Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
Rome en de hedendaagsche economieGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 258]
| |
Op economisch gebied wil Quadragesimo Anno een einde stellen aan de ongebreidelde concurrentie en ze binnen zekere palen houden omdat zij in het economische leven zeker geen leidend beginsel kan zijn. Ook moet de economische machtsoverheersching werkelijk aan het staatsgezag worden onderworpen in alles waarover de staatszaak zich uitstrekt, het is te zeggen: aansporen, beperken, het algemeen welzijn bevorderen en bewaren. En ten slotte op internationaal terrein zegt Quadragesimo Anno dat de verschillende volkeren die nauw economisch van elkaar afhangen en elkaar noodig hebben, één van zin en met vereende krachten er naar moeten streven om door verstandige verdragen en instellingen een vruchtbare en heilzame samenwerking op economisch gebied te bevorderen. De geest van Quadragesimo Anno is terug te vinden, op weinige uitzonderingen na, in de wetten uitgevaardigd in de dictatuurlanden en in de parlementaire staten, voor hetgeen de regeling van het economische leven betreft. In het strengste corporatisme en in de meest losse bedrijfsorganisatie straalt duidelijk de geest van Rome. Rome bepaalde er zich niet enkel bij zijn geestelijk leiderschap te doen gelden. De Encycliek haalt ook een illustratie van organisatie aan, maar niet met de bedoeling een voorbeeld te stellen. Het grondprinciep van Quadragesimo Anno is, dat een organisatie moet aangepast zijn bij iederen volksaard, dat de instellingen kunnen verschillen indien maar de geest dezelfde is. Zoo spreekt Quadragesimo Anno van een ‘vakorganisatie waaraan de Staat zoodanig rechtspersoonlijkheid toekent dat hij haar tegelijk een zeker monopolie toestaat; alleen de dus goedgekeurde organisatie kan opkomen voor de rechten der werknemers of der werkgevers, zij alleen kan onderhandelen over het huren of verhuren van arbeidskrachten en collectieve contracten sluiten. Het staat iedereen vrij bij die organisatie aan te sluiten of niet, maar enkel in die maat kan deze vakorganisatie vrij genoemd worden want contributie en eenige bijzondere bijdragen worden | |
[pagina 259]
| |
geeischt van allen die een bepaald vak of beroep uitoefenen, zoowel werkgevers als werknemers, terwijl ook allen gebonden zijn door de arbeidscontracten die de wettelijk erkende vakorganisatie sluit. Het is echter waar: officieel is erkend dat een wettelijk erkende vakorganisatie geen beletsel is voor het bestaan van andere vakorganisaties, die wettelijk erkend zijn. Uit afgevaardigen van Patroons- en werkliedenorganisaties van eenzelfde vak wordt nu een raad of lichaam gevormd dat als werkelijk en echt staatsorgaan en staatsinstelling het oppertoezicht uitoefent over de vakorganisatie zelf en, waar het gemeenschappelijke belangen geldt, overeenstemming tusschen beide bewerkt. Werkstakingen en uitsluitingen zijn verboden; indien de partijen het geschil niet kunnen bijleggen komt het gezag tusschen beide.’ De Encycliek noemt deze organisatie ‘goedgebouwde ledematen waarbij de menschen niet worden ingedeeld naar de positie die zij innemen op de arbeidsmarkt, maar naar de sociale taak welke eenieder uitoefent.’ En nu zijn er twee groote opvattingen van deze organisatie die den algemeenen naam van Corporatisme heeft gekregen. | |
Corporatisme en bedrijfsorganisatieHet corporatisme werd omschreven door Oud-Minister Crockaert als volgt: ‘C'est l'association forte composée d'individus disciplinés, organisés dans le but de travailler pour le bien et ‘le salut communs.’ Pater Arendt noemde corporatie: ‘Het organisme dat de beroepen leidt met karakter van gezag en met het oog op het algemeen welzijn.’ Deze bepalingen zijn zoo algemeen dat ze passen op veel verschijningsvormen van de corporatieve gedachte, en ze brengt ons het bewijs dat het noodig is een scherp onderscheid te maken tusschen Corporatisme en Bedrijfsorganisatie. | |
[pagina 260]
| |
