| |
| |
| |
Boekbespreking
G.B. Stern: The Shortest Night. Tauchnitz Edition. Leipzig. Paris. - M. 1.80.
Een ‘thriller’ van de beste soort, vol humor en gemoedelijkheid. Fred Poole wordt in zijn bed doodgevonden, vergeven. Wie is de schuldige? Al de inwoners der Villa Aloës, waar het nog al wild toegaat, worden door de Fransche Politie in verhoor genomen, en dat geeft aanleiding aan allergrappigste tooneelen. Ook het adellijk, stijf gezelschap der Villa Balmoral wordt betrokken in die zaak, die al meer en meer ingewikkeld wordt, tot dat een plotse ommekeer van zaken, schielijk licht brengt. Het boek blijft boeien tot de laatste bladzijde, en is beter dan de gewone, gemiddelde dectiveroman. Voortreffelijke ontspanningslectuur.
L.D.
| |
Margaret Kennedy: Return I dare not. Tauchnitz Edition. Leipzig. Paris. - M. 1.80.
Deze nieuwe roman der schrijfster van ‘The Constant Nymph’ is met even veel talent geschreven als haar eerste, maar misschien met minder frissche oorspronkelijkheid. Een jonge tooneelschrijver op het toppunt van zijn populariteit gekomen, gaat de ‘week-end’ doorbrengen op een buitengoed, waar hij door eenige dames en jonge meisjes met ongeduld verwacht wordt. Hij zelf is zijn rol van beroemd man en gevierden held van den dag, doodmoe. Daarbij is hij lichamelijk uitgeput en tracht naar rust, stilte en afgezonderdheid. Zijn kort verblijf aldaar is echter een volkomen fiasco waar het zijn persoonlijk succes geldt, en door zijn onbezonnenheid ruïneert hij een tot daar toe gelukkig huwelijk. Maar tevens komt hij tot een klaarder en gezonder levensopvatting. Dank aan de lieve, redelijke Marianne, die hem tegen zichzelf steunt, begrijpt hij al het bedrieglijke en oppervlakkige van hetgeen hij tot hiertoe als het summum van het geluk aanzag, en tevens dat hij zijn leven op die wijze niet meer kan voortzetten. Al de personen zijn goed getypeerd en leven, maar wat een algeheele amoraliteit!
L.D.
| |
Albert Garreau: Saint Albert le Grand. Préface du R.P. Mandonnet O.P. (Coll. Temps et Visages). - Desclée de Brouwer et Ce. Paris. - 20 fr.
Een zeer degelijke levensbeschrijving van Thomas Aquino's beroemden meester die gedurende zijn leven, om zijn bijna bovenmenschelijke verstand en kennis ‘la stupeur de son siècle’ genoemd werd. Hij is het die er in gelukte een oplossing te vinden aan het grootste vraagstuk der middeleeuwen: ‘...le problème de la translation de la science antique dans la société chrétienne’. Velen hadden het reeds beproefd. De Kerkvaders hadden in de heidensche wijsbegeerte, en o.m. bij Aristoteles, slechts de dwalingen tegenstrijdig met de leering van Christus gezien. Doch de wetenschap der Oudheid liet zich zoo niet negeeren, ze maakte deel uit van het kostbaarste erfdeel der menschheid. Nevens het godsdienstig leven, bleef het menschelijk verstand zijn vragen stellen; doch zij die een antwoord zochten op de respectieve rechten van reden en geloof, vervielen al te vaak in ketterij. Aan Albert de Groote viel de eer te beurt de oplossing te vinden, en zoodoende de bouwstoffen bijeen te brengen, welke St. Thomas toelaten zouden zijn onsterfelijk monument tot stand te brengen. Hij heeft de waarde der wetenschap ingezien, begrepen dat zij niet vijandig stond tegenover het geloof, en haar hare rechtmatige plaats in de christelijke levensopvatting aangewezen.
Een boek dat verdient gelezen te worden.
