| |
| |
| |
Kroniek
Katholieke Engelsche Letterkunde in 1933
door Dr Raph. Kreemers.
(Slot).
Van het vorig jaar verschenen historisch werk ‘Sobieski’ verscheen dit jaar een Fransche vertaling bij Payot, Paris. (Zie hierover: La revue des auteurs et des livres, Juli 33, p. 448-449). Samen met Cecil Aldin schreef Morton dit jaar nog een boek voor kinderen: ‘Who's who in the Zoo’ en ten slotte kregen we van hem een humoristischen roman ‘Hag's Harvest’ (Heinemann). We deden misschien beter dit werk gewoon weg ‘roman’ te noemen. Want ons dunkt dat men binnen een paar jaar het humoristische ervan niet meer zien zal. En al ligt het er lepeldik bovenop, het bovengenoemd werk van Mackenzie, waarin de humor niet zoo openlijk tot uiting komt, is in den grond heel wat pakkender. We meenen echter dat ook als ‘roman’ dit geen gelukkig werk van Morton is. Want karakterteekening is zoek en er zijn te veel losse episodes die beter aanleiding hadden kunnen geven tot een satirisch kort verhaaltje. Ook moet hier nogmaals gewezen worden op een onhebbelijkheid die ook schrijvers bij ons kenmerkt, nl. de Katholieken in een verkeerd daglicht te zetten door ze te veel bier te laten drinken, en te veel nadruk te leggen op plaatselijk patriotisme en sentimenteele Ieren. Morton heeft Rabelais willen nadoen doch, onzes erachtens is hij in zijn opzet niet geslaagd. ‘Obscène’ als Rabelais is Morton nooit, doch wel is hij hier en daar ‘vulgaire’ en daarom moet zoowel dit werk als zijn ‘Sobieski’, ondanks zijn katholieken ondergrond niet in ieders handen komen. Hetzelfde moet trouwens van meer ander Katholiek werk worden gezegd.
Het katholieke Ierland is dit jaar vertegenwoordigd door de schrijvers: ‘Conal O'Riordan’ (F. Norreys Connell) die dit jaar zijn zestigsten verjaardag vieren zal, Maurice O'Sullivan, Denis Gwynn en Shane Leslie.
O'Riordan is niet alleen een erkende autoriteit op het gebied
| |
| |
van de geschiedenis van leger en marine, hij is ook de beste vertolker van Engelsche gedichten en volgde Synge op in het bestuur van 't Abbey Theatre in Dublin. Hij is vooral bekend als tooneelschrijver en romanschrijver. Ook in zijn vorig werk lag een aanduiding voor het boek van dit jaar: ‘Napoleon passes’, door de Book Society aanbevolen voor April 1933. Vroeger kregen we immers van hem reeds den roman ‘The soldier of Waterloo’ (1928) en het tooneelwerk ‘Napoleon's Josephine’ (1928). Dit werk is niet zoozeer bedoeld als een nieuwe levensbeschrijving van Napoleon dan als een biographisch essay op de legende van Napoleon. Het is een populair geschreven boek dat hier en daar stofwolken opwerpt die een ander zal moeten zien te doen verdwijnen. Volgens O'Riordan is Napoleon eerder een ‘gelukkig’ dan een ‘groot’ man te noemen die het meerendeel van zijn successen te danken had aan de verbazende onbekwaamheid en traagheid van zijn tegenstanders en die zich aan Europa opdringen kon zoolang het geen staatslieden, generaals of patriotten had om tegenover hem te worden gesteld. De schrijver heeft het meer gemunt op de legende en op de besmetting van Napoleon die ook op onze dagen nog ‘ambitious rascals’ in het bloed schijnt te zitten. Wells noemt dit boek een model van ‘debunking’ dat de Naphantasten goed zal doen en het is tevens, volgens Capt. Liddell-Hart, een gezaghebbend schrijver op dit terrein, een werk waarin eruditie en navorsching hand in hand gaan met mooie karakterteekening in een meesleependen stijl.
