Ijdel Verlangen
door André Demedts
Als ik geen man meer wilde zijn, zou ik het liefst mijn oogen laten sluiten,
om maar te liggen waar men nooit meer op moet staan.
Wat is een mensch? Een hond is beter, in den regen, buiten,
een mensch is maar een twijg wier korte bloei,
gauw in zijn zaad moet overgaan.
De wereld is vol onrecht en zij zal het altijd blijven,
omdat wij, schoone menschen hare meesters zijn,
die nooit den wolf, die nooit het dier uit ons verdrijven,
en het met nijd aanzien, hoe God voor elk gelijk bedeelt,
zijn regen en zijn zonneschijn.
Een bende wilde beesten, waaraan mijn hart blijft hangen,
wijl ik mij zelf niet beter dan de slechtsten vind,
wijl wij ons telkens weer, elk door een ander laten vangen,
met liefde even argeloos, met liefde even blind,
als die de moeder heeft, voor in haar schoot,
Doch liefde en de teederheden die de menschen maken,
om zich te paaien in hun eenzaamheid en in hun nood,
hoe zou ik uit ter harten graag aan hen verzaken,
voor 't liefdelooze slapen met de dood.
En nooit meer zien, wat ik zoo hevig heb bemind:
een mensch, het werk van menschen, droom en streven,
't gewuif der korenvelden onder zon en wind,
de glans van bloemen, glans van sterren,
meer dan genoeg om graag te leven.
| |
Maar als een man wil 'k van geen sterven hooren,
ik wil hier werken, lijden, naar de toekomst gaan,
al zij het ook vergeefs, al gaat het ook verloren,
tot dat de dood mij nedersmakt,
Tusschen de mannen, op mijn plaats,
als het mijn beurt eens wordt,
geef mij die groote en ongeachte eer,
te vallen voor het eerst dien laatsten keer,
als mijn gebroken lijf tegen de aarde stort.
|
|