Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 447]
| |
Een verdienstelijk werkGa naar voetnoot(1)De ware geschiedschrijver is doorgaans niet alleen een geleerde; hij is gewoonlijk ook een leider voor zijn volk. Een leider, die niet verschijnt op politieke volksvergaderingen, die niet meedoet aan betoogingen, want als geleerde heeft hij afkeer voor de straat. Hij is een leider, die in de stille studeerkamer, zich heenbuigt over het verleden en daarin wijsheid zoekt voor de toekomst. Zeker, dat zoeken naar richtlijnen voor de toekomst, is slechts bijkomstig. Hoofdzaak voor hem is de zoo perfect mogelijke reconstructie van het verleden. Doch wanneer hij eenig sociaal verantwoordelijkheidsbewustzijn heeft, zal hij geen enkele gelegenheid laten voorbijgaan om zijne wetenschap - zonder aan haar wezen afbreuk te doen - in dienst te stellen van zijn tijdgenooten. Een dergelijke historicus en leider is de bekende Antwerpsche stadsarchivaris, E.H. Floris Prims. Ieder van zijn werken draagt het kenmerk zijner tweevoudige belangstelling; het is eenerzijds wetenschappelijk, anderzijds stichtend en leerrijk. Ook zijn laatste werk, een biographie van den Geelschen burgemeester, K.Th. Lebon, ligt in dezelfde lijn. De schrijver zegt het trouwens duidelijk in de inleiding. Hij wil het leven verhalen van een eenvoudig en braaf apotheker, die zich in groote mate bezighield met de politiek en te Geel een invloedrijke positie innam in een tijdperk, dat niet alleen voor de historici, doch tevens ook voor ieder die behoort tot den intellectueelen stand, van overwegend belang is. | |
[pagina 448]
| |
Lebon werd geboren in 1777 op het oogenblik, dat de Fransche Revolutie klaar stond om los te breken; hij overleed in 1844, na getuige te zijn geweest van de Fransche bezetting met den Boerenkrijg, van het Nederlandsch Bewind met de revolutie van 1830 en van de eerste jaren der Belgische onafhankelijkheid. Lebon was een overtuigd Katholiek en een vurig patriot. In de jaren 1930-1931 was hij lid van het Nationaal Congres en daarna burgemeester te Geel tot 1844. In dat jaar werd hij in tamelijke duistere omstandigheden vermoord. Het is over en op grond van dezen levensloop dat Prims een boek geschreven heeft, dat veel belangrijker is dan de titel laat vermoeden. Prims plaatst zijn held in het kader van zijn tijd en vandaar een historisch beeld, dat aansluit bij de algemeene geschiedenis van ons land. Naast het beeld van Prims over dien zoo beroerden tijd, staat dat van K.Th. Lebon zelf. Deze volgt met groote belangstelling het politieke gebeuren; hij is een medewerker der politieke evolutie welke leidt naar den opstand en krachtdadig werkt hij, na 1830, om den jongen staat voort te helpen bij het doorworstelen zijner groeicrisis. Een groote politieke rol heeft K.Th. Lebon niet gespeeld, althans niet in de landspolitiek. Voor Geel is zijn aandeel zeer zwaar. Doch de bescheidenheid zijner politieke activiteit, in de algemeene politiek, is voor Lebon een gelegenheid geweest om onafhankelijk te blijven en om alles wat er gebeurde zonder vooringenomenheid te zien. En dat is van groot belang voor dengene die zijn historische kennis over het levenstijdperk van Lebon wil verrijken. De brieven van den Geelschen revolutionnair, voor het meerendeel geschreven in de vergaderzaal van het Nationaal Congres, zijn, van historisch standpunt uit, buitengewoon interessant. Zij leeren ons, hoe de Geelsche burgemeester alleen de belangen van zijn land op het oog hield en hoe hij dacht over de Franschgezinde woelmakers, die hij heet: onze vijanden. Die brieven lichten ons tevens in over de algemeene geestesgesteldheid bij de Belgische revolutionnairen. Ook de vertrouwelijke verslagen van Lebon aan de regeering zijn belangwekkend, niet alleen voor den toestand te | |
[pagina 449]
| |
Geel, doch ook voor den toestand in geheel de Kempen. Lebon was ook een overtuigd Vlaamschgezinde. Reeds in 1840, drong hij in den provincieraad aan op de vervlaamsching en bekwam hij in zekere mate voldoening: tot de bedieningen van het provinciaal bestuur, die rechtstreeksche betrekkingen met de inwoners veronderstelden, zouden alleen Vlaamsch kennende bedienden benoemd worden; de briefwisseling zou bij voorkeur in de Nederlandsche taal gevoerd worden. Godsdienst, vaderland en moedertaal, waren voor Lebon idealen waarvoor hij strijden kon. Een dergelijke figuur mocht niet in het duister van het verleden verborgen blijven. Het is een groote verdienste haar terug op den voorgrond te hebben geplaatst. Prims overdrijft niet, wanneer hij schrijft, dat zijn boek van zware beteekenis is voor het aankomend geslacht (blz. 5). Iedere generatie heeft ‘de stichtende en voorlichtende kracht van de geschiedenis’ (blz. 7) noodig, doch dit is nog meer waar voor eene generatie, die door de oorlogsjaren de traditie heeft zien verbreken, welke tusschen haar en hare voorgangers de natuurlijke band van samenvoeling en continuïteit moest vormen. Wanneer die band ontbreekt, dan zijn onafhankelijkheid, plichtsbesef en een diep religieus gevoelen des te sterker noodzakelijk om die generatie te vormen. K.Th. Lebon is voor ons geslacht een voorbeeld dier groote deugden. l. delwaide. |
|