M. O'Sullivan is een pas ‘ontdekt’ jong Iersch schrijver die zijn moedertaal gebruikt voor het weergeven van zijn bevindingen op de Blasket Islands langs de Kerry Coast. Zijn ‘Twenty years a-growing’ (Chatto en Windus) werd door G. Thomson en Moya Llewelyn Davies uit het Iersch in het Engelsch vertaald en werd in de maand Mei 1933 als boek van de maand verkozen door de Londensche Book Society. Het boek is een persoonlijk relaas van een der eilandbewoners die zich hoofdzakelijk onledig houden met kreeftenvangst, die geen Engelsch kennen of verstaan en waarvan de meesten amper lezen of schrijven kunnen. Het is dus een zeer primitief midden en de schrijver is erin geslaagd ons dat eigenaardige leven ahw. te doen ‘aanvoelen’ ofschoon zijn boek wel wat al te rooskleurig is om een ‘groot werk’ te worden genoemd. Opvallend is bij deze menschen het diepe ongekunstelde Godsvertrouwen en bij den schrijver de bewonderenswaardige natuurlijke conversatietoon die, in
| |
| |
tegenstelling met den Franschen, uiterst langzaam is want de Ieren hebben altijd tijd genoeg. Mooi is ook de manier waarop de zoo stille natuur rondom deze menschen hun leven en verhalen beïnvloedt want zegt de schrijver ‘the long-refraining abstinence whets to untold delight the sense’. Een mooi en zeer oorspronkelijk werk welks succes verzekerd is, en dat op tijd komt wijl het voor het nageslacht, dat er heel andere gedachten op nahouden zal, vastlegt hoe midden in onze eeuw natuurmenschen leefden zonder groote verlangens met dat ‘inward eye that is the bliss of solitude’ zooals Wordsworth zegt.
Denis Gwynn schijnt enkel als verpoozing het vorig jaar een levensbeschrijving te hebben gegeven van ‘Pius XI’ want hij neemt den draad zijner Iersche biographies weer op dit jaar met een boek over ‘De Valera’ (Jarrolds). In 1928 verscheen ‘The Irish Free State’, in 1930 ‘Edward Martyn’, in 1932 ‘John Redmond’ en het onderwerp van dit jaar was dus ahw. aangegeven. Dit is het eerste beknopte en toch volledige levensrelaas van een zeer raadselachtig man. We zullen de Ieren maar onder elkaar laten uitvechten of De Valera een ‘engel’ of een ‘duivel’ is, en of de schrijver wel van alle a-priorisme is vrij te pleiten. We hebben hier niet De Valera te beoordeelen, zooals Sean O'Faolain maar al te veel doet in zijn kritiek op dit boek (The Spectator: 17-3-1933) doch wel den schrijver van deze biographie. Zeker is dat hij sommige dingen in het leven van den Ierschen president op een werkelijk schitterende manier heeft vertolkt en dat hij, ten goede of ten kwade, naar gelang ieders politieke overtuiging, een portret ten voeten uit heeft geteekend van een man die in het brandpunt staat van aller belangstelling. Dit is een compliment dat den biograaf eer aandoet want velen hebben zich voor een dergelijke taak gezet en hebben het er onbeholpen afgebracht.
