| |
| |
| |
Boekbespreking
Ve W.E. Noordman, Turkije zooals het was en is, W.J. Thieme en Ce, Zutphen.
Niet alleen weten wij haast niets over het moderne Turkije, maar het weinige dat we er over weten is bovendien nog onjuist. We leven nog in den waan dat het land aan het uitsterven is, terwijl een dictatuur even streng als die van Mussolini en Hitler, sedert jaren het land aan 't heropbouwen is. Een studie van dit alles vergeleken met het verleden, vindt men in dit boek, dat ons ten zeerste geinteresseerd heeft en dat, rijk gedocumenteerd, met model-objectiviteit is geschreven.
W.
| |
Henri Gheon: Promenades avec Mozart. L'Homme, l'OEuvre, le Pays. (Coll. ‘Les Iles’.) - Desclée de Brouwer, Paris.
Een lijvig boek van 480 blz. zoowel over het leven, het wezen en het werk van Mozart als over het kader waarin hij opgroeide, leefde, stierf. Een boek geschreven uit liefde en bewondering, uit dankbaarheid voor de diepe verrukking teweeg gebracht door het plots ontdekken van dat muzikaal mirakel. Mozart was inderdaad als de verpersoonlijking van de muziek. Van hem getuigde Wagner dat ‘het wonderbaarste genie hem verheven had boven alle meesters in alle eeuwen en in alle kunsten.’ En waarlijk men staat verstomd voor hetgeen hij in zijn kort leven presteerde, voor de lange reeks onsterfelijke meesterwerken die hij al dartelend schiep. Mozart was een wezen van zonnige blijheid, een zingende ziel. En toch, na het stralend geluk der kinderjaren, welk tragisch lot! Nochtans, trots miskenning, onrechtvaardigheid, vijandige afgunst, rouw en smart, armoede en schulden, ziekte en lijden, bleef zijn gevleugelde muziek sereen en goddelijk zuiver.
Dat alles komt goed tot zijn recht in het schoon boek van Henri Ghéon. Schrijver analyseert met fijnen smaak en kennis van zaken, heel het oeuvre van Mozart. Alleen zou men hem kunnen verwijten al de werken, van de allereerste af, tot wonderen te verklaren, en zijn minste compositie op te hemelen tot dezelfde hoogte als zijne meest heerlijke meesterwerken. Ook is zijn boek niet van eenige langdradigheid vrij te spreken. Doch, in zijn geheel genomen, is het een schoon boek, dat men met nut en genot leest, en aan alle muziekliefhebbers mag aanbevolen worden.
L.D.
| |
Armand Thibaut: La Bauge. Un Crime dans la Forêt. (Coll. Nationale). - Editions Rex. Louvain.
Wie heeft Maurice de Surmont vermoord, terwijl hij met zijn gastheer en enkele vrienden, het wild zwijn aan 't jagen was? Dat vraagt M. Tessier zich af: hij wil en zal het geheim ontcijferen. Natuurlijk vallen zijne vermoedens verkeerd uit, totdat een onvoorzien detail hem eindelijk op het rechte spoor brengt, en weldra een nieuw drama verwekt.
De roman is heel goed ineengestoken, en zeer verzettelijk: echte ontspanningslectuur.
L.D.
| |
Lettres de Montalemhert à La Mennais publiés par Georges Gouay et P. de Lallemand. Introduction de Georges Goyau. - Desclée, de Brouwer et Cie. Paris. - 25 fr.
Een zieledrama, het hachelijkste dat zich afspelen kan bij een jongeling, tusschen zijn geweten van katholiek en zijn gehechtheid aan den geliefden meester. Montalembert had met hooge bewondering en echte kinderlijke genegenheid La Mennais' gedacht aanvaard, en was de trouwe volgeling geworden van den vurigen apostel, die wereldberoemd was en een verreikenden invloed uitoefende. Iedereen kent de droeve tragedie van La Mennais' priesterlijke loopbaan: zijn aangevallen artikels in ‘L'Avenir’, zijn
| |
| |
reis naar Rome met Montalembert en Lacordaire. de veroordeeling, zijn schijnbare onderwerping weldra door zijn daden tegengesproken, eindelijk zijn val.
