Kantteekeningen
Het debat over den katholieken roman.
Op verzoek der redactie enkele beknopte opmerkingen bij de twee artikelen die E.P. Pauli S.J. onder titel ‘Debat over den katholieken roman’, liet verschijnen in De Standaard van 22 en 23 Maart.
Het kan onze bedoeling niet zijn dit stuk in onderdeelen te bespreken. Het draagt daarvoor al te zeer het karakter van een los gepend opstel dat, quasi-objectief, steeds een tegenstander voor oogen heeft, wien het zijn waarheden wil zeggen. In geenen deele is het wetenschappelijk. Nog in veel mindere mate dan de studie van E.P. Janssen S.J. baseert het zich op verantwoorde beginselen.
Het uitgangspunt van den schrijver is de verbluffende vraag: ‘Is het mogelijk een katholieken roman te schrijven?’ Dit lijkt er wel op, alsof iemand in het Antwerpsche torengebouw een voordracht zou houden, over het onderwerp ‘Is het mogelijk een torengebouw van 22 verdiepen te bouwen?’ of dat een ingenieur, bij de inhuldiging van den afgewerkten Afsluitdijk der Zuiderzee, een conferentie zou houden over de vraag: ‘Is het mogelijk de Zuiderzee droog te leggen?’
Daar men den schrijver niet zoo naief mag achten, dat hij niet weten zou van de stapels katholieke romans die reeds geschreven werden, kan men alleen veronderstellen dat, volgens zijne opvatting, dit alles nog geen katholieke romans zijn en in dat geval is het grootste wantrouwen gewettigd. Want nergens gewaagd Zijn Eerw. van Sheehan, Benson, Chesterton, Bourget, Bazin, Handel-Mazetti, Herwig, Federer, waarnaar hij had kunnen verwijzen, - heel zijn betoog als overbodig daarlatend. Met eenige achterdocht vraagt men zich dan af: ‘als dit alles nog geen katholieke romans zijn, volgens E.P. Pauli, wat zal hij dan van onze vlaamsche letterkunde eischen, opdat zij naar zijn zin weze.’
De vraag stellen: ‘Is het mogelijk een katholieken roman te schrijven’ is even zonder zin als vragen: ‘Is het mogelijk een katholiek wetenschappelijk werk te schrijven’ of ‘Is het mogelijk met het ss. “Thijsville” naar Congo te varen’.
Eenigen zin zou men ze desnoods kunnen geven, door ze bv.. als volgt te wijzigen: ‘Is het mogelijk dat deze of gene bepaalde persoon een katholiek werk zou schrijven’. Maar dan moet men twee gegevens kennen, waarvan het tweede zoo goed als geheel buiten het kennisveld van den essayist ligt. Men moet dan nl. weten of bedoelde schrijver er het noodige talent voor bezit en ten tweede of hij in de vereischte geestesgesteltenis is. Welnu dat tweede punt valt buiten de onderzoeksmogelijkheden van den literairen essayist.
Het eigenaardige van E.P. Pauli's opstel is dat het uitgaat van eene vraag welke hij zich nergens eenige moeite geeft te beantwoorden. Hij zegt nl. dat het onderwerp zus en zoo moet zijn en de schrijver zus en zoo gesteld, maar dat beantwoord zijn vraag niet. Immers, wanneer iemand ons zegt dat de kast die wij voor hem moeten maken zoo en zoo moet zijn en van ijzerhout, weten wij nog altijd niet of zulke kast wel van ijzerhout kan gemaakt worden en nog veel minder of wij die kast wel kunnen maken.