Van den hoofdopsteller der ‘Dublin Review’ Shane Leslie lazen we eerst en vooral een uiterst belangrijk artikel in den London Mercury, Juli, p. 233-240: ‘Lewis Caroll and the Oxford Movement’ (a paper submitted to the Historical Theological School at Göttingen University) en een historisch en polemisch werk: ‘The Oxford Movement 1883-1933’ (Burns, Oates and Washbourne). Het ‘Oxford Movement’ vierde in 33 zijn eeuwfeest en bij die gelegenheid is er ontzettend veel gepubliceerd over deze beweging. Onze eigen bibliographie op dit punt voor dit jaar, beslaat niet minder dan 50 verschillende bijdragen en een dertigtal afzonderlijke
| |
| |
boeken. Zoowel het artikel als het boek van Leslie nemen op dit gebied een eereplaats in om den zoowel persoonlijken als objectieven kijk die ze op de dingen geven. Meer dan een schrijver heeft beweerd dat de Beweging van Oxford afzijdig stond van de literatuur van den tijd. Leslie bewijst in zijn artikel dat eerder het tegendeel waar is en dat bv. L. Carroll's werk zoowel de gedachten als de oneenigheden te Oxford tusschen 40 en 70 op een volmaakte manier weergeeft. ‘Alice in Wonderland’ is volgens Leslie niets minder dan een geheime geschiedenis van die beweging. Zoo ziet hij in den ‘Cook’: Dean Stanley, in de ‘Duchess’: Bishop Wilberforce, in de ‘Cheshire Cat’: Kard. Wiseman, in de ‘White Queen’: Kard. Newman, in den ‘White Knight’: de Victoriaansche Wetenschap of Huxley, enz. En Father Knox maakt er den schrijver dan nog opmerkzaam op dat ‘Humpty Dumpty’ kan staan voor ‘Verbal Inspiration’. Zooals men ziet wordt ‘Alice in Wonderland’, van uit dien hoek bekeken nog een beetje meer ‘wonderful’. Als een der meest volksgeliefde en klassieke boeken in Engeland zoo volop is gaan putten in de Oxford Beweging gaat het alvast niet meer op haar allen invloed op de literatuur te ontzeggen. We komen later nog wel eens in bijzonderheden op dit punt terug in een afzonderlijke studie. Het is Leslie aan te zien dat hij werkelijk vermaak heeft gehad met het schrijven van zijn boek over de Oxford Beweging. Het onderwerp was ook werkelijk een kolfje naar zijn hand en hij heeft hier kans gezien om zijn scherpe pen eens terdege te hanteeren. Het werk is maar een goede 100 blz. lang doch dit overzicht in vogelvlucht stelt heel wat langere werken in de schaduw. De schrijver beoogt vooral te bewijzen hoeveel verder dan de sfeer van de Church of England’ zich de beweging uitstrekte en in een achttal aanhangsels bewijst hij den
invloed op de politiek, de bouwkunst, de kunst, de letterkunde en de Katholieke Kerk. Het is een boekje dat we al degenen die de Beweging van Oxford niet ongemerkt willen laten voorbijgaan niet genoeg ter lezing kunnen aanbevelen.
‘A son of the soil’ zooals hij zich zelf als schrijver betitelt, nl. J.S. Fletcher zag dit jaar weer twee van zijn werken in het Nederlandsch vertaald, nl. ‘Het geheim Cabinet’ (Ned. Keurboekerij, A'dam) en ‘De wraak der verdrevenen’ (Stella Editie, Helmond). Hij dikte het reeds aanzienlijk aantal zijner detective-verhalen nog met een paar nummers aan: ‘Who killed Alfred Snowe?’ (Harrap) en ‘Murder of the only witness’ (Harrap). Doch hij is voor de gele- | |
| |
genheid ook weer eens terug gekeerd naar zijn Yorkshire novels van vroeger waaronder bv. te rangschikken vallen zijn boeken: ‘The town of crooked ways’ en ‘The root of all evil’ die vroeger verschenen. In zijn jongste roman op dit gebied: ‘The grocer's wife’ (Hutchinson) geeft hij een dramatische en indrukwekkende studie van een vrouw die men in Amerika een ‘gogetter’ bestempelen zou. Deze Mrs. Wetherfield, de vrouw van een handelsman uit Yorkshire, is een model van volharding in het verkrijgen van materieelen welstand. En als ze zelf ruimschoots gezegend is met de goederen der aarde moeten de kinderen dat ouderlijke fortuin nog wat aandikken door hun huwelijk. De man gaat heelemaal op in zijn zaak doch de heerschzuchtige vrouw heeft iets anders voor hem verkozen en weet hem over te halen zijn kandidatuur te stellen voor het parlement. Dat doet hij dan ook, hij gelukt in het opzet van zijn vrouw, en wordt zelfs baron gebombardeerd. Rondom deze twee hoofdfiguren wentelen een hoop andere: een aartsbisschop, een aartsdiaken, een edelman en zijn vrouw, notabelen uit de streek, enz. die allemaal een steentje moeten bijdragen voor het door de vrouw gedroomde paleis. Het is een mooi boek dat ons weer eens een heel anderen kijk geeft op het veelvuldig kunnen van dezen
schrijver.
