Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934
(1934)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
V. - Annunciatie.Wij zien nu hoe haar leven snel verbloeit,
een vreemde bleekheid overhuift haar wangen.
Mocht vroeger zij 't verleen terug verlangen,
thans weet zij zich aan de aarde haast ontgroeid.
Wij willen haar met onze zorg omringen,
op 't kussen schikken het gedunde haar;
zij wuifde met een vaag en loom gebaar:
wij moeten niet zoo om haar samendringen.
Want zij heeft plots Gods verre roep verstaan,
er komt een blos nog even op haar wangen:
wij zien haar onuitsprekelijk verlangen
om uit dit leven weg te gaan.
| |
[pagina 249]
| |
VI. - Stervende.Nu weet zij, Heer, na zooveel bange dagen,
dat Gij niet ver van haar kunt zijn,
want haar verlangen, dat slechts vragen
kon, is nu maar vage pijn.
Nu weet zij, dat door zooveel zwarte uren
Gij haar geluk voltooien zult,
dat al haar wachten, hoe het duren
mocht, ten laatste wordt vervuld.
Nu weet zij, dat dit donker leven,
na een langen tijd van pijn,
haar in heur dood 't geheim zal geven
voorgoed van U te zijn.Ga naar voetnoot(1)
|
|