Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 791]
| |
HoornVaag over 't avondbosch blaast ergens traag een horen,
melankoliek en stil blijf ik er naar staan hooren.
Het schemert overal. De hooge hemel valt.
Wat leven heet en licht loopt eens in dood verloren.
| |
HerfstDe horizon zal dag aan dag versmallen.
Ik hoor een jachtgeweer twee schoten knallen.
De wind plukt langzaam alle blaren af.
Ik voel mijn eigen dagen vallen, vallen.
| |
[pagina 792]
| |
WeerklankMijn lieve broeder, hef uw stem niet al te donker,
in moeders oogen lei veelal een blij geflonker,
ik kom, ik kom, ben ik dan ooit ver weg geweest,
uw hart, mijn hart, éen pijn, twee sterren in het donker.
| |
HoopHet regent weer op 't winterland daarbuiten,
de regen spoelt langs boomen en langs ruiten,
aan 't raam, waar 'k gister nog wanhopig stond,
sta ik vandaag een zachte wijs te fluiten.
| |
ZiekteDe sterren spelen rond de volle maan,
de auto's snorren langs de drukke baan,
ik, huivrend achter 't toeë raam gezeten
voel traag mijn bloed verdorren en vergaan.
| |
KoortsHoe ben ik in dit vreemd gedroom beland?
Is hier de grens en daar de overkant?
De angst verdwijnt, er komt een suizend zingen,
dat lokt de ziel als naar haar vaderland.
| |
NoodDe nacht is angst en nood en pijn,
de werklijkheid verjoeg den schijn,
ik wist niet dat zóo koud de sterren
en hard het maanlicht konden zijn.
|
|