Ook Father Ronald Knox is op detective-verhaal-gebied nogmaals van de partij en zijn ‘The body in the Silo’ (Hodder and Stoughton) is weer iets in de klassieke traditie. Een model-verhaal zooals we dat trouwens verwachten kunnen van iemand die de methodes van Sherlock Holmes al bestudeerde toen hij nog undergraduate was te Oxford. Wie naar de boeken van Father Knox grijpt in de blijde verwachting er geestige en puntige gezegden te vinden en een schitterenden stijl zal ook dezen keer niet bedrogen uitkomen. Doch hij zal tevens ervaren dat Father Knox een van die vindingrijke personen is die een oud gegeven op een splinternieuwe manier weten uit te werken.
Van den bekenden, in 1915 bekeerden, priester-romanschrijver Father Owen Francis Dudley verschenen dit jaar twee Nederlandsche vertalingen: ‘De schaduw der aarde’ en ‘De ijzeren Monnik’ van de hand van Pater v.d. Biesen S.J. en waarover M. Van Hoeck uitvoerig spreekt in Boekengids Feb. 1933, p. 41-44. In Engeland verscheen weer een nieuwe roman van hem: ‘Pageant of Life’ (Longmans, Green and Co). Haast al de boeken van Dudley handelen over het probleem van het menschelijk geluk. En dat zijn er al
| |
| |
een mooie getalletje. Doch dit werk lijkt den kwaden kant van deze verbazende productiviteit te moeten aanduiden. Dudley weet steeds goed waar hij op aan wil als hij zijn werk begint doch als er onderweg een kink in de kabel komt neemt hij wel eens zijn toevlucht tot een Deus ex machina. Dit gebeurt bv. twee keer in dit boek. Eerst waar het huwelijk van den held verhinderd wordt door een volslagen blindheid van zijn geliefde veroorzaakt door het feit dat ze van een paard valt en vervolgens wordt hij katholiek zonder dat het proces dezer bekeering op voldoende wijze wordt aangegeven en uitgewerkt. Dudley is ook niet bang voor een beetje melodrama hier en daar. Zoo bv. waar hij in geuren en kleuren de kruisiging verhaalt van zijn held die door de bolchevisten tot die straf veroordeeld wordt omdat hij een kruisbeeld van Limpias dat hij op zich droeg niet beschimpen wil. We zullen wel toegeven dat de Voorzienigheid ieder van ons den weg aanduidt dien we te volgen hebben. Daarom zouden we hier, volgens de ‘Catholic Book Notes’ wel van een Goddelijk Melodrama kunnen spreken doch menschelijk is het niet en Father Dudley heeft zeker nog wat beters in zijn schuif voor een volgenden keer.
Van den jongsten bekeerling onder de Engelsche schrijvers, Arnold Lunn, waarover we in het November-nummer, p. 794-96, uitvoerig spraken kregen we dit jaar nog twee werken: ‘Public School Religion’ (Faber and Faber), een boek dat zeker te rechter tijd komt, en zijn bekeeringsverhaal: ‘Now I see’ (Sheed and Ward), een nieuw soort ‘Apologia’ zooals ‘This Publishing Business’ (Christmas-number, p. 20) het zeer juist betitelt. Mooi wordt in dit boek de harde strijd weergegeven dien de schrijver te leveren had tusschen zijn verstand dat hem zegde: ‘Bid!’ en zijn gevoel dat hem antwoordde: ‘Wees niet sentimenteel!’ Sinds zijn boek ‘Roman Converts’ werd die inwendige strijd met den dag geweldiger en per slot van rekening was het juist het beginsel van de orde in den chaos dat hem den beslissenden stap zetten deed. In het eerste deel, dat hoofdzakelijk biographisch is, wordt die chaos op een schitterende manier voor den geest geroepen; in een tweede deel wordt het argument vóór de Kerk logisch opgebouwd en in het derde gedeelte krijgen we dat argument als een levende werkelijkheid. Opvallend is dat Lunn verklaart dat een toevallige opmerking in Newman hem deed besluiten. Hij las daar: ‘You must make a venture; faith is a venture before a man is a Catholic. You approach the Church by the way of reason, you enter it by the light of the
| |
| |
spirit’. Een mooi boek getuigend van een kinderlijke liefde en van een krachtige overtuiging tevens en op zoo'n persoonlijke en interessante manier geschreven dat het een eereplaats opeischen mag onder de bekeeringsgeschiedenissen van den jongsten tijd.