Deze brieven loopen over vier jaren, van 1832 tot 1836. In 1832 was Montalembert 23 jaar, La Mennais 50. Prachtig zijn de brieven van den jongeling. Hij vindt diepgaande woorden om aan den rampzaligen man zijn plicht te herinneren, hem de verhevenheid van zijn priesterschap, de grootschheid van zijn roeping voor oogen te werpen. Hij, die jong, vurig en onstuimig was, wiens hart door meer dan ééne smart verscheurd was, vond in zijn onwrikbaar geloof de kracht om de heerlijkheid van onderwerping, nederigheid en zwijgen voor te houden aan den priester, die niet buigen kon. Ook in zijn geloof vond hij de kracht om de banden, die hem eens zoo duurbaar waren, te verbreken. Weinige boeken gaan zoo diep, en zijn zoo aangrijpend als deze brieven van den jongen Montalembert.
L.D.
| |
Karl Tschuppik: François-Joseph. L'effondrement d'un Empire. Traduit de l'Allemand par Andhrée Vrillaut et Jean Kuckenburg. (Coll. Ames et Visages). - Armand Colin. Paris. - 28 fr.
Schrijver was dertig jaren lang in enge betrekkingen met Oostenrijks politiek en intellectueel leven, en kan dus met kennis van zaken over menschen en toestanden spreken. Hij geeft ons een uiterst interessant boek. Het leven van Keizer Franz-Joseph is dan ook tragischer dan de meest dramatische roman. Van zijn troonbestijging in 1848 tot zijn dood in 1916, wat al beleefde hij niet aan tegenspoed, ontgoochelingen, smart? Gedurende al die lange jaren, kweet hij zich van zijn plichten met de stiptheid van den voorbeeldigen functionnaris, en zijn dagen waren geregeld als die van een monnik in het strengste klooster. Toch kon hij het achteruitgaan van zijn Rijk in macht, in grondgebied, in buitenlandsch gezag niet beletten, noch de onoverkomelijke moeilijkheden van zijn binnenlandsche politiek oplossen. Niet altijd was hij vrij te pleiten van dwingelandij en zelfs wreedheid. Een vreemde, iet of wat geheimzinnige figuur, een volbloed aristocraat, hoogmoedig, hardnekkig, zonder buitengewoon verstand, al zag hij dikwijls klaarder dan zijn ministers. Soms luisterde hij meer naar zijn persolnlijke eer dan naar het dringend belang van zijne volkeren. Toch dwingt hij achting af voor de taaie wilskracht waarmee hij streed tegen het noodlot dat hem vervolgde. Volgens schrijver, was het tegen zijn wil, tegen zijn zeker instinct in, onmachtig nog langer te weerstaan aan de opgehitste aansporingen van Conrad von Hoetzendorff en Rijskkanselier Berchtold, dat hij, vooraleer te sterven, den ontzettenden oorlog ontketende waarin zijn dynastoe en zijn Rijk ten gronde moesten gaan.
Al degenen die belang stellen in geschiedenis, dienen dit boek te lezen.
T.
| |
Léon Bouchar: Notre-Dame des Pauvres. - Aux Editions sub Rosa. Tournai, 22, rue Saint-Jaques. - 5 fr.
Een goede brochuur over de gebeurtenissen te Banneux, waarin personen, omstandigheden en omgeving zeer levendig en objectief beschreven worden. Schrijver heeft insgelijks een der beste boekjes over Beauraing uitgegeven.
| |
Jan Boon: Radio-poëem. Uitg. Het Kompas, Mechelen.
Jan Boon heeft drie eigenschappen die ik zeer waardeer: kultuur, - een edele strijdvaardigheid en een wakkere pen. Wie deze drie eigenschappen bezit heeft ook levensstijl en stijl, zonder meer. Dat voelt ge dadelijk bij het lezen dezer zes radiolezingen over: ervaringen van een journalist, een tocht naar de IJsgrens, het Mariaspel te Halle, de roeping van het K. nat. tooneel en de vl. gemeenschap, en over kultuur en filmwezen, met een klein programma voor den Kath. kinemabezoeker. Een handig en welkom boekje.
