Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1936(1936)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Herfstelijk De bosschen smaken bitter-zoet, van 't loover, dat nu sterven moet. Er is een geur, die dronken maakt en, voor wien uit den roes ontwaakt, zijn er de zilver-fijne snaren op eikenblad en wilde varen. De zon leeft nog in 't hart van 't blad, maar dood is reeds de frêle schat. van kanten lubben, die er waren gestrengeld rond den hals der blaren. De bleeke vingers laten los den hechten stam en in het mos vallen de rilde boomenhanden, de nervigen en roodgeranden, die sterven gaan en vrede vinden in 't langzaam, droomend zich ontwinden. Maar hier en daar leeft nog een geur: een bloemenziel, een zacht getreur, dat tot geen vorm meer kan verdichten; een zweven maar, een laatste zwichten; een zwijmelende afscheidsgroet aan 't loover, dat nu sterven moet. alex campaert Vorige Volgende