Pater Arendt had overschot van gelijk toen hij onlangs schreef dat het noodig was een woordenboek te maken van de corporatieve terminologie. Het corporatisme is een echte staatstheorie. Haar prototype is de Italiaansche staatsvorm, die volgens de woorden van Mussolini zelf steunt op ‘een enkele partij, een machtigen staat en hooge idealen.’ Dat corporatisme maakt van de voortbrengst een nationale functie en ze is zooals het trouwens in de Carta del Lavoro, de Italiaansche keure van den Arbeid, te lezen staat, de ‘unitaire inrichting der productieve krachten in den schoot van den staat.’ Verder heet het ‘dat niets kan, of mag waarde hebben buiten den ‘staat.’ Het is dan ook duidelijk dat een dergelijk systeem slechts een kans van bestaan heeft in landen wier politieke structuur gesteund is op dictatuur. Het politieke corporatisme stuurt dus aan op het hergieten van een natie in een sterken nationalen vorm, waar alles aan de staatsgedachte en het staatsbelang wordt ondergeschikt gemaakt en waar de persoonlijke vrijheid tot een minimum is teruggebracht. Het individualisme heeft hierin afgedaan. Het volk is ingedeeld in korpsen, en deze korpsen of corporaties zenden hun vertegenwoordigers naar een parlement waar slecht één nationale partij meer bestaat, die voor doel heeft het algemeen welzijn te dienen en de grootheid van den staat te verzekeren. Daarnevens staat de bedrijfsorganisatie, die men ook zou kunnen noemen het maatschappelijk corporatisme, en die een maatschappelijke theorie is. De bedrijfsorganisatie beoogt in de eerste plaats het sociale welzijn, eerbiedigt de persoonlijke vrijheid, het eigendom en de persoonlijkheid, laat aan den staat slechts de zorg te waken over de belangen die enkel door het staatsgezag kunnen gevrijwaard worden: de rechtspraak, de verdediging van het grondgebied, de verzekering van de innerlijke rust op alle gebieden. De tusschenkomst van den staat op het economisch terrein wordt geweerd, maar zijn hulp wordt aanvaard en | |
[pagina 261]
| |
verlangd waar het noodig is om tusschen alle takken van het bedrijfsleven de noodige harmonie te verwezenlijken, en zoodoende de sociale rust en harmonie tusschen kapitaal en arbeid te vrijwaren. De verwezenlijking van dit programma past in het kader van elke parlementaire natie en kan buiten alle dictatuur worden verwezenlijkt. Ze wil de samenhoorigheid verwekken tusschen werkgevers en werknemers. Zij wil deze solidariteit laten groeien uit een welbegrepen en noodzakelijke samenwerking, maar geen op voorhand gereedgemaakte vormen opleggen. Om dit alles in twee woorden samen te vatten: In het politieke corporatisme legt een dictatoriale staat aan het bedrijfsleven vaste kaders op en verleent aan de bedrijfstakken een zekere medezeggenschap in het bestuur van den staat. In het maatschappelijk corporatisme geeft de staat aan het bedrijfsleven de gelegenheid een organisatie tot stand te brengen, die zich aanpast bij de eischen van het bedrijfsleven met het doel het algemeen welzijn te dienen, maar zonder medezeggenschap in het staatsbestuur. | |
De organisatie van het bedrijfsleven in het buitenlandTijdens de twee laatste jaren heeft de gedachte van het georganiseerde bedrijfsleven, onder den invloed van de crisis, veel veld gewonnen. Het hier volgende korte overzicht brengt ons het bewijs. Italië: waar de corporatieve gedachte het verste werd gedreven en de werknemers eenerzijds en de werkgevers anderzijds in syndikaten werden vereenigd die beslissen over alles wat het bedrijfsleven rechtstreeks aangaat, arbeidsduur, loonen, voortbrengst, enz. De corporatie vereenigt de twee syndikaten. Hier zijn dus kapitaal en arbeid op paritairen voet gesteld, maar de staat heeft zijn vertegenwoordigers die waken op het behoud van het algemeen welzijn. De corporaties vormen een economisch parlement en beslissen dus | |
[pagina 262]
| |
over al wat het economische leven aangaat. Duitschland: Hitler heeft zijn wetgeving van Januari 1934 gesteund op het maatschappelijk eergevoel van werknemers en werkgevers, die allereerst zich moeten bekommeren om het welzijn van het bedrijf waar ze hun brood verdienen. Hier werden alle syndikaten afgeschaft, maar een afgevaardigde van de nationale socialistische partij waakt op werkgever en werknemer en het vermijden van arbeidsconflicten. Elke onderneming is dus rechtstreeks aan den staat gehecht en geheel onder zijn toezicht. Oostenrijk: dit zeldzame produkt van het vredesverdrag van Versailles: een land van zes en een half millioen inwoners met een hoofdstad die een derde der bevolking omvat, werd insgelijks op corporatieven voet ingericht. Een economische raad vereenigt alle bedrijfsbelangen, volgens de strikte opvatting van Quadragesimo Anno. Spanje: in feite bestaat er een systeem van Jurados mixtos, een soort paritaire commissie die de arbeidsconflicten moet helpen vermijden en ook kan beslissen over het al of niet tot stand komen van een nieuwe onderneming op een bepaalde plaats. De Jurados ontaardden echter tot politieke instrumenten. Interessant is de verklaring