Dr. V.
| |
Cypriaan Verhavert: Types Bruxellois. Traduit et adapté du flamand par R. Kervyn de Marche ten Driessche. Illustrations de Stan van Offel. Editions Rex, Louvain.
| |
| |
Wanneer ik zeg dat C. Verhavert een eenige plaats bekleedt in de VI. literatuur, is dit geen gemeenplaats. Niet omdat hij bakker is geweest, want dat is Streuvels voor hem geweest; zelfs niet omdat hij jaren lang onder de leiding van Adolf Max de wet en de orde heeft doen eerbiedigen, - en voor zoover ik weet, heeft geen ander VI. letterkundige hem dat voorgedaan; maar omdat hij de folklore van de brusselsche straten en steegjes - met de figuren van de Kiekefretter, Jan Moustache, Scheeve Jef, Zot Lowieke, Luppe Kassuul en Manke Jef en tientallen anderen - met een zwierige jovialiteit verwerkt heeft tot een stukje lachende vlaamsche volksliteratuur.
Hier is een keur uit deze verhalen, in een sappig brusselsch-fransch vertaald door R. Kervyn de Marcke ten Driessche.
Dr. V.
| |
Gertrud van le Fort: De laatste aan het Schavot. Vert van Alf. Suykens, met bandontwerp en illustraties van M. Vermeulen. Uitg. Tyl, Deurne. Pr. ing. 25 fr., geb. 37 fr.
We zijn de eerste geweest in Vlaanderen om aandacht te vragen voor de sterke persoonlijkheid van Gertrud van le Fort. En ieder nieuw werk van haar is een bevestiging van haar sterken geest en krachtig temperament. We hebben de duitsche uitgave van Die letzte am Schaffot, in dit tijdschrift reeds besproken. Zoodat het moge volstaan de vertaling daarvan te vermelden. De uitgave is verzorgd.
| |
Sigrid Undset: I Edele Hammer's groote liefde. Ing. 2.90 fl., geb. 3,90 fl. II Arme Levens. Ing. 3,90 fl., geb. 4.90 fl. Beide vertaald door J. Molanus-Stamperius. Uitg. N.V. De Gulden Ster, Amsterdam.
Over Sigrid Undset's werk heeft de hoogstaande deensche kritikus Jorgen Buckdahl, in dit tijdschrift bij herhaling en uitvoerig geschreven. Men herleze o.m. zijn Kapitale bijdrage in het Scandinaviënr van D. Warande, in 1929, zijn artikel over S. Undset en het Katholicisme, in vorigen jaargang en zijn kroniek over haar laatste werk in het Aprilnummer.
Dat nederlandsche uitgaven ons slag op slag vertalingen brengen van haar werk - terwijl de Franschen zich voorloopig nog moeten tevreden stellen met een paar kortere jeugdwerken van deze merkwaardige kunstenares, stemt tot dankbaar verheugen.
Dr. L.S.S.
| |
Knut Hamsun: De ontwrichten. Vert. door S. Van Praag. Band en omslag van Joh. Dykstra. Pr. ing. 3.90 fl., geb. 4,90 fl. Uitg. N.V. De Gulden Ster, Amsterdam.
Zijn niet de meeste helden van Knut Hamsun ontwrichten? Wat is de schrijver van Honger, wat is de held van Pan, wat is Edward, wat is August, tenzij een ontwrichten? Zij hebben hun houvast verloren, zoeken, dwalen en zwerven, maar kunnen niet meer ankeren. Zelfs de man die terug den zegen der aarde zocht, Isaac uit: Hoe het groeide heeft ten slotte slechts een onvaste vrede gevonden. Maar het hart van Hamsun gaat telkens mee op nieuw avontuur. Een zin; en het anker is los. Het verhaal vangt aan ... ‘Een man op een nieuwen vlasheuvel, wat voert hij daar uit? Dat is zeker weer een gekke streek van Theodoor van den winkel; dat had zijn vader, de oude Per van den winkel eens moeten weten’... Zoo zet Hamsun in en wij zullen luisteren tot het einde. Wie ‘Kinderen van hun tijd’ gelezen heeft, zal hier oude bekenden terugzien.
G.V.A.
| |
Helen Zenna Smith: Gij, Vrouwen. Vert. van Yge Foppema. Uitg. J. Schuyt, Alkmaar.
Dit boek zou zeker niet geschreven zijn, indien Remarque met zijn ‘Im Westen nichts Neues’ niet vooraf was gegaan. Want dit boek is niets andres dan een transpositie van het leven van den frontsoldaat, naar het leven van de verpleegster achter het engelsche front.
