Vermeylen, Teirlinck, Timmermans, Claes, Van Cauwelaert, De Pillecijn, Roelants, Walschap, Zielens, hoevele doordrongenen van fransche letterkunde telt men daar wel bij?
Maar men moet de vertaalbaarheid van een werk ook niet overschatten. Het is niet omdat eenige auteurs in het buitenland vertaald zijn, dat wij een groote literatuur zouden bezitten. Het is ook niet omdat sommige boeken veel gelezen worden, dat de auteurs ervan groote schrijvers zouden zijn. Het is niet omdat sommige auteurs op dit oogenblik omhooggestoken worden, dat zij altijd hoog zullen blijven tronen. Dit alles is uiterst relatief en het succes van literair werk in het buitenland zegt al zoo weinig over de werkelijke waarde van literair werk, als het succes in het binnenland. Terecht verwijst schrijver dan ook naar het enkwest van ‘Het Vaderland’, waaruit bij wijze van besluit bleek dat een vaste, onaanvechtbare, objectieve literaire traditie, die voor iedereen en voor alle tijden geldt, niet bestaat en dat de maatstaven van het literaire oordeel afhankelijk zijn van de maatstaven der levensbeschouwing. Daarom zal, dunkt ons, geen ernstig schrijver zich laten verontrusten door scherpe kritiek, nog minder zich laten verblinden door geestdriftigen lof, maar standvastig werken aan zijn innerlijk leven en zijn technische vaardigheid, om zoo dicht mogelijk te naderen tot de hoogten, waar het gekrijsch van lof of banvloek niet meer te hooren is en het kunstwerk den tijd beneden onder zich kan laten voorbij glijden.
Niets anders kan hij doen. Geen andere waarborg heeft hij bij zijne hoop op den goeden weg te zijn. De geschiedenis leert hem dat groote kunstenaars soms door hun tijd begrepen werden, dikwijls niet. Dat zij soms langen tijd na hun dood erkenning vonden, weer vergeten werden, weer in het licht kwamen. Zij leert hem ook dat kleine kunstenaars vaak door hun tijd verafgood werden. De geschiedenis leert hem dat alles mogelijk is en dat de reactie van eigen tijd, het zij dan eigen volk, of volk dat hem in vertaling leert, in geen geval eenige zekerheid kan geven. Slechts eene les, en dan nog een voorwaardelijke, kan zij geven. Werk dat terzelfdertijd en fel verguisd en hoog opgehemeld wordt, blijkt later doorgaans (slechts doorgaans!) belangrijk werk geweest te zijn. Maar het kan ook blijken dat het slechts voor eigen tijd belangrijk was. Ook die les geeft dus geen zekerheid. Jan Hammenecker heeft de eenige goede gegeven:
‘Klop op um hart en luister naar den toon
die opstijgt uit het diepste van uw wezen.’
G.W.