| |
| |
| |
De dichter Newman
Genoeg zullen er gevonden worden die den denker Newman bestudeeren, zijn geest peilen, zijn subtiele gedachten onderzoeken. Zijn invloed groeit meer en meer, doordringt alle scholen van denkende geesten, allen die in 't leven den weg der wijsheid zoeken. Macht van zijn denken, ja, maar ook vrucht van dat ongrijpbare wat men kan noemen: poëtische gave, magie der kunst, glans dezer schoonheid die slechts een vorm is der liefde.
De liefde alleen brengt de geheele ziel in roering.
Newman bezat die gaaf. Hij werd bemind, omdat hij beminde. Hij ontroerde, omdat hij zoo diep menschelijk was, Hij vervoerde, omdat hij niet enkel denker, maar ook dichter was.
Zoo zien wij een Thomas Aquinas plots uit het geleerde, afgetrokkene van de Summa ontluiken in geestdrift, in luister, in liefde, in dat onvergelijkelijke officie van 't Heilig Sacrament, in Adore te, Pange lingua, Lauda Sion.
- Oh! wat is onze Schepper rijk, die zoo kwistig zijn gaven weet uit te strooien, die niet ééne ziel ten volle gelijk maakt aan de andere, maar de trekken van 't gelaat niet meer afwisselt dan die der ziel.
Wil men er zich van overtuigen, dan ga men eenvoudig na de rijen der heiligen. Welk verschil! Welke oneindige verscheidenheid! Een Augustinus of een Franciscus. Een Maria Magdalena of eene Agnes. Een Pastoor van Ars of een Jeanne d'Arc.
En men zou de heiligheid willen uniformiseeren! De zelfde maat gebruiken voor ieder menschelijk wezen! - Indien dat mogelijk ware, dan toch niet waar het Engelschen geldt. Newman was wel niet een gecanoniseerde heilige, maar in menig hart werd hem een altaar opgericht. Hoevelen bracht
| |
| |
hij niet in het licht der waarheid. Hoevelen ontroerde niet zijn diepe godsvrucht, zijn luistervolle wijsheid. En zou hij niet dat Licht aanschouwen dat hij zoo vurig aanriep, zoo trouw diende in de schaduwen van 't aardsche, dat hem reeds toelachte van in de nevelen van 't leven?
Daaraan kan niemand twijfelen die zijn wandel hier beneden nagaat.
In zijn dichterschap zelf ligt een bewijs. Zonder zelfs te spreken van zijn gedicht ‘Dream of Gerontius’, dat zoo bovenaardsch zweeft als de tonen van Beethovens laatste kwartetten; wat al heiligs en verhevens in al die Verses on various occasions.
Ook Faber was dichter. Meer dichter misschien dan Newman - immers Newman betitelde zekere zijner opvattingen met een zekere minachting, als ingegeven door dichterlijke verbeelding - Faber was uiterst gevoelig, had een gevoelige godsvrucht. Maar Newman was, op zijne wijze, even hypergevoelig en zijn godsvrucht daalde wellicht dieper in dat ondoorgrondelijke van 't goddelijk Wezen.
Er is eene bladzijde van 't Evangelie dat mij altijd diep getroffen heeft: dat van Jesus' verschijnen in de bron van Bethsaïda, quinque porticus habens, waar de Engel, op zekere tijden, de wateren in roering bracht. Die wateren van ons innigste wezen, tot hetwelk de ‘vijf’ zinnen als portieken toegang verleenen, worden ook zoo licht door den Engel der poëzie in beroering gebracht - meer nog door de goddelijke aanraking, die noch aan tijd gebonden, noch van de omstandigheden afhankelijk is; en in onze zielen nederdaalt, wanneer en telkens het Gode welgevallig is.
Hoe vaak echter doet hij het door menschelijk toedoen, door ingeving van kennis of kunst, door het zoete fluisteren der poëzie.
Newman was geen dichter van beroep, maar een dichter van beteekenis was hij niettemin. Ware poëzie is de poëzie van 't leven. Die echte poëzie van 't leven is het, die de hooge genies vatten en vertolken: een Dante, een Shakespeare, een Beethoven.
Niet dat Newman in zulke mate tot die roemrijke rij be- | |
| |
hoorde - in de eerste plaats was hij denker - maar ook hij bracht alles terug tot de waarheid, tot het wezen, tot het leven. Van den literator had hij niets. Hij bleef niet in een ivoren toren opgesloten; hij voelde met de menschen, hij leefde met en voor de menschen.
Dat bewijzen zijne ontelbare vriendschappen, de brieven die hij met hen wisselde en die van toon veranderden naar den aard van zijn correspondenten.
Een pas verschenen boek laat volle recht wedervaren aan den poëtischen kant van Newman's geest; Christopher Dawson, van Exeter College, een bekeerde, heeft een werk gewijd aan ‘The Spirit of the Oxford Movement’ en wanneer hij Newman's rol en invloed bespreekt, brengt hij die gedurig in verband met zijn dichterlijke gaven, haalt onophoudend zijn verzen aan uit de Lyra Apostolica.
