Kantteekeningen
Het uitzicht der dingen.
Anton van Duinkerken geeft in het Meinr. van De Gemeenschap een paar nijdige klappen aan E.H.J. Eeckhout, naar aanleiding van dezes kritiek op het werk van G. Walschap. Van Duinkerken verbaast zich inderdaad over de tegenstelling tusschen de bitterheid met dewelke J. Eeckhout het werk van Walschap aanrandt, en de dapperheid en de trouw waarmee ‘de priesterlijke schildknaap’ de verdediging op zich nam van K. Van de Woestijne toen deze ‘bij angstige Roomschen van Zuid en Noord nog werd verdacht gemaakt als een propagandist der wulpschheid.’
Wij wenschen in dit bokspartijtje niet als scheidsrechter op te treden. Maar wel is er in het stukje van Van Duinkerken een vergissing die we maar dadelijk willen recht zetten. Daar staat inderdaad geschreven: ‘Tusschen Eeckhout en K. Van de Woestijne had een allerintiemste verhouding bestaan, en juist omdat hij de geestelijke vertrouwensman van den dichter was geweest sprak de overigens oppervlakkige criticus zoo geloofswaardig.’,
Zoo worden de legenden geboren en ze hebben vaak een taaier leven dan de waarheid. Men kan zeer goed vriendelijk en zelfs vriendschappelijk met iemand omgaan - vooral wanneer het een zoo fijnen en edelen mensch geldt als Van de Woestijne - zonder dat mag worden gesproken van ‘allerintiemste verhouding’ en ‘geestelijke vertrouwensman’. Ik begrijp dat de ijver waarmee J. Eeckhout het werk van K. Van de Woestijne verdedigt en commentarieert, op afstand bij Van Duinkerken den indruk heeft gewekt van een bevoorrechte vriendschap en vertrouwelijkheid en een geestelijk leiderschap. Ik meen echter niet dat E.H. Eeckhout zich op deze ‘allerintiemste verhouding’, vooral op dit geestelijke leiderschap ergens heeft beroepen of uitdrukkelijk beroemd. Hij kende trouwens K. Van de Woestijne goed genoeg om te weten dat deze niet gesteld zou zijn geweest op deze geforceerde voorstelling der verhoudingen.
Dit vermindert in geenen deele de verdienste die J. Eeckhout werkelijk hebben mag, het voegt er ook niets aan toe. Het zet de dingen op hunne plaats en dat is genoeg.