van Ex-koning Alfons XIII dat ‘ingeval de monarchie zou hersteld worden Spanje een corporatieve grondwet zou ontvangen. Estland: hier ook kwam een dictatuur tot stand in Mei 1934; het Parlement werd met verlof gezonden en een militaire diktatuur ingesteld. Bulgarije: er werd een koninklijke diktatuur uitgeroepen. In November 1934 werd een ‘Commissie voor sociale hernieuwing’ ingesteld die de bevolking moet voorbereiden, door een campagne van voordrachten, op het invoeren van een corporatieve organisatie. Lettonië: hier ook werd de regeering en het staatshoofd met uitgebreide machten voorzien ten koste van het Parlement, als reactie tegen het socialisme. Portugal: onder de diktatuur van Mr. Salazar kwam een corporatieve organisatie tot stand, die algemeen wordt geprezen. De nieuwe grondwet van Maart 1933 verplicht den | |
[pagina 263]
| |
staat een corporatieve ekonomie tot stand te brengen. De organisatie omvat de gebruikelijke syndikaten voor werkgevers en werknemers vereenigd in federaties en unies en een nationale kamer der Corporaties. De invloed van het fascisme en van de Pauselijke Encyclieken zijn hier duidelijk merkbaar. Vereenigde Staten: hier werden de bedrijfstakken verzocht zelf hun reglementen op te stellen volgens zekere eenheidsgegevens van de regeering. Onlangs werd een zesjarenplan uitgewerkt en alles laat voorzien dat in het vroeger meest economische vrije land der wereld, onder de leiding van Roosevelt, een bedrijfsorganisatie zal tot stand komen. Zwitzerland: ook hier zijn sterke corporatieve stroomingen. De Zwitserche katholieken hebben sedert 1927 een corporatieve organisatie op hun programma gesteld. In Freiburg vond zij een begin van uitvoering. Noorwegen: hier ook bestaat een corporatieve strooming met vaderlandsche drijfveeren. Zij staat buiten alle politiek en wil in een nationale eenheidspartij tot uiting komen. Engeland: hier ook zijn corporatieve strekkingen voorhanden. Niet meer enkel in de beweging van Mosley die op fascistischen leest is geschoeid en in den laatsten tijd geweldig aan invloed heeft gewonnen, maar ook bij liberalen en conservatieven. Polen: de nieuwe grondwet voorziet een uitbreiding van het staatsgezag, ook in economisch opzicht. Het gezag van den Rijkspresident werd fel uitgebreid. Het leitmotiv van de hervorming is het nationaal gevoel. Japan: dit is een geval van economisch imperialisme door den staat gerugsteund en aangemoedigd. Er bestaat een tamelijk vergedreven corporatieve organisatie, maar van bijna zuiver economischen aard. Frankrijk: hier bestaat een begin van organisatie bedoeld als studie en voorlichtingsorgaan van de regeering; de decreten van Herriot en de wet Boncour hebben deze organisatie afgelijnd maar in werking trad ze noch niet. Een | |
[pagina 264]
| |
wetsvoorstel dat het economische leven: productie en verdeeling, regelt is aanhangig. Nederland: hier werd de wet op de bedrijfsraden ingesteld, sindsdien aangevuld door de wetten op de verschillende hoofdbedrijven van Nederland. Zie zijn zuiver maatschappelijk van aard. Wetsvoorstellen op de regeling van productie en verdeeling zijn aanhangig.Ga naar voetnoot(1) | |
Algemeene karakteristieken van de corporatieve gedachteWelke ook de vorm zij waarin de corporatieve gedachte zich voordoet, kan men in alle landen die ze geheel of gedeeltelijk hebben in werking gesteld, de volgende karaktertrekken nagaan: In de eerste plaats is er een reactie tegen het individualisme en het economische liberalisme. Het algemeen welzijn staat op het eerste plan. De economische vrijheid wordt ingedijkt en dienstbaar gemaakt aan de gemeenschap. In de tweede plaats wordt geen anti-democratische reactie ingesteld. Wel wordt er getracht deze democratische stroomingen op te vangen op een wijze die een betere organisatie toelaat en den staat maakt tot een economische-organische eenheid. Daarom worden dan ook de bestaande politieke rechten van de enkelingen niet vernietigd, maar gekanaliseerd en gericht op het algemeen welzijn. In de derde plaats staat de eerbied voor den privaat eigendom, die in alle systemen als aansporende factor werd behouden. Alleen wordt de groot eigendom, vooral als hij in dienst staat van een anarchiek productiesysteem, onder controol gesteld en soms in de praktijk met socialisatie bedreigd, mits vergoeding. In de vierde plaats valt te wijzen op het toevertrouwen aan publiekrechterlijke organen, Corporaties, Bedrijfsraden, enz., die het bedrijf vertegenwoordigen, van het beheer der werken van maatschappelijke voorzorg, die vroeger recht- | |
