Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1933
(1933)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 876]
| |
KantteekeningenHolland en Vlaanderen.Pas had ik vernomen dat de heer Herman Vos zijn partijgenooten had meegedeeld, ‘met de verzekering zijner meest volstrekte hoogachting’, dat het Groot-Nederlandsche ideaal hem voorloopig heelemaal niet meer interesseert en dat hij zich met het Belgicisme der B.W.P. tevreden stelt, of ik kreeg een Nederlandsch boekje in handen waarin een Dr. J.H. Harder de Nederlandsche jeugd aanzet naar Vlaanderen te komenGa naar voetnoot(1). Uit dit druksel blijkt dat de gewijzigde gevoelens van den heer Vos mooi overeen stemmen metdie welke de hr. Harder steeds heeft gehad ten onzen opzichte. Geen wonder. Mr. Harder heeft vastgesteld in Vlaanderen dat ‘onze taal, het Nederlandsch, als omgangstaal den dood zeer nabij’ is. Dat ‘de Nederlandsche omgangstaal zoogoed als uitgeroeid’ is. Dat is bepaald hinderlijk want: ‘Zoo blijft er voor den armen Vlaming, die geen Fransch kent, niet veel anders over dan graafwerk te verrichten, in de mijnen te werken, of zijn ellende in jenever te vergeten. Het Vlaamsche deel van het Nederlandsche volk behoort tot het onbeschaafdste deel der bevolking’. Het is inderdaad geen lolletje voor de keus te worden gesteld tusschen graafwerk, mijnwerk en alcoholisme. Dat die toestand in Mr. Harder's hart een grootmoedig gevoel heeft gewekt zal ieder weldenkend burger begrijpen: hij dacht er aan Vlaanderen te komen beschaven met de hulp van Nederlandsche boeken maar: ‘Met den besten wil ter wereld kunnen we (zoo zeggen de Vlamingen) ons ook zelf niet tot grootere Nederlandsche beschaving en ontwikkeling brengen doordat de Nederlandsche boeken te duur zijn’. Er is ook nog een goedkooper middel: import van Nederlanders. ‘Wij zouden de aangewezen leeraren zijn, maar we worden geweerd.’ Er is althans een Vlaming die zich over Mr. Harder heeft ontfermd, de onvermoeibare Ernest Van der Hallen. Hij heeft het gewenscht geacht de enormiteiten van Dr. Harder bij de Nederlandsche jeugd in te leiden. Hij richt een oproep tot de jeugd opdat ze dat panopticum van jenevellisten, mijnwerkers en plagstekers dat Vlaanderen is, kome bekijken. E. van der Hallen houdt van citaten. Wij zullen hem om die zooveelste dwaasheid laten veroordeelen door zijn eigen geestverwanten zooals zij zich uitdrukken in ‘Opkomst’, het maandblad van het Algemeen Vlaams Studentenverbond van het Officieel Middelbaar onderwijs: ‘Wat Ern. van der Hallen betreft, het verwondert me geenszins die naam hier weer aan te treffen. Van der Hallen laat zijn naam voor alles gebruiken. Schrijft brieven (met veel en storende fouten) aan zijn jonge vriend; publiceert een liturgies gebedenboek, bezorgt wekeliks 'n kunst- en letterkroniek; werkt mee aan een ontelbaar aantal tijdschriften; leidt boeken en brochures in en... schrijft een oproep voor het boekje van Meneer Harder’ (P.E. van den Berghe). Als E. van der Hallen meent Groot-Nederland te dienen met zijn moreelen steun te geven aan dergelijke wansmakelijke dwaasheden, dan loopt hij gevaar bij het eerste auto da fé dat de Dinasos op de groote markt te Lier inrichten, verbrand te worden voor beleediging aan het Vlaamsche volk. |
|