Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 329] [p. 329] [Willem de Mérode] De zeevaarder 't Is wreed, dat wij voor hen die achterbleven, Als dood zijn; en soms droomen zij van ons: Zoo licht als zaadpluis tot hen neêr te zweven, En hen beroerend als een kiekendons, Zoo zacht, en zoo verschrikkend, dat zij schreeuwen En dagenlang bedroefd zijn en ontzet; En alle dagen rekken zich tot eeuwen, En eeuwen leeg en onberoerd blijft 't bed. Wij zijn gestorven, - tot wij wederkeeren Met oogen licht geloogd door zilt en zon, En in hun hart en armen rusten leeren Zoo stil en stout of 't leven pas begon. willem de merode. [pagina 330] [p. 330] Slapenden Wanneer het lichaam slapend ligt, O ziel, gij hebt het toegesloten, Hoe wonderlijk is het gezicht Van de beminden en genooten. Is dit de vrouw, is dit de vriend, Wier bijzijn wij zooeven zochten? Prezen, of krenkten onverdiend? Deze vervreemden van hartstochten, Die stil vertrouwend neergezegen, Openen werden, en hun lot, In woord en daad voor elk verzwegen, Ademend opgaan doen tot God? Wij weten: slapenden en dooden Ontkwamen ons, maar zijn zoo sterk, Dat zij ons dwingen hen als boden Te volgen tot een ander werk. willem de merode. Vorige Volgende