[pagina 265]
| |
streeks onder de staatmacht stonden. De klassenstrijd is verboden, stakingen en lock-outs insgelijks en arbitrage voor arbeidsgeschillen eveneens. En ten slotte is er een groote varieteit van middelen die de staat zich heeft voorbehouden om de bedrijfsschappen onder zijn gezag en leiding te houden, hetgeen gewettigd is, voor zoover deze leiding de verwezenlijking beoogt van het algemeen welzijn. | |
Geest der bedrijfsorganisatieWelken vorm de wereldhervorming ook aanneemt, hetzij het integrale communisme van de sovjets, hetzij de plannen van socialisatie van de socialisten, hetzij de corporatieve stelsels, hetzij de Bedrijfsorganisaties; alle zijn gesteund op de hergeboorte van den geest van solidariteit en het herstel van het algemeen welzijn, die het maatschappelijke leven der eerste volksstammen kenmerkte. Daarom moeten wij er de aandacht op trekken, dat de strijd die de wereld op dit oogenblik doormaakt, niet enkel een strijd is tusschen werelddeelen, tusschen beschavingen, maar ook een strijd tusschen stof en geest. De stof, de slecht verdeelde weelde der productie, de onverbiddelijke en jaarlijks hernieuwde vruchtbaarheid van de natuur, de weerkeerende oogsten, de groeiende veestapels, de ledige fabrieken, de roestende machines, de wachtende arbeiders, de immer voortschrijdende techniek eenerzijds en anderzijds de geest die om het evenwicht te herstellen tegen het geweld van de feiten zijn povere middelen in slagorde stelt: de wereldconferenties, de Volkerenbond en het Internationaal Bureel van den Arbeid, de economische blokken en de vele kleine kunstjes die wij alle dagen zien uithalen met contigenteeringen, handelsaccoorden en al de brokjes wet, de eindjes verordeningen, de vezeltjes ministerieele onderrichtingen: het blusschen van brandjes op de flanken van een rookenden vulkaan. Zoolang de echte geest der algemeene solidariteit niet herboren wordt en ruggesteun biedt aan de groote middelen | |
[pagina 266]
| |
van economische samenwerking, binnen de grenzen der naties en tusschen de naties onderling, blijft de overwinning van den geest twijfelachtig. De bestrijding van de depressie over geheel de wereld is dan ook veel meer een kwestie van geestelijke heropvoeding dan van stoffelijke aanpassing. Wij hoeven ons geen illusies te maken: In het licht van de heerschende depressie blijkt het dat de beschaafde wereld ongeveer in dezelfde verhouding staat tegenover de wonderen van de techniek als een neger tegenover een gramofoon. Wij kunnen ons van de techniek niet bedienen voor ons eigen welzijn omdat de eigenaar der mecanische wonderen een millioenkoppige individualistische zelfzucht is. De eigenaar van de gramofoon is wellicht een missionaris. Gelukkige neger! De crisis die we beleven stamt veel meer uit het feit, dat de stoffelijke vooruitgang onze geestelijke ontwikkeling is voorbijgestreefd. Onze maatschappij lijdt aan een teveel aan kultuur en een tekort aan beschaving. De geheele menschheid staat tegenover dezen toestand zooals, in de periode van de gothiek, een beeldhouwer stond tegenover een blok marmer, met in zijn hoofd de klare visie van het beeld dat hij wilde verwezenlijken, maar met in zijn handen onvoldoende werktuigen en onvoldoende techniek om zijn droom uit het steen te verlossen. Er is vooral een werktuig dat ons ontbreekt. Wij hebben geen vertrouwen. De enkelingen beschermen hun bezit in de statiek en therauriseeren in plaats van het te redden in de dynamiek van de circulatie ten bate van het algemeen. Men verliest uit het oog dat, zooals een tol slechts kan recht blijven door te draaien, ons economisch stelsel slechts kan behouden blijven door de dynamiek van voortbrengst, afzet en verbruik in vasten kringloop. Wanneer deze kringloop wordt verbroken, door een zuiver economisch feit, is het kwaad niet zoo groot, maar indien dat feit gevolgd wordt door een blijvende algemeene zedelijke inzinking, dan is de toestand vrijwel hopeloos. | |
[pagina 267]
| |
Het verslag van de experten van den Volkerenbond sloot met de woorden: ‘Het gebrek aan vertrouwen bestaat niet in hetgeen men doet, maar in hetgeen men niet doet.’ Overvloedig werd hierop gewezen in de twee voordrachten die werden gehouden op het einde van het vorige jaar, door Minister Franqui, door oud-stokhouder Hennebicq en Gustave Leo Gérard, algemeen bestuurder van het Comité central Industriel en door Professor Baudhuin.Ga naar voetnoot(1) In de huidige omstandigheden krijgt het vertrouwen geen kans om te worden hervormd. De laatste jaren zijn een aaneenschakeling geweest van vertrouwenschokkende gebeurtenissen en toestanden. Het hortende zoeken van de wereld naar nieuwe vormen verwekt onrust en deze onrust vertraagt en belet het hervinden van het noodzakelijke evenwicht. | |