L.D.
| |
Pierre Coste, prêtre de la Mission: Monsieur Vincent. Le Grand Saint du grand siècle. 3 vol. - Desclée de Brouwer et Ce. Paris. 1932. - 30 fr. le vol.
Deze drie lijvige boeken, opgeluisterd door talrijke portretten en platen, en die samen ongeveer 2000 blz. tellen, zijn een echt monument, en voorzeker het volledigste
| |
| |
werk geschreven ter eere van den grooten heilige. Niemand zal over hem nog kunnen schrijven zonder dit werk te raadplegen; dat eenieder die zich met sociale werken bezighoudt zou moeten bezitten, en dat ook in alle colleges en pensionnaten voorhanden zou moeten zijn. Dank aan den levendigen verhaaltrant, leest men het tot het einde zonder vermoeidheid, geboeid door het rijk afgewisselde van ‘Monsieur Vincent's’ leven, door de heerlijkheid van zijne heiligheid en tevens van zijne diepe menschelijkheid. Weinige levens waren zoo vruchtbaar in werken en daad als het zijne, en werkelijk men staat verbaasd, wanneer men zijne werking, gelijk hier, stap voor stap, in zijn wonderbaren groei kan nagaan. Maar niet alleen de groei van de werken, maar de groei ook der heiligheid in dezen man die, in 't begin niet vrij te pleiten was van kleine gebreken en zwakheden, en allengskens als de verpersoonlijking der liefde werd, alle eigen belang of eerzucht stilaan vergat en opging in algeheele nederigheid en zelfopoffering. Hij leefde in een tijd, waar misbruiken op alle gebied verschrikkelijk woekerde. Stoffelijke en zedelijke ellende overal, en zelfs met de Kerk was het er deerlijk gesteld; haar dienaars deden haar al te dikwijls meer kwaad dan haar vijanden. Overal greep Vincentius a Paulo in, overal trad hij op als hervormer, als baanbreker, als apostel; voor elk kwaad, voor elk lijden wist hij raad: gevangenen, galeiboeven, slaven, slachtoffers van den oorlog, zieken, krankzinnigen, weezen, gevonden kinderen, hongerigen, bannelingen, gevallen meisjes, voor allen stichtte hij zijn werken, zooals hij seminaries stichtte om aan de priesters, waarvan zoovele zelfs de eerste beginsels van het christelijk geloof niet bezaten, de noodige kennis en vorming te geven. Dat alles weet schrijver op boeiende wijze te vertellen, alsook den strijd van den heilige tegen het jansenisme en zijn omgang met al wat zijn land aan hoogstaande menschen telde. Om te eindigen,
een merkwaardige studie over Vincentius a Paulo als heilige, en als man van de daad, over zijn geestelijk leerstelsel, zijn mirakels en heiligverklaring, zijn relikwies en eeredienst.
Een merkwaardig, hoogst aanbevelingswaardig werk.
L.D.
| |
Nederlandsche Spelling, Geslacht en Verbuiging. Een bundel opstellen van J.H. van den Bosch, Dr. R.A. Kollewijn, Dr. C.G.N. de Vooys, Dr. Gerlach Royen, Dr. D.C. Hesseling, Dr. P. Volkhoff en Ph. J. Simons. - 1932. Groningen. Wolters, fl. 3.90.
Eigenaardig, alhoewel niet zeer bemoedigend, is de vaststelling van het discrediet, waarin bij ons ontwikkeld publiek, bij onze Vlaamsche intellectueelen, alles aangeschreven staat wat taaltheorie betreft. Wanneer men aan die onverschilligheid, ik zou haast zeggen vijandigheid, vergelijkt de belangstelling die zelfs ruime kringen b.v. in Frankrijk wijden aan de taal, als draagster van de gedachte, aan de elegantie en de correctheid van den uiterlijken vorm, dan voelt men zich wel eenigszins geëergerd over deze uiting van Vlaamsche slordigheid. Wie zich in een recensie vermeet heel schuchter te wijzen op de gebrekkige, onbeholpen, incorrecte manier van schrijven waaraan zoovele onder onze ‘denkers’ zich bezondigen, wordt dadelijk gescholden voor pedant en schoolmeester. Het ontbreekt den doorsnee-intellectueel vooralsnog aan interesse voor de taal als instrument, aan liefde en eerbied in haar behandeling, aan inzicht in haar wezen.
