Over Karel Van de Woestijne
Er is steeds een wraakgierige geest in mij werkzaam geweest; zijn toeleg is op zelfvernietiging gericht. Wonderlijk heb ik, tot nog toe, het gevoel gehad uit zulke snerpende, onzalige drift heerlijk te verrijzen. Doch wat er in waarheid op de duur met mij gebeuren zal, wanneer die onmenschelijke spanning niet meer vol te houden is, is veeleer een verbijsterend vooruitzicht dan een raadsel.
Te uitsluitend, en met gierige gretigheid, herinner ik mij wat ik in het verleden brandend heb geleden; ik heb geen andere dan kwellende, smalende dingen onthouden; zelfs ingewikkelde contentementjes heb ik uitgedacht; verstandelijke misgroeidheden, zure en gure zelfsmaad, om mijn innerlijke verscheurdheid te helpen voltrekken.
***
Wanneer ik me voor mijzelf ontmasker, wanneer ik me op dit zelfde oogenblik doorwoekerd voel van reeds in mijn kinderjaren gekoesterde, onbepaalbare zorgen; dan breng ik mezelf vóór de droeve ruimte waar het verstand weggeschonken wordt aan de redeloosheid van het leven, waar het leven uitbloeit in de redeloosheid van de dood. Zoo leer ik de vreugde- en smarteloosheid van een onbereikbaar-sereen, eenzaam en fier bestaan bevroeden.
***
Toen ik pas een jongen van twaalf jaar geworden was, op mijn verjaardag, als om mijzelf een buitenkansje te bezorgen strekte ik me uit op het lauwe Juligras; ik trok een paar bussels stroo over mijn rug; ik schreide van opwinding.
- Vlug, riep ik, vlug, moedertje; steek me in brand, steek me in brand!
Op dit zelfde moment, in zulke opperste afwachting, overkwam mij een bedriegelijke verblinding; mijn naar binnen dwalende oogen zagen mijn eigen bloedsomloop. Deze zinsverbijstering duurde niet langer dan een bliksemende seconde.
***