Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1933
(1933)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 396]
| |
H. Teirlinck:Al valt hij op een andre zij, hij blijft toch staan;
Een teerling... daar zijn zes en zes goe kanten aan.
| |
Jozef Muls:Hij speechte op banketten zoo vaak over schoonheid en vrouwen;
Hij sprak te veel over liefde en vergat te trouwen.
| |
L. Baeckelmans:Geen paste als penningmeester beter op onze munt,
Geen heeft zijn collegas der pen zoo hartlijk den penning gegund.
| |
Willem Gijssels:Hiel's neef en evenbeeld, én dichter én bohemer;
Vaak lyrisch in den nacht en soms bij morgenschemer.
| |
Wies Moens:Hier Verdinaso Moens,
Wijs van dichten en dwaas van doens.
| |
Op de keerzijde:'t Gevang had zijn gemoed vermilderd,
De vrijheid heeft het weer verwilderd.
(Word vervolgd). |
|