Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1936(1936)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 289] [p. 289] Op twee snaren Voor André Demedts. Uw armen zijn om van te zingen, die liggen rond mijn eenzaamheid, het is een blond en vloeiend kringen waaraan mijn hoofd rust buiten tijd, op geur van rozen, appelaren, beneden uw bemind gezicht, nu 't duister ritselt door uw haren en d'aarde wit bedolven ligt. - maar zingen is den kring ontbinden waarin het hart zoo veilig hangt, en ver uit storm van sneeuw en winden en d'eenzaamheid die mij zoo bangt, ach zingen is - ook van der beken uwer armen kalmen stroom - de gave lijn der oevers breken, de bronnen zoeken van den droom, op geur van rozen, appelaren, beneden uw bemind gezicht vertrékken, door de zonnenwaren waarvan uw lijf doorschoten ligt, [pagina 290] [p. 290] de lentezonnen die nog blinken met twintig in uw blauwe ziel, niet denken ach, hoe koud uw handen eenmaal - witter dan het sneeuwen viel uit al uw winters - zullen zinken.... gij slaapt zoo zacht. - Is er een nacht zoo zwart na 't breken dezer banden, waarachter niet de morgen wacht van uwe ziel met àl haar zonnen - waarvan ook ik doorschoten blijf - en deze morgen hier gewonnen aan hunnen gloed: uw zomerlijf? slaap zacht, dit zingend waken zet mijn geloof in glorieuzen brand, - wijl 't bange hart naar het ontwaken húnkert van uw kleine vleezen hand. René verbeeck. Vorige Volgende