie sterren. Wat een sterren. 46, 92, 50, 56, 96, 46, 46, 46, 46, stop nu eens even. Wat een gezichten van goede vrienden die voor mij zijn heengegaan. Velen zijn niet eens 46 geworden. Ik voel plotseling een kilte, het donker trekt zich nauwer om mij, buiten de wind, en in huis vage geluiden. Ja, ik herinner mij, pijn en ziekten, lange en vele waaraan mijn vrienden zijn gestorven. Vele, vele ziekten, ontgoochelingen, zorgen, droefheid. Wat een sterren en daarboven? Waaraan zal ik sterven. Kort ziekbed, lang ziekbed, mijn grootvader is aan kanker gestorven, kanker, keel, maag, darmkanker, zovele. Het grootste percentage is kanker. Morphine dokter, toch zoveel als ik wil? Mijn vrouw en kinderen, leven zij als ik ga sterven? En wie zal dan eenmaal aan hun bed staan. Zal ik alleen zijn, met onverschilligen? Een oud, zielig manneke, ingevallen, hijgend, kreunend, bang. Jeugddromen, visioenen, welke zijn ze van een ouden man die gaat sterven. Kijk, ik beweeg mijn hand, mijn vingers één voor één. Als ik knijp voel ik pijn. Ik draai mijn hoofd en strek mijn benen, vreemd, eens en wellicht spoedig is alles stijf, onbeweeglijk en vergaat tot as. Niet oud, niet zielig. Mij is voorspeld 54. Plotseling, een val van mijn paard. Zo plotseling, een flits. Van mijn paard, in een stralende zonneschijn, in voorjaarswind als de duinen bloeien. Ja, plotseling, plotseling. Geen medelijden, geen zieligheidjes, geen onverschillige meewarigheid aan een ziekbed. Gek leeg voel ik mij en dan plots tranen. Dronkemanstranen. Drie sterren op de lege fles, leeg van binnen, leeg van buiten, alles, alles leeg. Leeg daarbuiten, met vele sterren, die eeuwig schijnen. Eeuwig. Ik ben ook eeuwig, deel van den Algeest waarin ik zal worden opgenomen. Maar de vele vertrouwde dingen zal ik niet meer zien. De geur van de pas gemaaide velden,
de witte zeilen, gehesen heb ik ze, gehesen. Vele malen, zonverbrand, zo bruin, zo sterk, uitbundig. Waarom beef ik zo. Water, zon en wind, o heerlijkheid van vele jaren, zwerven op de uitgestrekte watervlakten alleen met mijn goede vriend. Voorbij, voorbij. Wat denk je als je tachtig bent, dan tel je toch in maanden