Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1933(1933)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] Verloren hoek der Poëzie Lof der onpersoonlijkheid. Ten gerieve van een paar vlaamsche dichters die het excuus der jeugd niet meer hebben: Niet waar, wij moeten behulpzaam zijn, met raad en de rest, wij dichters onder elkander; gaat een vers op mijn eigen instrument niet al te best, dan... speel ik op dat van een ander. Herman Teirlinck, voorzitter der Kon. VI. Akademie voor 1933: Voorzitters en dagen volgen elkaar, maar gelijken niet; nu de Scharlaken Tyl, na een zwarten Jezuiet; de een ernstig gelijk een moraal-theoloog, de ander spottend van air, de een misschien een beetje te weinig en de ander te litterair. De bibliograaf der Vlaamsche Letteren spreekt: Wie wil nu zestig worden, vijftig of nog minder, of sterven bij geval, het komt er niet op aan; ik ben 't moderne monster, bio-boekverslinder, laat mij niet werkloos op de markt des levens staan. 'k Heb 't werk van Cyriel Buysse, Teirlinck, Sabbe en wijlen van de Woestijne, volgens naam, gewicht en tijd, Vlaamsche Arbeid, en Van Nu en Straks en Gust Vermeylen methodisch weer ontrukt aan de vergetelheid. Geen vers of proza kan zoo boeiend u bekoren; ik schiep zelfs wat ter wereld in geen land bestaat: van voor naar achter en van achteren naar voren, een bibliographie van de' Onbekende Soldaat. LANCELOOT. Vorige Volgende