De heele bouw, de toon, de dagboekvorm en de onvermijdelijke slotregels: Haar ziel is doodgegaan in de lente van 1918; het komt allemaal van Remarque. Maar iets is er in Remarque dat de schrijfster eilaas niet heeft afgeleerd, het is: een zekere
| |
| |
reserve, een onbepaalbare schroom met dewelke de schrijver van Im Westen nichts Neues over zekere dingen spreekt. Mw H.Z. Smith maakt op me den indruk van een engelsche die te lang tegen-natuurlijk puriteinsch is geweest.
Maar dit boek verraadt tevens dat de schrijfster te veel talent bezit om zich met een kopij of een transpositie van een ander te mogen vergenoegen.
Dr. V.
| |
S. van Praag: Wij en de Dieren. Een beschouwing over het dier in de letterkunde en een keuze van Dierenverhalen. Met 10 ill. van J. Kaas. Uitg. Wereldbibliotheek.
Na een beschouwend gedeelte behandelt S. Van Praag het dier in den godsdienst, in de letterkunde, het vermenschelijkte dier, het romantische dier, het schoone dier, met een slothoofdstuk: op zoek naar de ziel der dieren. Volgen verhalen van S. Van Praag, R. Kipling, E.H. Poe, H. Löns, O. Allscher, Ch. Roberts, H. Kuylman, L. Alas, A. Demaison en Colette Willy.
Er was o.i. uit de nederlandsche literatuur een veel handiger keuze te doen. Laat de h. Van Praag alvast vóór een eventueele tweede druk: Black van Ernest Claes en Caesar Gezelle's: Van den levene der Dieren eens lezen.
B.W.
| |
Fernand Desonay: Fascisme Anno X. Editions Rex, Louvain.
Levende reportage, maar vluchtig en even ondiep als het verhaal van A. Vermeylen's vliegendbezoek aan Sovjet-Rusland.
B.W.
| |
Dr Bruno Weil: De Zaak Dreyfus. Geautoriseerde vertaling van P. Roosenburg.
De zaak Dreyfus, ‘l'affaire’ heeft jaren lang de gemoederen opgezweept, in Frankrijk en daarbuiten.
En nog kan niemand zonder verontwaardiging en mededoogen de voor het fransche militaire bestuur en gerecht zoo smadelijke veroordeeling en bestraffing van den onschuldigen kapitein Dreyfus lezen.
De studie van Dr. Weil is zakelijk en gedokumenteerd.
Dr. V.
| |
R. de Wachter: Therese Neumann, de Bode van Konnersreuth. Uitg. J. Van Mierlo. Proost, Turnhout. Pr. 10 fr.
Ik heb dit boekje gelezen met gespannen belangstelling. Het is geschreven met de warmte der overtuiging en een diep medelijden met de lijderes van Konnersreuth. Geen wetenschappelijke beschouwingen of getwist; alleen het eenvoudige verhaal van wat de schrijver tijdens zijn verblijf te Konnersreuth beleefde en zag.
Dr. C.
| |
Willem Kloos: Verzen. Vierde druk. Uitg. De Wereldbibliotheek, Amsterdam. Pr. 2,50 fl.
De vijfhonderd onleesbare ‘Binnengedachten’ van Willem Kloos en het niet te stremmen gebazel over zich-zelf in elke aflevering van De Nieuwe Gids, kunnen ons niet doen vergeten dat hij is geweest en blijft: de dichter van:
Ik denk altoos aan u, als aan die droomen...
en:
Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht
De witte bloesems in de scheemring, - ziet,
en:
De zee, de zee klotst voort in eindelooze deining...
Frans Erens, die zelf een Nieuwe Gidser was heeft onlangs de vraag gesteld, in De Maasbode, wat er van de Tachtigers na een eeuw nog voortleven zou: en hij heeft met een beteekenisvolle reserve daarop geantwoord dat hij niets te voorspellen dierf. Maar intusschen aarzel ik niet, als êijn vaste overtuiging uit te spreken dat de komende geslachten, evenals de tijdgenooten der Tachtigers, deze gedichten zullen beschouwen als behoorend tot het duurzame en kostbare bezit der nederlandscheliteratuur.
Dr L.v.d.V.
| |
| |
| |
Dr. Herman Wolf: Goethes wereldbeschouwing en levenswijsheid. Uitgave Wereldbibliotheek.