Daarom waag ik het dezen bundel met warmte van overredingskracht aan te bevelen - niet aan onze beroepsneerlandici en onze leeraars M.O.: die kennen deze opstellen sedert lang - maar aan den Vlaamschen intellectueel zonder meer. Wellicht zullen deze studiën, die alle min of meer verband houden met de vereenvoudiging van de spelling, hem sommige onvermoede gezichtspunten openen, en zeer zeker zullen ze hem een klaarder inzicht bijbrengen in de essentie van gesproken en geschreven taal. Te meer daar enkele van deze essay's, o.m. de zoo ‘einleuchtende’ en niettemin zoo bevattelijk gehouden principieele uiteenzetting van J.H. van den Bosch, evenals die van Dr. Gerlach Royen, tevens prettige lectuur zijn.
Het spreekt van zelf dat de aanhangers of tegenstanders van de ‘Vereenvoudigde’ den bundel niet ongelezen mogen laten: ze vinden hier bij mekaar al het markante dat door de vaders en peters van de nieuwe spelling sedert jaren aangevoerd werd. De oudere betoogen hebben over 't algemeen niets van hun kracht verloren: alleen verbaast het lichtelijk nog aan te treffen het stuk van Kollewijn ‘Over Noord- en
| |
| |
Zuid-Nederlands woordgeslacht’ dat van 1905 dagteekent en dat berust op een zin dien Gittée reeds in 1894 neergeschreven had. Sedertdien zijn de toestanden hier wel eenigszins veranderd en is de bewijsvoering van Kollewijn allesbehalve klemmend geworden.
Dr. T.D.
| |
V. Zenzinov: Verwilderde Kinderen in Sowjet-Rusland. Uit het Russisch door Dr. Boris Raptschinsky. Uitg. W.J. Thieme en Ce. Zutphen.
De totale verwildering en verbeesting van honderdduizenden kinderen behoort tot de walgelijkste en gruwelijkste gevolgen van het sowjet-regiem. Wel wordt thans in een propagandafilm: De weg door het leven, getoond hoe getracht wordt deze verwilderde kinderen weer in te schakelen en op te leiden voor de maatschappij; maar een regiem dat tot verbeesting der jeugd voert op zulke ontzettend groote schaal is een gruwel voor de menschheid.
Het boek van V. Zenzinov is van een ontstellende objectiviteit.
W.B.
| |
Dr. Adolf Ziegler: Die Russische Gottlosenbewegung. Eine authentische Darstellung mit reichem, in Deutschland erstmals veröffentlichtem Bildermaterial. Verlag Jos. Kösel u. Püstet, München.
Tegenover de behendige en verlokkende propaganda die systematisch van uit Sovjet-Rusland door de pers en door de film wordt gevoerd over heel de wereld, werkt een boek als die Russische Gottlosenbewegung als tegengift. Hier is voor onze pers een voorraad van dokumentatie, waaruit ze overvloedig mogen putten.
B.
| |
Friedrich Ritter von Lama: Die Friedens vermittlung Pabst Benedikt XV, und ihre Vereitlung durch den deutschen Reichskanzler Michaelis (August-September 1917). Eine historische Untersuchung. Verlag J. Kösel u. Püstet, München.
Een jaar oorlog minder! Honderdduizenden dooden en miljoenen gekwetsten minder! Onschatbare schoonheden gespaard en de wereld wellicht nog behouden in zijn voegen... Het had kunnen zijn; maar het is niet geschiedt doordat ze aan deze en de overzijde van de frontlijn het woord van Christus stedehouder hebben gesmoord en gesmaad. Dit is de aanklacht van Ridder von Lama tegenover de anti-roomsche, maar misdadige houding van rijkskanselier Michaelis in den zomer van 1917; - een klemmend stuk historisch werk. maar hiertegenover mocht een ander historicus de klaarte der waarheid laten stralen over de houding van de staatslieden aan de zijde der Entente, zooals Frankrijks eerste minister Ribot tegenover de edele en onbaatzuchtige vredespogingen van Paus Benediktus XV. De waarheid treedt langzaam maar zeker aan het licht.
