Dit is zoowat het kenschetsende. Het geheel voor den geest roepen is onmogelijk. Nog heel wat zou kunnen gezegd worden over godsdienstige problemen welke het boek stelt, waar het de huichelarij aan de kaak stelt van de ‘Indre Missions’ -beweging, een uitwas van het Deensch Lutheranisme. Of over de miskenning van alle menschelijk gevoel, waar men religiositeit maakt tot een ersatz voor erotiek, tot opeens alles omslaat en het laatste greintje natuurleven bovenkomt.
Dit echter moge volstaan.
De stijl van Knuth Becker is naakt en nuchter. Hij reveleert een stroom van sympathie en begrijpen, die zich nooit radikaal uitspreekt, maar overal aanwezig is.
Zijn taal heeft epische allures, - al lijkt het wel ongelooflijk in een epischen stijl te schrijven over straatjongens. De verklaring ligt hierin, dat Becker aan oogenschijnlijke kleinigheden, aan psychologische raffinementen, een relief weet te geven dat ze stelt op een breed-menschelijk plan. Ze dijen uit tot handelingen met perspectief. Alleen reeds dit mikrokosmos te hebben doen uitgroeien tot een makrokosmos met algemeengeldende waarden, geeft blijk van schrijvers meer dan gewoon talent.
Het land van H.C. Andersen telt relatief weinig markante boeken over kinderen. Op dat terrein is het werk van Knuth Becker een merkwaardige aanwinst.
Deze bespreking weze ook een bescheiden vingerwijzing voor een of ander ondernemend uitgeversbedrijf hier te onzent. - Het boek in natuurlijk bedoeld voor volwassenen.
***
Heel anders is het temperament van Johannes Buchholtz, levenslustig, joviaal, lijk hij zich toont in de novellen, gebundeld onder den titel ‘Godtfolk’ (uitg. Gyldendal, Kopenhagen). Twaalf pittige schetsen, die spelen in heel verscheiden millieus: tusschen oude juffers en jonge verliefden. Straatmuzikanten en Jutlandsche boeren. Een zedeles krijgt ge op den koop toe, en, wat meer is, ge neemt ze mee!
Typisch voor Buchholtz zijn zijn potsierlijke inleidingen: een algemeene bemerking welke dan haar toepassing vindt op den hoofdpersoon. Maar, en hierin ligt juist de knapheid van het trucje, het stelt u oogenblikkelijk in de vereischte stemming, en ge leest door tot het einde. Alles bij mekaar is het een boekje gecondenseerd levensoptimisme. - Volledigheidshalve voeg ik er aan tot dat deze, voor zoover ik weet, Buchholtz' zesde bundel novellen is.
***
Ronald Fangen verzamelde enkele essays in ‘Dagen og Veien’ (Norsk Gyldendal, Oslo). De bundel bevat een deel krant- en tijdschriftartikels, behandelend de internationale problemen, voorts eenige officieele aanspraken, uitgesproken in schrijvers hoedanigheid van Voorzitter der ‘Vereeniging van Noorsche Schrijvers’, eindelijk studies over Ibsen, Bjórnson, Jonas Lie, Hamsun, Johan Bojer, Olaf Bull, Aldous Huxley, Henry Mencken.
Veruit best zijn Fangen's algemeene studies: over de wereldcrisis als resultaat van den wereldoorlog, over de ver-amerikaniseering van Duitschland - met als onmiddellijk gevolg de slooping van zijn Middenstand - over Ivar Kreuger lijk hij was: niet de fielt en bedrieger-in-'t groot, waarvoor hij meestal doorgaat, maar een man die werkte voor een ideaal, het weze nog zoo ongewoon, en de middelen wezen nog zoo onwettig, nl. de volkeren te binden tot de internationale der Financie, welke interna-