Herman Wolf die uitstekende studies heeft geschreven over Goethe, heeft er zorg voor gedragen dat ook de meest gemakzuchtige lezer, tijdens het Goethejaar, zonder kopbrekens zou kennis kunnen nemen van de meest markante bladzijden die Goethe als denker heeft geschreven of laten schrijven. Uit het proza, de brieven en de gesprekken van en met den halfgod heeft hij een handige en bondige bloemlezing samengesteld. Hij laat haar voorafgaan door een uitvoerige inleiding over Goethe als denker waar de beteekenis van den dichter op wijsgeerig terrein tot zuivere verhoudingen wordt teruggebracht.
G.
| |
Machteld van Severen, Allerheiligenzomer. - N.V. Uitgevers-Maatschappij Elsevier, Amsterdam. 1933.
Dit boek moet een eersteling zijn. Het vertoont inderdaad nog gebrek aan oefening. Maar dat is niet zijn groot tekort.
De gave om te vertellen is Machteld van Severen niet aangeboren, - daar ligt de fout. Daar ze intelligent en zeer belezen schijnt en de taal vlot hanteert, zal ze er met tijd en vlijt nog wel in slagen dit tekort beter te kamoufleeren dan hier reeds gebeurd is. Ze zal dan een minder banale manier ontdekken om haar hoofdstukken in te zetten, ze zal geen totaal overbodig kapittel meer inschakelen om het karakter van haar held even te schetsen, ze zal uit de konversatie nog enkele overtollige wendingen weren ze zal zoo onbehendig niet meer zijn, dadelijk na elke uiting, na elke beweging van een personage, de reaktie van den partner te noteeren, iets wat storend en vermoeiend inwerkt en daarenboven een indruk van onechtheid laat. - Ze kent het recept om een boeiend boek te schrijven en zal misschien nog wel heel knap worden in het vak. Maar, - als ik even bij Top Naeff in de leen mag gaan - ‘muziek zal het nooit worden’.
Want het levende woord is haar niet gegeven, en als vinding is het boek zeer arm. Het is vol vage en duidelijke reminiscenties. Jane Eyre heeft een van de hoofdmotieven moeten leveren, een enkele bladzijde herinnert me - wellicht ten onrechte - aan Thomas Mann, en Top Naeff hoogervernoemd schijnt me ook wel een handje te hebben toegestoken.
Dan heb ik bezwaar tegen de bijna vlekkelooze nobelheid van het heldenpaar, en vooral van Els, die als een moedwillige bakvisch inzet om te eindigen in een onwaarschijnlijke zoetwater-heiligheid. Evenzeer tegen de eerlijkheid, waarmee deze moeder van veertig jaar haar problemen van liefde en passie met het zeventienjarig meisje bespreekt en de ontstellende fijngevoeligheid en kranigheid, waarmee dat meisje ze aanvaardt. Hier heeft Machteld van Severen eens een zeer bijzondere psychologische verhouding gewaagd, maar den bal glad misgeslagen. Dit onderdeel is simplistische ‘Mache’. Els is anders in 't begin van 't boek de eenige die bijna een mensch lijkt, de andere zijn alle zorgvuldig uitgedachte figuren.
J.D.B.
| |
Redding door Herman Robbers. Uitgave Elsevier, Amsterdam.
De schrijver, die een goede dertig jaar geleden met De Roman van Bernard Bandt en vooral met De Bruidstijd van Annie de Boogh, zulk een beroering bij het Nederlandsche lezerspubliek verwekte, en wiens werk in tegenstelling met dat van Kloos, Verwey en van Deyssel, van het begin af aan met zooveel algemeene sympathie ontvangen werd, wordt niet oud. Na zijn beste werken: De Roman van een Gezin in twee deelen, en nadat tenslotte ook de drie lijvige bundels van Een Mannenleven voltooid werden met langere tusschenpoozen, meenden velen dat de romanschrijver hiermede de pen had neergelegd en alleen nog de welwillende en zaakkundige beoordeelaar aan den arbeid zou blijven, doch nu komt deze meer dan zestigjarige zijn vrienden nog eens verblijden met een aangenamen, zeer leesbaren roman, beter een uitgebreide novelle te noemen: Redding.