B.W.
| |
Comte Louis de Lichtervelde: La Structure de l'Etat Belge. (Coll. d'Etudes de Doctrine Politique Catholique). - Editions Rex, 52, rue Vital de Coster. Louvain.
Weer een degelijk boek van dezen schrijver, wien geen enkel vraagstuk aangaande het verleden van ons land of zijn huidige politiek onverschillig laat. In dit boekje van 138 blz. bestudeert hij op beknopte wijze de politieke geschiedenis van ons land. Een klein land, maar een oud volk, dat een gewichtigen rol heeft gespeeld in de westerlijke beschaving; en tevens een jonge Staat uit de omwenteling van 1830 geboren, maar ter zelfdertijd op de krachtige grondvesten van 't verleden gebouwd. Uiterst belangwekkend zijn de twee eerste hoofdstukken die ons land bestudeeren van Karel V tot 1830, vervolgens de Constitutie met haar nieuw elementen en hare ontleeningen aan de tradities van vroeger eeuwen. Het interessantste is echter het derde hoofdstuk waarin schrijver de kenmerkende trekken van den Belgischen Staat onderzoekt, alsook het wezen der parlementaire monarchie, de kwestie van eenheid en decentralisatie; en in 't voorbijgaan 't probleem van 't federalisme en der twee talen van ons land bespreekt. Al deze moeilijke en soms netelige vragen behandelt hij zonder de minste vooringenomenheid, veel gezond verstand, een breed begrijpenden geest. Met klaren blik ziet hij de belangen van den Staat, maar ook van Wallonië en Vlaanderen. De twee laatste hoofdstukken handelen over Kerk en Staat, en over de mogelijke hervormingen aan de bestaande inrichtingen te brengen. In zijn geheel is dit boek zeer aan te bevelen.
T.
| |
| |
| |
Staf Weyts: ‘De donkere Weg’. - Het Kompas, Mechelen.
Deze uitgebreide novelle verhaalt hoe een meisje, langs de donkere weg van haar vallen, het lichtende pad terugvindt. Het werk is middelmatig goed geschreven, maar is volstrekt mis als zielkundig inzicht. De menschen van Weyts zijn zoo enkelvoudig dat zij verpersoonlijkte theorieën maar geen levende wezens zijn. De eerste vereischte voor een goede romanschrijver is de intuitie die het leven aan voelen kan in zijn gansche werkelijkheid, zonder het te laten verschrompelen door verstandelijke beredeneering of willekeurige vooropzetting.
A.D.
| |
Antoon Thiry. ‘Gasten in het huis ten halven.’ - Davidsfonds, Leuven. 1932.
Een bundel schetsen, die alhoewel zij weinig diep of oorspronkelijk zijn, toch vlot geschreven lijken en boeiend lezen.
A.D.
| |
P. Dr. Norbertus Broeckaert o.f.m. ‘Mgr. Trudo Jans. Een limburgsch Martelaar.’ - Davidsfonds, Leuven. 1932.
Dit levensverhaal zal wel historisch juist zijn, het is ook niet onaardig geschreven, doch zoowel als het boek van Philip De Pillecijn over Mgr. Bermijn is het zeker niet. Doch wat het ook zij, het is goed voor ons volk het leven van zijn helden te leeren kennen. Ons land, waar de grootheid van eigen kinderen nooit ruimte of erkenning vond, is groot in wat het deed en offerde voor het katholicisme en voor andere volkeren. Deze dubbele edelmoedigheid bezielt vooral onze zendelingen van deze voorname zendeling Mgr. Jans bijzonderlijk, die bovendien zijn leven voor zijn liefde gaf. Deze bespreking wil dan ook een hulde zijn over de letterkunde heen, voor dezen die men noemt: de besten van ons volk.
