Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1935
(1935)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Het dode kindje EricGa naar voetnoot(1)IUw stad bezochten koninklik twee manen
en achtmaal zevenmaal in rijke sluiers onze zon:
om u bogen zij dicht aan ons de banen
waarop ik uw gedachtenis als onze vruchten won.
Want zie, gij zijt me na uw zeer ontijdig scheiden
zo dicht als mijn zo wilde en zo ontzinde droom;
dat ik geen helder ogenblik vermag te beiden
en door mijn donkere uren ijl naar de oude boom
waarvan geen ooft ooit is geplukt geworden,
omdat zijn brede kruin boven de sterren reikt.
Zelfs moet ik met mijn armen nog zijn stam omgorden
wijl aan de verre zon alree zijn schaduw wijkt.
| |
[pagina 219]
| |
IIZij bleven laat, diep naar elkaar gebogen,
ze dachten: Zie, het slaapt, zo zei de Heer...
En deze zekerheid sloot hun ontstoken ogen:
ze hoorden het mirakuleuze woord niet meer.
Die morgen bloeide zwaar en donker 't eigen weten
- en heel uw korte toeven drong in deze dag -
in 't schaarse licht doorheen de nauwe reten
der neergelaten luiken: strakke zilvren rag
van enkele zeer dunne en parallele draden.
Viel over uw gelaat der lampen gele licht,
dan ging uw moeder om uw mond uw glimlach raden
en vond uw vader na lang staren eerst uw ogen dicht.
Jan vercammen.
|
|