[pagina 268]
| |
III. - Belgie in de brandingStroomingen in BelgieHoe staat België tegenover deze nieuwe ordeningsgedachte? Er bestaat in ons land een zekere strooming naar bedrijfsorganisatie en zelfs naar corporatisme, maar ik meen dat ze nog oppervlakkig is en zwak. De christen democraten, de katholieke Vlamingen en conservatieven, de Jeunesse catholique hebben zich gunstig uitgelaten. In de liberale partij zijn insgelijks, wonder genoeg, zekere sympathiën te ontwaren, maar enkel voor crisistijd. De socialisten zijn er afkeerig van omdat ze in de bedrijfsorganismen een middel zien om de groote massa aan banden te leggen. Dan volgen een reeks groepen en groepjes, soms generaals zonder troepen: de Dinasos, de Naco, het Nationaal Legioen, de Belgische corporatieve Partij, het Vlaamsch nationaal Verbond. In het kort: Het sociale programma van de bedrijfsorganisatie heeft veel aanhangers. Maar voor het economische programma is weinig geestdrift en tegen het politieke corporatisme bestaat een algemeene tegenzin op enkele uitzonderingen na. Deze volksmeening hangt samen met onze volkspsychologie gesteld op vrijheid en met de economische structuur van ons land, die in volledigen vrijdom onder het regiem van het economisch liberalisme is uitgegroeid. Het economisch liberalisme zit ons letterlijk in het bloed en dat is dan ook de groote reden van onze verdeeldheid tegen ons zelven. | |
[pagina 269]
| |
Toestand van BelgieBelgië is een tweeledig land. Het moet leven van zijn arbeid, want zijn landbouw kan het niet geheel voeden, daarom worden jaarlijks nagenoeg voor 2 Milliarden aan eetwaar ingevoerd en verbruikt. Grondstoffen bezit het weinig en sommige, zooals kolen en vlas zijn zeer duur. Bijna alles moet worden ingevoerd, en in de uitgevoerde produkten steekt voor 40% ingevoerde grondstoffen. (Van Overbergh). De uitvoer daalde van 32 Milliard in 1929 tot 13.700.000 in 1934 en de werkloosheid wordt nu geraamd op 425.000 man, verzekerden en anderen, waarvan 80.000 jongeren. De kern van het Belgische economische problema is te omschrijven als volgt: De nijverheid moet door haar uitvoer de twee milliard verdienen noodig tot den aankoop van de ontbrekende voedingswaren, daarom moeten de kostprijzen laag zijn, de loonen gering, de lasten licht. Maar de bevolking verbruikt ook nog voor 9 ½ milliard inlandsche landbouwartikelen, die niet te duur mogen betaald worden, ten einde den levensstandaard, de loonen en kostprijzen laag te houden, en toch duur genoeg om den landbouw te laten leven en als kooper op de binnenlandsche markt te behouden, die 70% der nijverheidsproduktie opslorpt. (Van Overbergh). Tusschen Nijverheid en Landbouw staat de middenstand die de verdeeling der goederen moet bezorgen en wier winsten insgelijks moeten herzien worden om het levensonderhoud en de kostprijzen te doen dalen. 800.000 landbouwers en landarbeiders, 1.200.000 nijverheidsarbeiders, 540.000 winkelhoudende middenstanders, 150.000 staatsbedienden, staan hier tegenover elkaar, in den strijd om het leven, terwijl hun vaderland zelf naar buiten den strijd voert om zijn bestaan op de wereldmarkt. De landbouwers hebben te strijden tegen de dumpingprijzen van de vreemde landen. De arbeiders tegen de werkloosheid gevolg van afzetverlies der nijverheid. De | |
[pagina 270]
| |
middenstanders tegen de vermenigvuldiging der tusschen-personen en de eenheidsprijs-magazijnen. Alle drie doen beroep op den staat. Geen stap kan de staat zetten in het voordeel van een groep zonder aan de belangen van een andere groep afbreuk te doen. De steenkoolnijverheid verlangde bescherming, maar verzette zich tegen het contingeeren van mijnhout. Een eventueel verbod op de eenheidsprijsmagazijnen dat de middenstand verlangt, wordt afgewezen door de nijverheid en de arbeiders. Nijverheid, Middenstand, Arbeiders en Staatsbedienden roepen om boter tegen 10 frank waartegen geheel de Landbouw in verzet komt. Het Waalsche nijverheidsland zet zich schrap tegen het Vlaamsche landbouwland met het verwijt dat het 2½ Milliard bescherming geniet. De katholieke Boerenbond staat tegenover het liberale Comité Central Industriel. Alles overheerschend blijft de noodzakelijkheid uit te voeren. Minister Gutt zegde op 14 Februari laatst: ‘On l'a dit, redit, on ne le redira jamais assez, la Belgique dépend de l'extérieur... La nécessité d'exporter est vitale, car pour nous, cesser d'exporter c'est comme pour un individu cesser de respirer.’ Dat is ongeveer het overzicht van ons land, dat Pirenne beschreef als ‘une usine et un entrepôt au carrefour des nations.’ Wij beleven een der meest tragische momenten van onze geschiedenis. Het is niet overdreven dat te zeggen en wij vinden een beteekenisvolle weerklank van dit feit in de rede van Minister President Theunis op 29 Januari laatst, toen hij de stichting aankondigde van het nationaal Arbeidscomiteit: ‘La solidarité nous domine. Nous faisons appel à toutes les collaborations sans distinction de classes ou de partis. La question dépasse les querelles politiques. Elle est grave. | |
[pagina 271]
| |
Le but en vue est grand. Il faut dans l'état présent des choses trouver le moyen de donner à chaque belge le pain quotidien.’ En Minister Franqui zegde als eenige inleiding op de eerste zitting van het nationaal Comiteit van den Arbeid: ‘Messieurs, la maison brûle! Pas de discours, il faut agir......’ Zulks is niet mogelijk zonder ordening, zonder tucht. | |
Economische ordeningWat heeft de Regeering gedaan om het land in deze richting te voeren? De eerste poging tot regeling van een bedrijfstak is deze van het kolenbedrijf en het staat iedereen nog duidelijk voor, welk een storm van critiek er over het land is gegaan. Maar andere nijverheden drongen insgelijks aan op bescherming, de weefsels, de metaal-, de glasnijverheid en, zooals Senator Van Overbergh zegde, er wachten nog vijftig andere. Het is gebleken uit de opgedane ervaring bij het kolenprobleem, dat elke overeenkomst met den vreemde onmogelijk is, indien de Belgische voortbrengers niet een zekere tucht aanvaarden. Het is ons duidelijk geworden dat een regeling van regeeringswege opgedrongen altijd te strak is en het vèruit beter is de bedrijven aan te sporen zelf tot organisatie over te gaan, al vraagt dat ook een stoffelijke en zedelijke inspanning. In deze richting hebben vele gezaghebbende personaliteiten zich uitgesproken: Ministers Lippens, Van Isacker, Van Cauwelaert, Theunis. Heeren Van Overbergh, Jussiant, Masson, Gustaaf Gérard, Wauters, De Man...... Ook de Federatie der Belgische Handelskamers liet zich in dezen zin uit in haar jaarverslag van 13 Juni 1934: ‘Si les commerçants et les industriels désirent ne pas être soumis à des contraintes légales dans le domaine économique pur, il est grand temps qu'ils se plient volontairement | |
[pagina 272]
| |
à une discipline librement consentie et qu'ils fassent des efforts qui s'imposent, en vue d'organiser et de coordonner leurs activités commerciales et industrielles.’ Dat is ook de bedoeling van de besluit-wet van 13 Januari 1935, op de regeling van productie en verdeeling. Deze wet is nagenoeg dezelfde als deze die werd voorgesteld in Frankrijk, in Nederland en in het oude liberale Engeland en in Tjecho-Slovakije voor de glasnijverheid. De Belgische besluit-wet van 13 Januari 1935 behelst in het kort de volgende regeling: Indien, in een bepaalde bedrijfstak, tusschen de betrokken nijveraars met een zekere meerderheid een akkoord tot stand komt ter regeling van productie, verdeeling, verkoop, invoer en uitvoer van hunne waren, kan dit akkoord verplichtend gemaakt worden voor al de nijveraars betrokken bij den bedrijfstak in kwestie. De afzijdige minderheid kan haar standpunt doen gelden en hare belangen verdedigen voor een speciale economische rechtbank indien een eerste onderzoek door arbiters tot geen uitkomst heeft geleid. Den Koning hoort het recht toe, na inzage van de vonnissen der rechtbank of van de arbiters, een besluit te treffen. Het is vanzelfsprekend dat de voorgestelde regelingen zullen moeten rekening houden met het algemeen welzijn; de economische ontwikkeling van het land niet mogen beletten, geen beletsel voor het ontstaan van nieuwe nijverheidstakken vormen, geen nadeel zijn voor de kleine nijverheid. Dat alles werd in het verslag aan den Koning bij de besluit-wet gevoegd, toegelicht met de bemerking dat ‘de economische structuur van ons land zoo bizonder delikaat is en zoo verbonden met den strijd tusschen de groote nijverheidslanden, dat, om hare leefbaarheid te vrijwaren een krachtinspanning naar coordinatie noodig is.’ Zoowel in België, als in Frankrijk, Nederland en Engeland laten de wetten of de wetsvoorstellen het iniatief der regeling van productie en verdeeling over aan de bedrijven zelf. | |