Weinig schenen de Engelsche Katholieken gevoeld te hebben voor het eeuwfeest, in 1933, van deze Oxford-beweging die als een keerpunt was in de geschiedenis der Engelsche Kerk. Nalatenschap van de vooroordeelen tegen den grooten Kardinaal? Posthume naijver van de oud-katholieken jegens het nieuw affluw van versch bloed? In elk geval lieten zij een ruime plaats open aan de protestantsche geestdrift, die dan in quasi-katholieke plechtigheden zich veropenbaarde. Ook in boeken kwam het protestantsch enthousiasme los. Onder ander in een aller-interressantst, allervreemdst en uiterst tergend werk: ‘Oxford Apostles’, van Geoffrey Faber, den eigen klein-neef van dezen zoo devoten Father Faber, die zooveel werken van innige katholieke godsvrucht schreef - en weleens een kruis was voor Newman, daar hij de Engelschen wilde leiden langs Italiaansche lijnen, weinig passend bij hun inborst.
Werkt dat Faber-bloed nog voort in de aderen van den klein-neef? Deze, niet alleen de Oxford figuren besprekend, maar ze allemaal groepeerend rond het centraal beeld van den grooten Newman, vervolgt hem, heel het werk door, met een onverstand, een misvormen van karakter en bedoeling, een kleineering van al zijn grondtrekken, die de zenuwen van
| |
| |
den lezer op harde proef stellen. Freudist en modernist is de schrijver en van godsdienstig inzicht heeft hij geen benul. En toch is zijn boek onschatbaar door al de bijzonderheden dat het aanbrengt over Newman's verkeer te Oxford van 1818 tot 1845, over al zijn vrienden en medewerkers: Keble, Froude, Pusey, enz. enz.
Een troost is het daarna Dawson's werk ter hand te nemen en alles in 't ware licht hersteld te zien.
Zooals ik het zegde, volgt Christopher Dawson den gang van Newman's geestelijken groei langs de lijnen zijner poëzie. Van af dat eerste sonnet, dat hij krabbelde op de tafel eener herberg, te Whitchurch, terwijl hij te wachten zat op Hurrell Froude en zijn vader, die hij vergezellen zou op hun middellandsche reis. Niet minder dan vijf en tachtig stukken zouden hem door die reis worden ingegeven, en Christopher Dawson zegt van Newman's medewerking aan Lyra Apostolica:
‘It included some of the most remarkable examples of modern English religious poetry, though it has never, I think, received the attention that its literary merits deserve.’
Niet Newman alleen was dichter onder de Oxford-bewegers, ook Williams en Froude, en vooral Keble, wiens Christian Year nog steeds een troostend boek is voor de Anglicaansche godsvrucht. Maar bij Newman stak de denker altijd onder den zoekenden dichter en zijn verzen tijdens die reis naar de al-oude Italiaansche kusten zijn een openbaring van zijn geest en gevoel.
Newman's gemoed was van een verwonderlijke ontroerbaarheid. Onder de aanraking van den Engel der poëzie? - Newman heeft steeds een levendige aanvoeling gehad van deze engelachtig aanwezigheid. Zoo heet dan ook het eerste sonnet, waarvan hooger op spraak: ‘Angelic Guidance’, en begint:
Are these the tracks of some unearthly Friend,
His foot-prints, and his vesture-skirts of lights?
Wanneer het schip waarop hij met de Froudes aan boord was, van Patras naar Corfu zeilde, kwamen zij dicht bij
| |
| |
Ithaca, Ulysses' eiland. Newman bleef op het dek, uren lang, turend en droomend in overweldigende aandoening. Van kind af was hij bevriend met de wereld van Homeros, kende heele bladzijden van buiten; maar, vreemd genoeg, 't was niet de episode van Ulysses en zijn hond die zijn hart omwoelde. Neen, hij zag zijn vroegste thuis weer, Ham, dat hij in de kinderjaren had verlaten, maar nooit vergeten, tot de minste bijzonderheden toe, en die herinneringen uit den zaligen tijd der eerste jaren boeide hem bijna tot weenens toe.
Gevoelig dichtersgemoed!
Deze reis zou Newman's ziel doen opengaan, niet alleen voor de schoonheid van de zuiderstreken, maar ook voor het verblindende licht van 't volle geloof, ofschoon hij het op dat oogenblik zelf niet wist. Op den vooravond van Kerstdag 1832 ankerde het schip voor Malta, maar de passagiers mochten niet aan wal komen, zoodat het voor die Engelschen ‘a most wretched Christmas Day’ werd. Den ganschen morgen hoorden zij vergeefs de klokken galmen - deze melodieuze klokken der zuiderlanden! In het quarantainegebouw, aan wal, zag Newman een armen man geknield te bidden zitten met het gelaat naar de kerk gekeerd: en hij schrijft: ‘It is a confusion of face to me that the humblest romanist testifies to his Saviour as I, a minister, do not.’
