De vernuftige trommelaar
De uren na school wierden doorgebracht ofwel op den hoek van het Lollepotstraatje of bij Kaluiken, de arme schoenmaker. Hij was trommelaar geweest bij de soldaten. Hij wist ons uit dien tijd de wonderbaarste avonturen te vertellen. Hij vond zijn vreugde er in ons de zotste dingen wijs te maken. Een dezer vertellingen was in dezen aard:
‘Koning Leopold de Tweede deed mij eens bij hem komen. Hij had van mijn trommelaarskunst gehoord. Ik kwam in zijn paleis waar hij op zijnen troon zat, en ik moest mij neer zetten op een fluweelen stoel en een solo voor trommel spelen. De koning was zoo ontroerd dat de tranen hem uit zijn oogen liepen. Hij riep: Kaluiken mijn dappere soldaat dat is zoo schoon alsof Beethoven orgel speelt, daar moet een flesch op gedronken worden. Een knecht met witte kousen en gouden passement brak seffens een kistje champagne open. Leopold II zong voor mij een lied en ik moest het met den trommel begeleiden. Hij zong van de drie tamboers terwijl hij de kamer op en neer stapte.
En onder het drinken van een fijne flesch vertelde mij de koning hoe hij gedurig last had met zijn vrouw, met zijn kinderen, paarden en soldaten. Ik zag daar een billard staan. Speelt gij ook billard, Sire de koning? vroeg ik. En of, zei hij. Kunt gij ook spelen, Kaluiken? En of, zei ik, vijftig carambols, zei ik, Sire de koning. Straf, zei hij, Leopold de Tweede. Willen wij ook eens een partieke spelen? Wij speelden een partieke. Met alle gemak zou ik gewonnen hebben, maar uit hoffelijkheid liet ik mij kloppen. Een koning is als een kind. Allebei moeten ingevolgd worden. Maar ineens wierp zijne Majesteit zijn billardstok woedend op den grond en riep: Ik zou wel honderd carambols maken indien ik in mijne Congo het olifantenkerkhof kon ontdekken. Het is toch om dat olifantenkerkhof dat ik mijnen Congo gekocht