Crist. Hollis, de in 1924 bekeerde zoon van den bisschop van Taunton, die ons reeds levensbeschrijvingen gaf van Dr. Johnson, Sint Ignatius en Erasmus, verrastte ons dit jaar met een werk over ‘Dryden’ (Duckworth). Hier wordt eens voor goed afgerekend met de uitspraak van Lord Macaulay over den eenigen Katholieken Poet Laureate dien Engeland gehad heeft. Een oordeel dat al te lang opgeld gemaakt heeft in de boeken over literatuurgeschiedenis. Dryden is de man geweest die het proza van Swift, het redenaarstalent van Burke, de samenspraken van Johnson, het vers van Keats en Wordsworth mogelijk heeft gemaakt. Volgens Hollis was hij misschien niet de grootste van alle Engelsche dichters doch hij was onder hen wel de grootste denker. Het boek van Hollis is een late doch verdiende hulde bij het eeuwfeest van Dryden (1631-1931) dat zoo wat ongemerkt is voorbijgegaan en het bevat zoowel letterkundig, als kritisch en historisch materiaal van het grootste belang.
Ten slotte moet hier nog worden vermeld het werk van den katholieken dokter Halliday Sutherland: ‘Arches of the years’ (Geoffrey Bles). Deze schrijver is een zeer bekende medische persoonlijkheid. Hij is o.a. de uitvinder van de ‘aetiology of cerebrospinal fever’ in 1915; was voorzitter van de Tuberculosis Society en is eere-secretaris van de League of National Lifs sedert 1926. Van hem verschenen tot nu toe slechts bijdragen over geneeskunde in allerhande medische tijdschriften in Engeland en de Vereenigde Staten totdat hij zich dit jaar ontpopte tot een eerste rangs schrijver met dit nieuw soort biographie die door Trevor Allen op gelijken voet gesteld wordt met A. Munthe's ‘San Michele’ en door Compton Mackenzie heel wat interessanter gevonden wordt dan 99% van de verschijnende romans. Op zeer korten tijd verschenen niet minder dan 7 herdrukken en de bekende criticus Desmond Mc Carthy besteedde er een lange bespreking aan in zijn radio-praatje voor de B.B.C. op Nieuwjaarsdag. We hebben nog geen gelegenheid gehad dit werk in te zien doch meenden het toch in deze kroniek niet te mogen voorbijgaan.
Bij de Katholieke Engelsche schrijfsters valt dit jaar niet zoo- | |
| |
veel werkdadigheid te bespeuren als bij haar mannelijke geloofsgenooten. Van de overleden Kath. Tynan verschenen dit jaar nog twee posthume werken. ‘Lover's meeting’ (Ward and Lock) was een afgewerkte roman die op het platteland speelt in het midden der Victoriaansche periode. Misverstand bewerkt het huwelijk van een paar minnaars en gemeenschappelijke sympathie brengt ook het andere paar bij elkaar. En de ‘happy ending’ ontbreekt niet. De passage over een zeer vreemdsoortigen Roman Monsignor ‘who left the Church for a woman he loved’ ware best achterwege gebleven.
Een tweede roman ‘Connor's Wood’ (Collins) werd door Kath. Tynan's dochter Pamela Hinkson verder afgewerkt. Het verhaal speelt in een tijd toen men nog familiegoed verwerven kon door protestant te worden. Uit liefde voor zijn geboortegrond volgt Anthony Cornor de voorschriften der kerk en zijn kind wordt weggestuurd en aan zijn lot overgelaten. Een paar generaties verder komt een van John's afstammelingen, een winkelier in het dorp, door een wondere beschikking der Voorzienigheid weer in het bezit van dat goed. De hand van P. Hinkson is te merken in de bevallige beschrijvingen die van Ierland en van Frankrijk gegeven worden.