De volgende verzen dichtte hij op dien Kerstdag:
| |
Christmas without Christ
How can I keep my Christmas feast
Reft of the sight of the High Priest
From whom its glories flow?
I hear the tuneful bells around,
The blessed towers I see;
A stranger on a foreign ground,
They peal a fast for me....
- Verzen vol christen weemoed en geloof in zijne waar- | |
| |
digheid als Gods minister. Was hij wellicht niet reeds katholiek in zijn hart op dat oogenblik, zoowel als Hurrell Froude die sterven zou vooraleer uitwendig den laatsten stap te doen, maar die de verste was op de baan?
Heel die reis trouwens bracht Newman dichter bij de haven. Rome werd hem eene openbaring. Hij ging er, door Froude, meegetroond, dien Wiseman bezoeken die hem later den eindstoot zou geven tot zijn intrede in de Kerk. Daar verliet hij zijne vrienden, de Froudes, en wilde, alleen, nog terugkeeren naar Sicilië dat ze gedrieën bezocht hadden. Hij viel er gevaarlijk ziek, in een afgelegen dorp, ver van alle hulp, maar verzekerde den dienaar, een Italiaan, die hem trouw verzorgde, dat ‘hij niet zou sterven, daar een zending voor hem weggelegd was’.
Nog zeer zwak, bereikte hij eindelijk Palermo, waar hij lange dagen moest wachten tot een schip hem naar Engeland kon terugbrengen. Hij zocht er zijn troost in de kerken en dichtte er de schoone verzen:
Oh that thy creed were sound!
For thou dost soothe the heart, thou
Nog veel vooroordeelen scheidden hem van de ware Kerk, maar het hart was gewonnen. Gods gratie vervolgde hem voelbaar, op den weg, en op zee vond hij die tonen die voor eeuwig in Engelands ooren zouden ruischen:
Lead, kindly Light, amid the encircling gloom
The night is dark and I am far from home -
- Niet zoo ver van huis was hij, want voor Gods oog is geen afstand in den tijd en in de ruimte. En het schip bracht den gezegenden zendeling naar die tien jaren arbeid van de Tracts for the time, die eindigden met zijn overgang tot de Katholieke Kerk, de eerste van een talrijke schaar door hem aangevoerd.
Een en twintig jaren zou nu de dichter Newman sprakeloos
| |
| |
blijven, verslonden eerst in de vruchtbare polemiek van de Oxford-beweging; daarna in die eerste ervaringen in het ware, volle geloof die vergezeld zouden gaan met zooveel tegenkanting en desillusie. Doch het wonder der Apologia bracht vernieuwing van krachten en blijdschap en de poëtische ader ging weer open, de ziel sloeg haar vleugelen uit, en wel in een eenig werk, een als bovennatuurlijk werk: ‘The Dream of Gerontius’.
Vizioen? - Geïnspireerde beschouwing? - Gerontius, de ziel, die scheiden gaat uit het lichaam, onderhoudt zich met den hemelschen geest die haar tot bewaarder werd gegeven van af den aanvang van haar bestaan.
Steeds heeft Newman, van af zijn kinderjaren, een levendig gevoel gehad van de bestendige aanwezigheid van zijn engel-bewaarder; van den kring van geesten, bovenaardsch en onstoffelijk, rond deze stoffelijke schepping, rond de strijdende wereld der menschen. Maar nooit had hij zulke accenten gevonden, nooit dit gevoel geconcretiseerd in zulk idealen vorm.
Het gaat niet zulk een werk te analyseeren: Men moet het lezen, lezen in de oorspronkelijke taal, en het onderhoud beluisteren van de scheidende ziel met haar hemelschen begeleider, terwijl rond de sponde nog de gebeden gefluisterd worden, het aardsche die meer en meer in de verte verdwijnt, het eeuwige steeds dichter nader ijlt, in bliksemsnelle vlucht, de knarsende duivels worden afgeweerd, de engelen in steeds dichtere drommen ontmoet, en de ziel eindelijk belandt voor haar Rechter....
I go before my judge. Ah!....
Overweldigend is 't gevoel van onstoffelijkheid, van 't ontzagwekkende van het goddelijke dat in deze verzen is verwoord. Ook Vondel heeft deze sublieme onaardschheid bereikt in zijn reien, waarin hij zingt:
Heilig, heilig, nog eens heilig,
Driemaal heilig! eer zij God!....
| |
| |
Of:
Wie is het die zoo hoog gezeten,
Zoo diep in 't grondelooze licht....
Geen wonder zoo de dichter uit Holland, ook een bekeerde tot het eenig geloof, en de denker-wijsgeer uit Engeland, de zelfde bovenaardsche tonen laten zweven, daar zij beiden doorzinderd waren van 't zelfde Licht, doorgloeid van 't zelfde Liefde-Leven?
3 Mei 1935.
m.e. belpaire.
|
|