[pagina 273]
| |
Wij zijn dus volop op weg naar de economische bedrijfsorganisatie. De voorgestelde hervormingen zijn nog sporadisch, maar een samenordening kan niet uitblijven en reeds is ze geschetst in de oprichting van het Nationaal Komiteit voor den Arbeid, waar dus door vertegenwoordigers van alle partijen de vraag der werkverschaffing zal worden onderzocht en toegelicht. En verder in de oprichting van een komiteit voor den Binnenlandschen Handel, dat zal gelast worden met ‘de grondige en bestendige studie van de binnenlandsche markt in verband met de nationale voortbrengst, met het bewaken van den import, met het zorgen voor de bescherming van de nationale markt tegen oneerlijke vreemde concurrentie en het voorstaan van alle middelen om de buitenlandsche afzetgebieden uit te breiden, het afsluiten van akkoorden te bevorderen tusschen Belgische voortbrengers, verdeelers en verbruikers.’ (Kabinetsraad van 4 Februari 1935). | |
Sociale ordeningDeze poging in de economische richting wordt aangevuld op het maatschappelijk terrein door het wetsontwerp Heyman op de toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de syndikaten, het afsluiten van collectieve arbeidscontracten en de verdere uitbreiding te geven aan den verzoenende rol van de paritaire commissies. Het wetsvoorstel voorziet de oprichting van nationale of gewestelijke paritaire Commissies voor alle bedrijfstakken. De Koning wordt met deze taak belast, met het benoemen van de Comiteitsleden op voorstel van de Syndikaten van Werkgevers en Werknemers en het vaststellen van de grenzen van het Bedrijf. Hunne taak zal omvatten: de arbeidsconflikten bij te leggen, de gemeenschappelijke belangen van het bedrijf te bestudeeren en te bevorderen, zooveel mogelijk het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen, tot vraagbaak te dienen voor de openbare besturen in alles wat voor het bedrijf belang heeft. | |
[pagina 274]
| |
Ten slotte voorziet het wetsvoorstel het oprichten van een nationale Commissie der Voortbrenging, gelast met het vergemakkelijken eener goede organisatie der productie met het accoord van alle georganiseerde bedrijven en de samenwerking van werkgevers en werknemers. De Koning wordt gelast met de oprichting van dezen raad die alle maanden vergadert, advies zal uitbrengen over zaken aan haar onderzoek voorgelegd door de Regeering, Bestendige Deputatiën, Colleges van Burgemeester en Schepenen, conflicten voorkomen en bijleggen tusschen twee of meer georganiseerde bedrijven, den toestand van Handel en Nijverheid onderzoeken, ten slotte de Regeering helpen om de economische en maatschappelijke wetgeving aan te passen aan de behoeften van Nijverheid en Handel. | |
BesluitEn zoo dringt de geest van Quadragesimo Anno stilaan door in ons economisch en sociaal leven, gedreven door den nood van de gebeurtenissen, naamloos en geleidelijk maar met de kracht van de waarheid. Rome krijgt gelijk. De besluitwet op de Regeling van de Productie en de verdeeling, invoer en uitvoer, het wetsvoorstel Heyman op de Erkenning der Syndikaten, de rol der paritaire Commissies en de Commissie voor de Nationale Voortbrengst zijn de twee vleugels waarop het economische en sociale leven van ons land naar hernieuwing en aanpassing bij een vlug evolueerdende wereldstructuur, zal moeten drijven. Minister Colijn verklaarde in zijn beruchte rede van 26 Januari 1935 over de ‘Verhooging van de ingezonken Nederlandsche Volkswelvaart.’ ‘Ik spreek van aanpassing, niet van overbruggen. Herstel van onze Volkswelvaart doet de gedachte opkomen aan een terugkeer van toestanden van voorheen, aan welker terugkeer ik geen geloof hecht......’ En verder sprak hij van Azië en Japan...... Bij den aanvang van Februari, deed Generaal Smuts een | |
[pagina 275]
| |
uiteenzetting over den politieken wereldtoestand waarin hij Europa schildert als een ‘schiereiland van Azië’ en de vraag stelde ‘of wanneer in Azië Handel, Nijverheid en Beschaving zullen ontwaken, Europa niet zal worden vermorzeld?’ Maar André Siegfried, in een merkwaardige studie over de depressie, stelt de beangstigende kwestie van de heerschende crisis op het ware terrein, met de vraag of zij niet het probleem stelt van de zedelijke overheersching van de wereld. Hij herinnert aan het Congres van Jerusalem waarin werd belicht hoe Europa op zijn economische veroveringstochten aan de wereld meer materialistische energie heeft gebracht dan godsdienstzin. En nu komen de gevolgen van deze materialistische energie op de gevestigde europeesche sociale en economische orde aanrukken en zal de West-Europeesche beschaving wellicht gered worden door een tijdigen terugkeer maar een vergeestelijking van haar sociaal en economisch leven. In deze evolutie heeft ons land zijn rol te spelen op de bezadigde en rustige wijze die de zijne is. In elke sociale groep zal het gevoel van de solidariteit moeten herboren worden en deze waarheid doordringen, dat de redding van het schip ook de redding van de bemanning is. Dat reddingswerk kan slechts volvoerd worden door een bemanning die tuchtvol is en begrijpt waarom het gaat. Die bemanning moet georganiseerd zijn, werken naar een plan dat in wording is, dat zal groeien uit de omstandigheden en de feiten, en eens dat deze nationale organisatie tot stand is gekomen, zal er aan een deelname aan een internationale organisatie kunnen gedacht worden. Rome spreekt toch van ‘door verstandige verdragen en instellingen een vruchtbare en heilzame internationale samenwerking op economisch gebied tot stand te brengen.’ En dichter bij ons, zegde Professor van Zeeland in zijn boek ‘Europa 1932’: ‘Te allen prijze moet men vermijden dat in de toekomst de internationale economische orde worde gestoord door initiatieven afzonderlijk door de staten genomen. De inzet is de beschaving zelve......’ Daarom zullen in ons land zoowel als in Engeland, | |
[pagina 276]
| |
Frankrijk en Nederland, de nijverheden en de bedrijfstakken zich moeten gereed maken tot de erkenning eener ordening. Meer nog: deze ordening zelf tot stand brengen. Indien nijverheden en landbouw de kracht niet hebben zichzelf te organiseeren en den middenweg te vinden tusschen eigenbelang, korpsbelang en algemeen belang, indien hun de noodige opofferingsgeest daartoe ontbreekt en zij zich niet in slagorde kunnen aanbieden bij de regeering ten einde met hare hulp haar afzetgebieden te verdedigen en zich toe te leggen op fijnere, betere fabricatie, dan ligt het voor de hand dat ofwel een zwakke regeering zich naar een socialistische proefneming zal laten sleepen ofwel dat een sterke regeering zal gebieden...... De weg naar de hernieuwing van de Belgische economie schijnt ons dan ook nog heel vaag, en in het licht van de laatste gebeurtenissen die duidelijk het gebrek aan een stevige eensgezindheid in de regeeringspartijen hebben aan het licht gebracht, gezien de geruchten aangaande een tijdelijk samenwerken van de Kristen democraten met de socialisten, is de eerste mogelijkheid niet uitgesloten.Ga naar voetnoot(1) De oud-stokhouder der Brusselsche Balie, Meester Hennebicq, zegde onlangs tamelijk ongenadig: ‘Le belge apathique et égoïste, qui vit sur lui-même et se désintéresse des questions capitales pour le Pays a le gouvernement qu'il mérite.’ Ik geloof dat de verdiensten onzer volksgemeenschap hooger zijn dan het onmiddellijk uitzicht van de dingen het aangeeft en meen te mogen aannemen dat er nu wel in den geest van Rome eene breede belangstelling bestaat voor de toekomst van ons land en het lot van zijn bevolking. Dat er groei steekt in den zin voor samenwerking en toestemming in de onvermijdelijke offers die het in stand houden van de Belgische volksgemeenschap vereischt. Europa is in de gedachte van het economisch liberalisme en den vrijhandel groot geworden, en wij allen zijn in die | |
[pagina 277]
| |
atmosfeer opgegroeid. Liberalisme en individualisme zitten ons in het bloed. Daarom heeft het jaren geduurd eer de waarheid van Rerum Novarum en Quadragesimo Anno tot ons doordrong. Wij allen hebben de Encyclieken verward met een verdienstelijke maar eenvoudige preek. Maar tegen den achtergrond der depressie, is hun leer uitgegroeid tot het enorme geluid van een echte wereldboodschap die ze steeds waren. In den echo die de verkondiging der Leer van Rome verwekte, ontwaren wij ook een jonge stem die zich richtte tot een klein nijverig volk met de intuitieve klaarziendheid en de grootmoedigheid van een onbevangen jeugd. Leopold III zegde op 24 Juli 1934 tot de vele duizenden van den optocht der burgerlijke maatschappijen te Brussel, en omlijnde in een paar volzinnen het programma waarvan de uitwerking onder onze oogen groeit: ‘Thans meer dan ooit, moeten wij in de onderscheiden gebieden van onze bedrijvigheid al onze krachten verzamelen ter bestrijding van de rampen die de wereld teisteren. Zelfzuchtig individualisme moet de plaats ruimen voor vruchtbaar solidariteitsgevoel......’
RENE GORIS, Bestuurslid van het Algemeen Verbond voor Christen Werkgevers, Antwerpen. |
|