kandidatuur te steunen. En dat kunnen zijn belagers niet allemaal in eerlijkheid getuigen van zich zelf. M. Gysen heeft eenvoudig de functies aanvaard die hem aangeboden werden om geen andere reden dan zijne onmiskenbare bevoegdheid.
Marnix Gysen heeft zich nooit verweerd tegen dezen misselijken laster, maar dit is geen reden voor ons opdat we deze perfiede campagne zouden laten herbeginnen, zonder verzet.
De Tweede. - Ernest Claes heeft in de K.V. Radiogids in een geestig verweer tegen den onbesuisden aanval van E.P. Poukens, S.J., op zijn ‘Kobeke’ beweerd dat de Jezuieten humoristen zijn, maar dat hun humor zelden oorspronkelijk is. Ik betwijfel vooreerst of de zeer-gedisciplineerde scholing der E.E. paters Jezuieten bevorderlijk is voor humor, maar zeker is het dat Z.E.P. Poukens geen zin heeft voor ironie. Anders zou hij, na de confrontatie tusschen zijn eigen vernietigend oordeel over de moraliteit van dien armen Kobeke en de zeer waardeerende kritiek van den even bevoegden en even katholieken hoofdredacteur van Hooger leven, even zijn vingeren door zijn haar hebben gestreken en in zich zelf een beetje philosophisch gezegd: nou, nou... misschien is het toch niet zoo erg...... En het is niet onmogelijk dat hij dan, verder nadenkend, zich in alle eerlijkheid zou hebben afgevraagd: heb ik niet lichtvaardig het inzicht en het werk van een bekend katholiek schrijver miskend, nadat reeds door ordebroeders in private gesprekken - en dit reeds vóór het verschijnen van Kobeke - twijfel werd geopperd over de orthodoxie van E. Claes...
Maar E.P. Poukens heeft dit niet gedaan, hij is integendeel den eerste geweest om zich te ergeren aan de kantteekening die in het Februarinummer van het tijdschrift is verschenen. Dat heeft ons noch verwonderd noch verrast. Want lieden die niet aarzelen een schrijver voor tienduizenden lezers, ouderen en jongeren, publiek voor een geniepigen schunnigaard te schelden, voelen zich onmiddellijk geergerd, wanneer tegen deze ongereserveerde manieren verzet los komt.
En nu moge E. Claes nog zoo joviaal... laat ik zeggen, zijn schouders ophalen voor deze tergende beschuldiging, het geldt hier een mentaliteit, die ons allen treft of morgen treffen kunnen.
Maar ik zou verder willen gaan dan de schrijver van voornoemde kantteekening en aarzel niet te zeggen dat de onnoodige nadruk van P. Poukens waar hij de aandacht vestigt op de z.g. schunnige of gemeene namen die E. Claes aan zijn personnages heeft gegeven, meer kwaad dreigt te stichten in de geesten - van jongeren vooral - dan de heele oplage van Kobeke bij volwassenen, voor wie dit boek alleen bestemd is - kan aanrichten. Want terwijl geen enkele van mijn vrienden of kennissen achter bedoelde namen eenige vrijwillige of onvrijwillige immoraliteit heeft vermoed, is het gevaar nu groot dat honderden lezers van De Standaard-Morgenpost deze namen die toch waarachtig niet zeldzaam zijn op een dorp, niet meer zullen kunnen hooren, zonder dat door den misplaatsten nadruk van Pater Poukens een oneerbiedig of onkuisch beeld voor hunnen geest oprijst. Ik zeg dit met des te meer overtuiging, dat de weerzin tegen een soortgelijk geval van al te nadrukkelijke inkwisitie door een der subregenten in het klein Seminarie te Hoogstraten, me zoo levendig is bijgebleven.
Er werd gewezen op de verantwoordelijkheid onzer vlaamsche schrijvers en er is geen katholiek kunstenaar die deze verantwoordelijkheid ontkennen of ontduiken mag. Maar het wordt tijd dat eens gewezen wordt op de verantwoordelijkheid van hen die met of zonder