Wie den stijl en de wijze van direct weergeven, welke Herman Robbers niet heeft afgelegd, aangenaam vindt, zal dit boek van het begin tot het einde genieten. We kunnen niet beweren, dat deze schrijfwijze hem eigen genoemd kan worden, aangezien de voorgaande schrijversgeneratie zich algemeen op die manier uitdrukte, en eerlijkheidshalve moeten we er bijvoegen, dat we tegenwoordig aan een eenvoudiger, rustiger ver- | |
| |
haaltrant gewend zijn, doch Herman Robbers heeft het recht zich gelijk te blijven, zoodat in dit boek de vijftigjarige Herbert over zichzelf en Greta denkt, spreekt en redeneert, juist zooals de jonge Luuk dat in 1912 deed in Helene Servaes.
Het gegeven is zeer eenvoudig. Een man van middelbaren leeftijd, in het bezit van een lieve, onbeduidende, meer dan veertigjarige vrouw (in film en roman is dat voor het zwakke geslacht l'âge ingrat: vrouwen om en bij de halve eeuw zijn steeds dom, bekrompen, kinderachtig of ijdel, als ze niet zelf- en heerschzuchtig, jaloersch of ontoerekenbaar blijken), een drietal hypermoderne en daardoor ver van hun ouders afstaande telgen, mitsgaders eene zaak die hem wel ruime inkomsten maar bovendien vele beslommeringen brengt, gaat voor eenige weken moederziel alleen uitrusten in een hutje bij de zee, dat aan zijn vriend toebehoort. Onverwachts 's avonds daar aangekomen, vindt hij er een jongedame, die haar tehuis ontvlucht is teneinde te ontkomen aan de opdringerigheid van haar stiefvader. Ze blijven een paar dagen samen in alle eer en deugd verscholen op dit ydillisch plekje, wachtend op het antwoord eener Zwitsersche vriendin tot wie het meisje haar toevlucht wil nemen. Maar de moeder, in angst over haar spoorloos verdwenen kind, heeft de politie gealarmeerd, die een drijfjacht op de vermiste begint. Gelukkig kan de vaderlijke vriend haar nog juist op tijd over de grens helpen, waarmede hij zich persoonlijk belast, om haar dan verder door Duitschland tot Lugano te begeleiden, waar hij haar onder de hoede stelt van de vriendin met haar echtgenoot, en een zwager die waarschijnlijk de toekomstige wederhelft van Greta zal worden, naar wij allen hopen. Daarna keert de heer Herbert naar zijn familie, zijn vrienden en zijn zaken terug, en als we het boek sluiten kunnen we zeggen, eind goed alles goed.
De groote bekoring van het werk is wederom het aanvoelen van stilte en stemming, wat Herman Robbers zoo meesterlijk verstaat, de groote aantrekkelijkheid, als in al zijn werken, vooral in de Gelukkige Familie en Een voor Een, is het edele, warme, menschelijke, datgene van zijn eigen natuur, wat hij in zijn helden legt, waardoor ze ons zoo levendig en van nabij bestaan al rafelen ze hun eigen gevoelens wel heel gaarne uit, al filosofeeren ze diep, zwaar en lang.
De opvatting van het geval doet ons moderne menschen wel een beetje eigenaardig aan. We zouden het natuurlijker en verstandiger hebben gevonden als Herbert Lunting, bankier, zakenman en gentleman den anderen dag de jongedame ofwel onder bescherming zijner niet heel slimme, maar toch goedhartige echtgenoote had gesteld, en door den vriend, wiens huisje hij betrok en die bovendien advocaat is en de vader van Greta's vriendin, een zakelijk afdoend briefje aan de moeder van het meisje had laten schrijven, de reden meldende waarom deze minderjarige niet langer onder haar dak kon verblijven. Natuurlijk zou het voor de moeder van Greta niet aangenaam zijn te vernemen, of te moeten gissen, dat haar tweede (veel jongere) echtvriend het haar dochter op een onbetamelijke wijze lastig maakte, doch de angst, die de arme vrouw moet hebben uitgestaan toen haar meisje spoorloos verdwenen bleek en al die vreeselijke geruchten over blanke slavinnen in de bladen de ronde deden moeten haar ook geen goed hebben gedaan. Nog eenvoudiger zou het geweest zijn, indien de stevige pootige Greta, na haar stiefpapa op de vlucht gejaagd te hebben haar kamerdeur had afgesloten, en na hem den anderen morgen met het hondje op een wandeling te hebben gestuurd, onder vier oogen aan haar moeder had uitgelegd, dat zij voor onbepaalden tijd naar Zwitserland ging logeeren... Doch de kinderen onzer verbeelding leiden hun eigen leven, en dat leven heeft zijn onafwendbaar verloop, het is dus dwaasheid te beweren, dat een schrijver zijn persoon logisch zoo of zoo moest laten handelen, denken of spreken. De wijze waarop Herbert en Greta het geval opnamen en aanpakten was voor Herman Robbers een gelegenheid om een prettig boek te schrijven, dat door ontwikkelde gevormde lezers met genoegen ter hand genomen zal worden, en dat natuurlijk weer eens gedrukt en uitgegeven werd op de volmaakte wijze, die we van Elsevier gewend zijn.
