Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1936(1936)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Kleine liederen van dood en leven I Laat mij nog eenmaal deze wijzen prijzen Die, als mijn lieve vader, kalm en groot Bereiden zich ter allerlaatste reize En rustig ingaan in den goeden dood; Zij vroegen niet waarom ze leven kwamen En vragen niet waarom zij sterven gaan, De tijd verwischt hun wezen en hun namen Zooals de wind hun voetspoor en hun baan. Het veld is binnen en de oogst geborgen En alle leven veilig in Gods hand; - De zonen wassen naar den nieuwen morgen, De oude hemel glimlacht over't land. [pagina 8] [p. 8] II De Dood had dagenlang reeds rond ons huis geslopen Maar op Palmzondag van dat droevig jaar Vond hij de deuren en de vensters open En greep zijn hand mijn vader bij het haar En met een ruk geheven boven 't bed, Waarin mijn vader zich te sterven had gezet, In eene warreling van bloemen en van sterren Riep hij met luide stem: Jeruzalem! - En was reeds verre. [pagina 9] [p. 9] III Mijn moeder, heel de nacht, zat bij het groote bed Waarin zoo smal mijn doode vader lag; Toen heb 'k, meelijdend en met groot ontzag, Mij naast mijn moeder zwijgend neergezet. Zij heeft haar hand op mijne hand gelegd: ‘Ook deze nacht is hij voor mij alleen’.... Heeft glimlachend mijn moeder mij gezegd En droever dan ik kwam ging ik weer heen. IV Eens in mijn droom zag ik mijn lieve vader En met een stem te stralend en te breed Riep ik: mijn vader! en trad haastig nader Waar hij vermoeid zijn laatste dagen sleet; En buiten mij van vreugde en van verdriet Kuste ik zijn handen daar zij roerloos lagen, Toen heeft hij loom zijn oogen opgeslagen En droef zijn hoofd geschud: ik ken u niet. [pagina 10] [p. 10] V Zij zitten 's avonds bij hun kleine vuren In eene zee van duisternis en wind, En luistrend naar den avond en de uren En naar het schreien van een heel klein kind, Zien zij hun schaduw donker op de muren: De zwarte Engel van het slapend kind. VI Ik heb u nooit zóó lief als waar gij zijt Zóó menschelijk en aan den dood gelijk, Dat alles om u duister wordt en schreit In't hoogste noodweer aller tijden om uw Rijk. Jac. schreurs m.s.c. Vorige Volgende