A.D.
| |
P. Paul Humpert, o.m.j.: De Weg des Doods, drama in vier bedrijven. - Waregem, Apostolisch seminarie der Paters Oblaten.
Dit uit het Duitsch vertaalde drama schildert in krachtig en breed geborstelde tafereelen het lijden der boeren in Sovjet-Rusland. Den schrijver is het niet te doen geweest om dramatische kunst, wel om effektvolle tendenz te leveren. Als propagandastuk zal het dan ook een gewettigden bijval behalen. De Fransche vertaling die samen met de Nederlandsche verscheen, draagt als titel La Tragedie du Dniester. Den oorspronkelijken tekst ken ik niet, maar zelfs naast den Franschen gelegd is de Nederlandsche tamelijk zwaar en onpersoonlijk.
T.D.
| |
P. Paul Humpert, o.m.i.: Bloedig Zaad, missiedrama in drie bedrijven. Vrij naar het Duitsch door Pater Dr. Jacob de Greef O.M.I. - Waregem, Apostolisch Seminarie der Paters Oblaten.
Met denzelfden eenvoud van middelen wordt hier de strijd geschetst tusschen den missionaris Pater Kasimir en den toovenaar die onder zijn roodhuidige stamgenooten zijn invloed en prestige ziet te loor gaan. Als volksstuk, en tevens als propagandamiddel der verspreiding der missiegedachte is het uitstekend. Ook is ditmaal de vertaling heel wat kleuriger en levendiger.
T.D.
| |
P.H. Thans: Mevrouwe Elisabeth. Tooneelstuk. - 1932. Mechelen, St. Franciscusdrukkerij.
Pater Hilarion Thans zet de reeks tooneelstukken, gewijd aan zijn lieve heiligen, voort. Na ‘Broeder Francesco’, ‘Zuster Chiara’ en ‘Padre Antonio’, deze ‘Mevrouwe Elisabeth’, de heilige landgravin van wie we allen het teere mirakel van de rozen kennen.
Schrijvers van heiligenspelen zijn soms geneigd stichtelijkheid als kunst aan te zien. P.H. Thans loopt dit gevaar geen enkel oogenblik: daarvoor is hij een te gevoelig dichter, die van 't begin tot het einde een tekst weet te schrijven die evenzeer bekoort door zijn muziekaliteit als door de zachte ontroering waarop hij gedragen wordt. En bovendien, de figuur van de heilige Elisabeth is hier een menschelijk karakter met vleesch en bloed omkleed, dat leeft en meeleven doet. De gebreken liggen elders: deze zes bedrijven die de hoofdmomenten weergeven uit het aardsche bestaan der heilige,
| |
| |
en die daarenboven nog door ‘tableaux vivants’ aan elkaar verbonden zijn, missen dramatische gespannenheid die ze naar hun einddoel stuwt: in de plaats er van krijgen we haast statische, met kalmen weemoed doordrongen tafereelen, vol zachte poëzie.
T.D.
| |
Anton van de Velde: Prins Olik en Sire Bietekwiet (met teekeningen van G. van Raemdonck). Leuven, Davidsfonds. - Radèske, 'n kwajongenspel. Antwerpen, Vlaamsche Boekcentrale. - Doctor Slim en de Microben (met teekeningen van G. van Raemdonck). Antwerpen, N.V. Leeslust. - Woe's Wondere Wandel (met teekeningen van Christine van de Plas). Antwerpen. N.V. Leelsust.