Thierry de Wael.
| |
Leidensche bijdragen voor opvoedkunde en zielkunde onder redactie van R. Casimir, en A.J. de Sopper. I. Uitgave J.B. Wolters, Groningen, Den Haag 1299.
In een lang opstel onderzoekt Dr. J.W. Muller den toestand in het Ned. Gymnasium op het gebied van het onderwijs der moedertaal. Hij klaagt over hare geringschatting, haar te lage plaats en rang bij het eindexamen (hij meent een gunstiger toestand
| |
| |
zelfs in Vlaamsch-België te kunnen vaststellen), over het loslaten van schier alle normen, gebrek aan eenheid van methode en over het gemis van alle academische opleiding der moedertaalleeraren. Zijn lange en goed gedocumenteerde klacht bevat ook voor onze onderwijzers zeer nuttige wenken.
A. Selleraad heeft den invloed nagegaan van de schoolbioscoopvoorstellingen op de kinderen ten einde uit te maken tot welk voorstellingstype zij behooren, het audiditieve of het visueele. Over het algemeen gaat de film te vlug, de film moet blij zijn, enz.
G.
| |
Georges Duhamel: Belijdenis te Middernacht. Vertaald door J. Fransen. N.V.J. Emmering's uitgeversmaatschappij.
Liever dan de vertaling van Confession de minuit, had ik een nederlandsche bewerking ontvangen van Les plaisirs et les Jeux. Er zit nog te veel literatuur vast aan deze Belijdenis.
W.B.
| |
Verschenen:
Leiddraad voor wie leeren wil. Uitg. Nationaal Schoolmuseum, Brussel. |
Een schat van inlichtingen over allerlei onderwijsinrichtingen, instituten, musea, prijskampen, enz. |
|
Sophocles: Philoctetes. Vert. door L. De Jong en ingeleid door Dr. J.C. Bruyn. Uitg. Wereldbibliotheek. |
|
Recollectiedagen door de schrijfster van Raboni. Uitg. Desclée De Brouwer en Co, Brugge. |
|
Aan moeders hand naar Moeders rijk, door Herman en Marianus. Uitg. Abdij Tongerloo. |
Een keurig boekje. |
|
Leon Bruchar: Notre dame de Beauraing. Ed. Sub Rosa, Taurna. Prix 4 fr. |
Lode Opdebeek: Peter's Kind. Geill. door G. Van Offel. Uitg. L. Opdebeek, Antwerpen. |
Eenvoudig en gemoedelijk verteld. |
|
C. Philippi-Siewerky van Resema: Uit en over de werken van Prof. Dr. O. Decroly. Uitg. J.B. Wolters, Groningen. |
|
Waldemar Bonsels: Jugendnovellen. Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart. |
|
Dr. Raoul de Guchtenaere: La Limitation des naissances. Edit. nouvelle. Ed. La Cité chrétienne, Bruxelles. |
Een verdienstelijke studie, waarop we gaarne de aandacht vestigen. |
|
Dr. W. Stekel: Het Huwelijk van thans. Vert. en ingeleid door Dr. J. van Veen. Uitg. Van Kampen en Zoon, Amsterdam. |
|
Eug. Boeye: Zon en Schaduw. Verzen. Uitg. Regenboog, Pr. 15 fr. |
Bij de Firma Thieme te Zutphen is een zeer nuttig boek verschenen: Esperantowoordenboek door A.G.J. Van Straten. In Nederland en Vlaanderen wint Ssperanto zoo snel veld, dat dit model-woordenboek in een drineende behoefte voorziet.
|
|