Van de, het vorig jaar overleden schrijfster Mrs. Wilfrid Ward werd een omnibus-deel uitgegeven bestaande uit de drie romans ‘Out of due time’, ‘One poor scruple’ en ‘The Job secretary’ (Sheed and Ward). Dit deel zal vooral welkom zijn bij degenen die iets meer weten willen over het leven in den Victoriaanschen tijd en dien van Edward. John Galsworthy heeft op dit gebied beslist lang niet alles gezegd.
Miss Enid Dinnis gaf bij Sands een bundel korte verhalen uit: ‘By Fancy's Footpaths’, geïllustreerd door Florence Harridson. Een daarvan ‘The Swish of the Curtain’ handelt over de Engelsche martelaren en is een goed voorbeeld voor interessante weergave van dingen die zoo moeilijk tot echt letterkundig werk te bewerken zijn.
Een goed boek voor de jeugd is ook ‘All about Selina’ (Burns, Oates) van Cecily Hallack geïllustreerd door Robin. Het is een door en door Katholiek werk dat niet vervalt in St Sulpice-zoeterigheid. Van dezelfde schrijfster, bij denzelfden uitgever verscheen de roman ‘Miss Becky O'Toole’, een oorspronkelijk en natuurlijk verhaal van een oude vrijster die evengoed in het dagelijksch leven de lichamelijke zorgen als die van haar ziel weet te behartigen.
Mrs. Marg. Yeo is weer op haar best in haar nieuwen roman
| |
| |
‘Full Circle’ (Burns, Oates), een werk dat veel Katholieke schrijvers van vandaag als model konden nemen. De schrijfster is niet bang ook eens tot het minder aangename in het leven af te dalen en weet dat op een overtuigende manier te beschrijven. Haar Iersche afkomst verloochent ze niet; getuige daarvan de weergave van de bekoorlijke natuur van haar vaderland. Begonnen in de periode van Victoria eindigt het boek met de Paaschweek in Ierland in 1916. De schrijfster vindt hier gelegenheid veel actueele dingen uit de ‘vrijheidsbeweging’ in Ierland in te lasschen, Daar is ze op haar best doch waar het gaat om dieper doordringen tot de ziel van conflicten en emoties heeft ze nog wel wat te leeren. Een mooie roman dien we van harte aanbevelen aan degenen die eraan gewoon zijn geraakt, door andere romans, in de eenvoudigste episodes in het leven een probleem van Freud te vinden.
Van dezelfde schrijfster kregen we dit jaar ook ‘St Francis Xavier’ (Sheed & Ward), een boekje dat zoowel om zijn biographische gegevens als om zijn mooien stijl uitbundig geprezen werd in de Engelsche pers, o.a. in de ‘Saturday Review’ en ‘Times Literary Supplement’.
Isabel Clarke zet ook onverpoosd haar reeds verbazend letterkundig werk voort. Van haar verscheen dit jaar een Nederlandsche vertaling ‘Och, 't is Anne maar...’ (Kruseman, Den Haag) doch daarnaast in Engeland een deel bestaande uit twee korte romans ‘Feet upon the Mountains’ (Hutchinson). Het eerste werk behandelt den invloed die het lezen van ‘De geschiedenis eener Ziel’ (van de Kleine Theresia) heeft op het leven en denken van een ziek meisje. Het tweede vertelt ons hoe een meisje, bijna in het ongeluk gestort door een waarzegger, per slot van rekening toch weer uit de hel van Nice en Monte Carlo ontsnapt en op het betere pad terug komt.
Haar boek ‘That which was lost’ (Hutchinson), als we ons niet vergissen haar 40e roman, heeft natuurlijk weer een Italiaanschen achtergrond, nl. het landelijk leven in Toskanen. De schrijfster vertelt ons hoe in een Engelsch-Italiaansch huishouden, de dochter, die danseres is en 'n rijk huwelijk aangaat, de behoeftige familie weet te helpen, en hoe de jongste zoon, zonder godsdienstige beginselen grootgebracht, ten onder gaat. Nogmaals een puike roman van een schrijfster waarvan we niets dan goeds verwachten.