Heel dit vrachtje jeugdlectuur werkte A. van de Velde af van Februari tot Mei 1932. De vier bundeltjes schijnen dan ook geschreven in één roes van buitelende fantasie. Dat is trouwens hun voortreffelijke verdienste: boeken voor de jeugd eischen fantaisie en nog eens fantasie, een ijle, luchtige, speelsche, dartele, glunderende, sprankelende, nooit met zichzelf verlegen zittende verbeelding. Juist die eigenschap valt het meest op ook in Van de Velde's ander werk, en waar hij zijn verbeelding, zonder verderen ballast van litteraire mooidoenerij of quasi-diepzinnigheid naar hartelust laat spelemeien, is hij veruit op zijn best. Er lacht in deze vier werkjes de kralende vroolijkheid van iemand die zelf genot beleeft aan wat hij langs lijnen van onvoorziene verrassingen, aan zijn kleuters vertelt.
Onze kinderen worden sedert eenigen tijd overstelpt door een massa lectuur waarvan de brave hendrikachtigheid en de bedroevende slechte smaak nog overtroffen worden door de slaperige vlakheid eener platvloersche verbeeldingsonmacht. Het tegendeel van dit alles bieden de verhalen van Van de Velde. Als het vinnigste uit den hoop halen we ‘Radèske’ naar boven, dat in tooneelvorm geschreven, met zijn heks en zijn grootvizier, zijn hofpoëet en zijn draak, bijna een sprookje uit ‘Duizend-en-een nacht’, geworden is, maar dan in het funambuleske genre. Ondanks het fantastisch gebeuren, blijkt het gemakkelijk speelbaar, zoodat wie zich aan de opvoering wagen wil, zijn klein en groot publiek een avond van lach en pret zal bezorgen.
Van de overige moet ik bekennen dat ‘Doctor Slim’ me het minst bevallen heeft: de kwieke gang en het genot om het verhaal in zichzelf ontbreken hier, terwijl de schrijver zijn onderwerp niet volledig onder de knie schijnt te hebben. Maar de andere twee zijn alweer bijna bedwelmend van sprankelenden nonsens. Bijna te zeer: de schrijver zou, dunkt me, er bij te winnen hebben indien hij zijn ‘folle du logis’ een zekere tucht oplei: ik bedoel niet zoozeer eenige smakeloosheden, die een wanklank laten hooren, vooral in ‘Prins Olik’ dan wel het gedurig uit den band springen naar aanleiding van een sonoor-klinkenden uitgang waarop dadelijk een half-dozijn rijmen moeten gepast worden, of naar aanleiding van een reeksje alliteraties. Op het eerste zicht lijkt dat zeer aardig, maar in den grond is het een gemakkelijk en op den duur een hinderlijkwordend procédé.
En ten slotte nog een aanmerking, op gevaar af teruggewezen te worden onder de Punt's en de Komma's uit ‘Radèske’. In zake zuiverheid van taal ben ik teergevoelig, en dubbel teergevoelig wanneer het lectuur voor de jeugd betreft. Welnu wie Van de Velde's Nederlandsch op de keper bekijkt, voelt zich niet zelden onaangenaam geprikkeld door haar ongewild komisch uitzicht. Ik zal maar één voorbeeld aanhalen. In Radèske gebruikt de schrijver doorloopend de accuutste hollandismen, maar vermengd met ongehoorde ‘Belgische’ wendingen en gallicismen; hij schrijft een vereenvoudigde die Kollewijn revolutionair moet vinden, en daarnaast grammaticale vormen die op zijn minst vijftig jaar geleden in zwang waren. Ook dat ware met een minimum zelftucht te verbeteren.
Th. De Ronde.
| |
Dr J. Leest: Het voortgezet onderwijs in de moedertaal. - Groningen, Wolters. - f. 3.25.
Een werk uit de pen van een onderwijsman - schrijver is directeur van de R.H.B.S. te Gouda - dat gegroeid is uit de practijk, de wijze uiteengezet waarop het voortgezet onderwijs in de moedertaal behoort te worden gegeven. Niet minder dan voor de Nederlandsche collega's, heeft deze uiteenzetting haar nut voor ónze leeraars in het middelbaar onderwijs: nu dat het taalstatuut in onze middelbare onderwijsgestichten geregeld is, wordt het meer dan tijd de aandacht te vestigen op een doelmatiger
| |
| |
aanleeren der moedertaal die voortaan de basis en de spil van gansch het onderricht wordt. Hier zal men menigen nuttigen wenk vinden over de manier waarop men best het driedubbel doel van het moedertaal-onderwijs in de middelbare schoolinrichtingen bereikt.
