Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 582]
| |
2.Nu wil ik vrij zijn en zéér vrij
Om, los van al en los van mij,
Te zijn daar waar ik wil:
Zéér stil.....
| |
3.Hij is mijn levensvorm,
Hij mijn beminde
En ik de worm
Van zijn ellende....
| |
4.De wereld is zoo klein, zoo klein
En zoo gering te loven,
Dat het voor die van 't hemelsch plein
In 't grondeloos hierboven,
Soms even dwaas als moeilijk moet zijn
Nog in een wereld te gelooven.
| |
[pagina 583]
| |
5.Nu ligt de heele wereld open
En alles in mijn kleine hand,
Zoodat mijn wil en mijn verstand
Niets meer kan hopen
Dan uw Land.....
| |
6.De schoone zomer sterft,
Een late zon nog verft
Haar laatste rood
Over de ruige heggen....
Ik had nog veel te zeggen,
Goede Dood.....
| |
7.Het kindschap Gods, nog in den knop geborgen,
Verwacht den morgen
Van het Licht,
Om zonder zorgen
Voortaan en gewicht
Te bloeien vóór uw aangezicht
En tot uw glorie -
Eeuwig Licht....
| |
8.'t Zal schoon zijn, Dood,
Wanneer ik uit den kring
Van ster en sterveling
Vuurrood
Zal vallen in den schoot
Der schittering
Van God!
| |
[pagina 584]
| |
9.Negentien honderd jaren
Zijn sinds dien nacht voorbij;
Immer nog bloeden uw haren
Immer nog bloedt uw zij'.....
Uw stilte en uw staren
Verwarren mij
Méér dan alle gevaren....
Christus, vergeef het mij!
| |
10.Eens toen gij tot ons kwaamt was het als Licht
En over alle bergen wies uw aangezicht
En blies uw mond de bloemen van een lente,
Engelen sloegen hun witte tenten
In de hellingen der groote dagen,
Allen die uw Licht zagen
Zegenden uw Licht....
| |
11.Eeuwen en eeuwen later
Kwam uw vloek over ons als een vloed
En wies over alle wezen uw water,
Maar één, die zich zelf niet verloor
Voor hij u had gevonden,
Voer zingend onder uw regenboog door
En overwon glimlachend uw water.
| |
12.Ik denk aan Abraham en ik word droef:
Zijn laatste Lam werd jammerlijk geschoren!
Wist ik de dalkom waar hij is geboren,
Wist ik den heuvel waar men hem begroef -
Tenminste hij zou mijne klachten hooren.....
| |
[pagina 585]
| |
13.De fijne geest, het fijne glas
En 't hoog gebaar der handen:
O feestlijk spel van ziel en asch,
Van lippen, lach en tanden -
Het spel gaat om, de geest begeeft,
Lach valt als glas aan scherven,
Leef dan alsof gij eeuwig leeft
En of gij nu zoudt sterven.
| |
14.Wanneer op Witten Donderdag
De voeten zijn gewasschen
Dan gaan zij op Paasch-Zaterdag
Weer door den modder plassen.
| |
15.Op Goede Vrijdag zijn
De kinderzielen rein
En hangen stil te droogen
Achter natte oogen
In den zonneschijn.
| |
16.En als op Paschen in de Mis
Ons Paaschlam is geslacht
Dan loopen nog met Pinksteren
De kinderen in de vacht.
Sittard, Mei 1935. jac. schreurs. |
|