Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 675]
| |
Laus infantisGa naar eind(*)1Voor de' een te dwaas, voor de' ander weer te wijs:
Bleef hij een kind in deugden en in zonden
En heeft, te onbezorgd om kleed en spijs,
Der dingen glans gezocht en niet hun gronden;
En die geen gast was in Parijs of Londen
(Zijn jaren klommen en zijn haar werd grijs)
Begon met zoo'n voltooide rust de reis
Alsof zijn oogen reeds de klaarheid vonden
En zijne voeten raakten 't paradijs.
| |
2In alle dingen vond hij groot behagen;
Hij liep een leven lang haast met een vlag.
En toen dit kind ontwaakte in de Dag,
Wiens heerlijkheid zijn oogen reeds voorzagen,
Heeft het, daar het glans en bloemen lag,
Zijn groote oogen vragend opgeslagen:
Waar is het licht, dat zooveel glorie zag
En waar het land, dat zooveel heil mocht dragen?
| |
3Gij troft hem midden in zijn zwak,
Want toen uw stem: ‘Zachaeus’ sprak
Viel 't mannetje uit de maan
En 't wonder was gedaan:
En tuimelend van zijnen tak
Zag hij u spraakloos aan
| |
[pagina 676]
| |
En was voortaan met zak en pak
Zijn meester toegedaan -
Zóó, die voor u zijn hals haast brak
Heeft u als gast voortaan.
| |
4Als ik kom eenmaal vóór u staan
Van angst ontzind
En van uw Licht bezweken -
Laat dan een Engel, mij gezind,
In dat uur aldus spreken:
Dit kind
Heeft àlles als een kind gedaan,
Blijf gij niet in gebreken
Maar geef hem een goed teeken
En laat hem bij U binnengaan.
Jac. schreurs.
|