T.D.
| |
C. van Wessem: De fantasie-stukken van Frederik Chasalle. - Schrift 9 van jaargang 9 der Vrije Bladen.
Er heerscht in deze korte stukken, die een vorig geslacht ‘proza-gedichten’ zou hebben genoemd, een ontstellende geconcentreerdheid van visie en van gevoel. Onder duidelijken Franschen neo-impressionnistischen invloed (ze dagteekenen van 1916-1932), doorwasemd met iets als de atmosfeer van circus en music-hall, zijn het nerveuse staaletsen waarin het onvatbaar vluchtige leven gestold zit in schrijnende naaktheid. ‘Drie kleine doodenmarschen’, ‘Elegieën’ en vooral het wreede ‘Hallali’ zijn indrukken die men niet gauw vergeet.
T.D.
| |
F. Chasalle en C.J. Kelk: Harlekijn, commedia dell' arte-stuk. Schrift 10 van jaargang 9 der Vrije Bladen.
Een commedia dell' arte met voluit geschreven tekst dan, en met een tekst die onder zijn luchtige nonchalance een bijtende gespannenheid verraadt. Hoofdpersonage: Colombine, het ewig Weibliche, of is het Harlekijn? En heeft het wel zin achter de scherpe zuurheid der replieken iets anders te zoeken dan wat de schrijvers zelf beloven: vlugge lijnen, snelle situaties, ‘uilenspiegelerij’?
T.D.
| |
Henriette van Eijk: Gabriël. Een modern sprookje. - Schrift 8 van jaargang 9 der Vrije Bladen.
Van een sprookje geniet je het meest als je het kunt lezen zonder te denken aan de som wijsheid of levenservaring die achter de fabel heet te schuilen, alleen meegevoerd door de onbeperkte macht en heerschappij van 's schrijvers fantasie. Het zuivere sprookje het vrije spel der kinderlijke verbeelding, is haast te on-utilitair om in dezen tijd nog beoefend te worden. Kinderlijk is de verbeelding van Henriette van Eyk zeker niet: wél heeft zij een grappige bruuskheid en soms brutaliteit, dikwijls een kantige scherpte, en bijna altijd een nonsensicale neiging om bruggen van logica te werpen over afgronden van onmogelijkheid. Bij het lezen van dit sprookje, dat de geschiedenis is van een zonnestraal die door de zon verstooten en op aarde achtergelaten, ten slotte keizer Gabriël I wordt, denkt men voortdurend aan de Epinal-prentjes en tevens aan Chesterton. Maar de stijl is van Henriette van Eyk zelf, een stijl die als een kwajongen recht voor zich uit rent, in vele korte steeds met ‘en’ verbonden zinnetjes, en in niet minder talrijke verrassende verbindingen. Van Mazeppa, het koffiekarretjesmannetje, heet het: ‘Hij droeg pantoffels van rood pluche, en hij zei dat ie ook warme broodjes had.’ en van Saartje, het paard, dat in een auto mag rijden, krijgt men de volgende beschrijving: ‘Maar Saartje was niet gebouwd om in autootjes te zitten, ze stak er aan alle kanten uit, en de chauffeur zei: ‘Ik rijd hier gewoon voor schandaal’, en Saartje zei: ‘Dat hindert niet, als je maar rijdt.’
T.D.
| |
Dr. P. Bierens-de Haan: Misdadige Kinderen, Van Loghum Slaterus' Uitgeversmaatschappij. N.V. Arnhem, 1932. 175 blz. Prijs Frs. 32. - . ingenaaid; Frs. 42.75 gebonden.