Stella Benson, die het vorig jaar de Silver Medal of the Royal Society of Literature en tevens den Femina-Vie Heureuse prijs
| |
| |
kreeg voor haren roman ‘Tobit transplanted’, bekeerde zich dit jaar tot het Katholicisme. Van haar kregen we nogmaals een schitterend werk ‘Pull Devil Pull Baker’ geschreven in samenwerking met Count de Toulouse Lautrec de Savine. Ook voor dit boek heeft men haar vergeleken bij den schrijver Aloysius Horn die na zijn dood een wereldfaam heeft gekregen. Miss Benson heeft in een hospitaal in Hong Kong een ouden Russischen graaf ontdekt die straat-arm is doch rijk aan velerhande verhalen waarmee hij alles wat hij koopt betaalt. Het boek bevat al deze vertellingen in het zeer eigenaardige Engelsch van den graaf waarbij Miss Benson (Mrs. J.C. O'Gorman Anderson) de noodige aanteekeningen maakt. Er dient hier gewezen op het feit dat de minneliederen die deze moderne Don Juan aanheft niet altijd erg stichtend zijn. De groote reden waarom de schrijfster, het publiceeren van deze dingen de moeite waard heeft geacht is wel de groote individualiteit van den man en de schoone oorspronkelijkheid van zijn verhaaltrant. De eigenlijke bijdrage van Miss Benson, zoowat de helft van het boek, is scherpzinnig en geestig. Soms beperkt ze zich tot variaties op het thema gegeven door den verteller, soms geeft ze een grondige ontleding van hetgeen er voorvalt. Kortom een spannend boek, dat niet alleen onderhoudend doch tevens zeer leerzaam is en geschreven door iemand die als geen andere thuis is in de Oostersche wereld waarin ze verblijft.
Sheila Kaye-Smith is de eenige Katholieke schrijfster in Engeland die op heel de lijn naast de beste van haar mannelijke geloofsgenooten kan geplaatst worden en die ook de vergelijking met de niet katholieke eersterangs-schrijfsters met eere kan doorstaan. Haar roman van dit jaar ‘The Ploughman's progress’ (Cassel) brengt ons terug naar de streek die we reeds kennen uit ‘The end of the house of Alard’, nl. Sussex waarin ze het verval van den landbouw van 1924 tot 33 nagaat. Spannend weet de schrijfster ons te doen zien hoe de hoeven ten onder gaan, hoe het land braak blijft liggen, hoe de landbouwers-huisjes door steedsche week-enders worden gekocht, enz. En toch geven de menschen de hoop niet op. Fred Sinden werkt halsstarrig verder voor zijn vrouw en kroost en op het einde van het boek kan hij de toekomst met goeden moed ingaan. Opvallend is hoe de schrijfster ondanks de verleiding van het onderwerp, geen pseudo-poeet of propagandiste wordt doch een sterk- en diepvoelende vrouw blijft die ook de moeilijkste gegevens tot letterkundige schoonheid weet om te werken. We vinden dan ook dit boek een
| |
| |
van de mooiste die we van haar gelezen hebben en een werk dat een plaats krijgt op het schap van de romans die we een voorkeur geven zullen om later nog eens te herlezen.
We hebben ons tot dit twee dozijn schrijvers en schrijfsters beperkt. We zeggen niet dat we een volstrekt volledig overzicht hebben gegeven van heel de Katholieke bedrijvigheid op letterkundig gebied in Engeland doch we meenen wel te mogen zeggen dat de lezer hier een goeden kijk krijgt op hetgeen onze geloofsgenooten aan de andere zijde van het Kanaal dit jaar doen om hun geloof in daden om te zetten. Al de 60 hier besproken werken zijn geen meesterwerken. Doch ze mogen er allemaal zijn en het is onze plicht van internationale solidariteit onze waardeering en onze bewondering, waar het pas geeft, eerst en vooral te laten gaan naar schrijvers die uitgaan van hetzelfde standpunt waarvan ook wij uitgaan, of althans uitgaan moesten. ‘Het geloof zonder de werken is een dood geloof’. Dat is zeker niet toepasselijk op de Engelsche Katholieken die op literair gebied hun geloof in daden omzetten. Er is tegenwoordig zooveel slechts in de Engelsche Letterkunde. We hebben het nuttig gedacht daarom ook eens te wijzen op het goede. Moge deze vingerwijzing welkom zijn.
Heusy, Dec. 1933.
|
|