Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 534]
| |
II.Ik ben niet de bie welke onbewust
snelt naar ied're geurenzwang're bloem,
tuk en tier'g alléén op zoeten buit
die des winters kille spijskast vult....
| |
III.De dag die rijst belooft
vreugde door de zon
wier gloed rijpt het ooft
- zoete kers of peskaton -
ten boomgaard van mijn diepst verlangen.
Ook, vóór het avond wordt
en rood de wolken zijn,
schenk mij van uw kus
de stille en zoete wijn - -
weet gij of morgen nog een dag zal dagen?
| |
IV.Wie kan met steenen sterren weren?
- - Ik kijk over de hei
of ik iemand verbei'
die ging, en niet terug zal keeren.
| |
[pagina 535]
| |
Uw beeld houdt mij in dwang
van onbegrepen woorden:
van vreemde vogels lang
gerekte vlucht naar an'drë oorden. -
Want géén heeft 't woord gesproken
dat 't hart aan 't harte bindt - -
en misschien ben ik 't alleen die, sproken
dichtend, meen dat iemand mij mint,
iemand, ginder over de heide.
| |
V.Als twee roemers van kristal
tikkelen in puur geschal,
kan geen zuiver weten
hoe de klank zijn oorsprong had,
waar 't geluid te voorschijn trad,
schakel eener eindelooze keten.
| |
VI.Door de blauwe lucht kruist de kraai:
zwarte stip op wijd-gestrekte vlerken -
Liefde waar 'k naar smacht en die ik mis,
en die brekend flitst door mijn gedachten.
| |
VII.Ook aan den voet der hooge bergen
is er rust - -
en diep verlangen naar weêr lust
en leven. Want geen pijnboom kan het bergen,
hoe donk'r en zwaar zijn loof, dat hier ook vogels
kwinkeleeren en dat, op gouden vlogels
de zonne feest nu viert -
voor u en mij.
Voor u, roos die bloeit in mijn dorre hei.
(Szczawnica). | |
[pagina 536]
| |
VIII.Ik lach omdat ik vroeger, dwaas
en dom, zoo dikwijls heb geweend - -
en 't mij nu is of 'k nimmer, laas,
'k nimmer van vreugde werd gespeend.
| |
IXO doods-gedachte
die onbewust
als liefde zust -
Levens-betrachten
dat onverpoosd
als doods-hand koost,
gegroet!
f.v. toussaint van boelaere. |
|