Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 550] [p. 550] Jacoba voor Rupelmonde Van huis en hof verdreven, uit mijn bezit verjaagd, bedreigd tot in mijn leven, belasterd en belaagd, heb ik, ontdaan van have en eer, mijn wapens nog tot lijfsverweer. Koning, prins van den bloede, noch hertog, noch prelaat - moge 't mij God vergoeden - onthield zich van verraad. Alleen van 't landsvolk om mij heen ervoer ik trouw, maar anders geen. Drie jaar, mijn recht indachtig, was 'k in vermetel spel Bourgondië te machtig, zijn ruiterij te snel. Tot op het einde pijl en boog mijn vrienden velde, laag als hoog. Toen heb ik omgezworven, bleef mij geen hoon gespaard. Maar in mij, onverdorven, hield ik een hart bewaard, dat in den strijd zichzelf herwint, dat leeft en lijdt, dat lijdt en mint. Dies ik, te dezer stonde, rust achtend noch gerief, te voet voor Rupelmonde kom vechten om mijn lief. Dies ik mij, tot mijn zoetsten prijs en prooi, zijn mond ende oogen eisch. [pagina 551] [p. 551] Is eerst mij dat verkregen, dan gaan, opeens vervuld, we in eenzaamheid de wegen, die liefde alleen onthult. Dan zijn we elkander tot genoot en toeverlaat, tot in den dood. jan prins. Vorige Volgende