Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934(1934)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Jan Van Glymes (Markgraaf van Bergen op Zoom † 21 Juli 1566, op reis naar Spanje). door Anton van Duinkerken. Zij zeiden tot Jan van Glymes den Vierden: - Het Nieuw Evangelie is zuiver. 't Kan zijn - sprak van Glymes - maar 't oud dat ik ken Is zoo schoon, dat ik ervan huiver! Dit is mij genoeg. Ik ben geen theoloog. Doch mijn zwaard is nog scherp als het moet En zoo Philips de vrijheid der steden niet kent, Kosten Brabantsche rechten: Spaansch bloed! De Heeren van Brabant kwamen bijeen En besloten na rijp overleg De geuzen te dooden in gansch hun gewest. Doch van Glymes verhief zich: Ik zeg Dat God het niet wil en dat ik het niet wil En dat ieder der heeren moet weten, Aan wien hij gehoorzaamt in zulk eenen strijd. Ook ik ben mijn eed niet vergeten. Maar zwoer ik den koning, dan zwoer ik mijn land En zwoer ik mijn land, dàn de menschen, En zwoer ik mijn menschen, dan zwoer ik mijn God; Bij al wat de heeren ook wenschen, Bij al wat zij dreigen in naam van religie, Van ketterhaat, baatzucht of Spanje: Ik ben katholiek als de heeren zoo goed, Doch ik koos de partij van Oranje! Ik wist wat ik deed op dien dag en ik weet, Waarom ik de vrijheid der steden Boven de knechtschap aan vreemden verkies, [pagina 39] [p. 39] Ik ben Roomsch, maar ik ken het verleden! De geuzen van Holland staan sterk in hun recht, Staan zij zwak in de waarheid der leer, Doch hùn predikanten zijn sterf'lijk als wij En Brabant sterft nimmer meer! De Heeren van Brabant wierpen hem tegen: - Een handjevol muitelingen Kan tegen den koning van Spanje niet op En het zal zijn gezag niet verdringen! - Ik ben - zei van Glymes - van Bergen op Zoom, Dat een stad is van Brabantsche zeden, En noemen de heeren mij kettersch-onvroom: Ik ben Roomsch, maar ik ken het verleden! De Kerk is geschapen tot heil van ons allen, Maar niet om een koning te wreken! Mijn woord is mijn woord, doch ik gaf het aan God En ik zal het voor menschen niet breken! Ik weet, dat mijn hoofd op het spel staat; mijn goed Zal aan een van de beiden vervallen: Aan Philips, omdat ik geen slaaf ben, - aan Holland Daar 'k Roomsch ben, als elk van u allen. Ieder van u, mijne heeren, staat hier Voor zichzelf. Ik sta hier voor 't verleden. Ik vecht voor een rijk, dat voorbij is. Ik vecht Voor het recht van de Brabantsche steden. Ik weet, dat gij heden mij óngelijk geeft, Maar geruster draag ik de schande, Dat elk in mijn tijd mij een weifelaar noemt, Dan de smaad van de Nederlanden! - - Wie tegen den Vorst is, is tegen de kerk - Besloten de Brabantsche heeren. - Ik haat predikanten alleen - zei van Slymes - Omdat zij onwaarheden leeren. Hun dood zoek ik niet, en ook u gun ik 't recht Om onder de zon te bestaan, [pagina 40] [p. 40] Doch dat Roomsch hier hetzelfde beteekent als Spaansch Is een leer, die ik niet kan verstaan! Mijn tijd is voorbij. Ik weet het. Ik ben Door uw koning naar 't zuiden ontboden. De reis is te lang en de misdaad is snel. Onderweg zal een dienstknecht mij dooden. 'k Voorzie dit zoo wel als een ieder van u Doch heb moed om mijn dood te verwachten, Want éénmaal krijgt ieder rechtvaardige recht En de menschheid kent vele geslachten. Kortzichtigen zijt gij, heeren van Brabant, En àl te gehecht aan uw leven! Ook hij is een held, die zich lafaard laat schelden En houdt zich, als was 't hem om 't even Al brandt hem het hart in het lijf. Neemt mijn zwaard, Gij moogt er mij hier mee vermoorden. Doch ééns komt de dag, dat het nageslacht weet De waarheid van deze, mijn woorden: Die trouw aan de kerk en aan Nederland trouw Tusschen Spanje en Oranje moest kiezen Hij wist, dat hij tijdens zijn leven de kans Op partijdigen roem zou verliezen, Maar ook, dat hij Brabant voor 't Noorden behield In den oorlog tegen het Zuiden. Al wat ik te zeggen had, heb ik gezegd, Nu kunt ge mijn doodsklokken luiden. Te Meimaand toog Jan de Vierde van Glymes Met Montigny samen naar Spanje. Zijn doodsbericht kwam in den na-zomer aan. Het ontroerde de Prins van Oranje. Zijn gebied werd door Alva gesequestreerd En daarna door de Staten genomen, Doch zijn volk bleef aan Nederland trouw met de trouw Waarmee het gehecht is aan Rome. Vorige Volgende