Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 287] [p. 287] Liefdelied Het is zoo moeilijk om oprecht te wezen bij u, die ik bemin. De droomen en verlangens die mij dierbaar waren, zij kregen vorm, zij kregen zin, omdat zij eens uw aangezicht verwierven, en menschen werden, toch één mensch, toch u, toen droomen en verlangens stierven. Want alle droomen zijn zoo gauw ontluisterd, gelijk de rook zoo vlug verijld. Lang vóór de avond van het leven duistert, is er geen ander dan het dagelicht, dat rond ons hart verwijlt. En alles wordt gewoon en klein en saml, zoo oud als oudgebakken brood; het hart der anderen, ons eigen hart, is als het sterven moet, slechts waardig voor de dood. Het was zoo lang alleen, en moederziel verlaten, ik ben zoo gansch alleen spijts alles wat gij zijt; God glimlacht fijn over ons lieven of ons haten wij zoeken om elkander vruchteloos, in ons verankerde eenzaamheid. Ik weet dan niet waarom ik u bemin, waarom ik altijd van u houden zal, wij zeggen elk voor ons, het heeft geen zin, en bij elkander lijden wij, en zeggen niemendal. Slechts zwakker wordt ons hart en murwer, gelijk het land wanneer de dooi intreedt, en zoo geneigd om braaf te dulden, die wanhoop om elkaar die men maar liefde heet. andre demedts. Vorige Volgende