Schrijver heeft in dit boek twee voordrachten samen in druk gebracht. Deze lezingen werden echter eerst breeder uitgewerkt en nader ontwikkeld zoodat het geheel tot een niet onaanzienlijk boek is uitgegroeid.
Zooals de oorsprong van deze studie trouwens doet vermoeden blijft deze ingedeeld in twee groote onderdeelen.
In het eerste deel behandelt schrijver de psychologie van het kind en meer bepaaldelijk van het misdadige kind; de wording van den jeugdigen boosdoener.
In het tweede deel gaat het over de paedagogie, dat is de wederopvoeding en - aanpassing van het misdadige kind.
Het werk is blijkbaar niet geschreven voor technici. Het richt zich tot de algemeen- | |
| |
heid der intellectueelen die voor vraagstukken van opvoeding belangstelling gevoelen. Zeer vlot geschreven, zal deze studie ongetwijfeld aan velen de gelegenheid geven om zonder al te groote inspanning een kijk te verkrijgen op de moderne stelling van dit zoo gewichtige vraagstuk. Daarbij dient opgemerkt dat de schrijver niet zooals vele psychologen uitgesproken materialistische strekkingen vertoont. Wel integendeel, vooral in het tweede deel wordt openlijk rekening gehouden met spiritualistische doeleinden en waarden.
De lezer verwachtte daarbij niet de oplossing van al de moeilijke vragen die de opvoeding van probleem kinderen kan medebrengen. Doch het boek kan er toe bijdragen om vele missingen te helpen verhinderen bij onderwijzers en opvoeders, bij afgevaardigden ter kinderbescherming, enz.
Had het werk slechts dit gevolg dat de lezers tijdig bij deskundigen raad gingen zoeken wanneer de opvoeding niet vlot schijnt te gaan, dan zou dit voorzeker een groote verdienste zijn, die de schrijver zelf in hooge mate zou bevredigen.
Het boek is beslist aan te bevelen.
F.C.
| |
Verschenen:
Elène Mare: Lieveke. Derde druk. Uitg. Wereldbibliotheek. Met bandontwerp en illustraties van F. Hazeveld.
Daar is iets in dit eerste boek van Elène Mare van de goedheid, de jeugd en gevoeligheid die bv. Ernest Staes van Tony Bergmann voortleven doet.
W.B. |
|
Stephan Berghoff: Von Stromern und Vagabunden. Mit Bildern von Joh. Thiel. Verlag Herder u. Ce. Freiburg.
Stephan Berghoff heeft een reeks levensverhalen geboekt zooals landloopers en zwervers het hem in openhartigheid en eenvoud vertelden. |
|
John Drinkwater: Poems. Selected by the autor. Ed. Bernhard Tauchnitz, Leipzig.
Dit is een keur uit de poezie van John Drinkwater, van wien wij in het Engeland-nr (Januari 1933) een paar gedichten in vertaling hebben gegeven.
J. Drinkwater heeft hier de verzen gebundeld die hij als de meest karakteristieke voor zijn persoonlijkheid beschouwde.
W.B. |
Dr. R. Rubbrecht: Begrippen over Microben- en Parasietenleer. 2e druk. Uitg. Excelsior, Brugge. |
Carman Barnes: Minnaar (Beau Lover), Amerikaansche roman, vertal. Annie de Beyer. Uitg. A.J.S. Strengholt. A'dam. |
Mary Grace Asthon: Geboeide vrijheid. Geautor. vertaling van Eva Raedt De Cauter. Uitg. Van Holkema en Warendorp, Amsterdam. |
Arthur Morrisson: Het verdwenen elftal. Een humoristisch verhaal. Vert. door Theo De Witte. Uitg. Het nederlandsch Boekhuis. Tilburg. |
Jules Romains: Donagoo-Tonka of de wonderen der wetenschap. Vert. Herman van den Bergh. Uitg. Wereldbibliotheek, A'dam.
Uit de twintig eerste regels vernemen we dat de première van Donagoo een vorstelijke creatie was; dat het stuk uniek was door de vindingrijkheid van het apparaat, den rijkdom der mise en scéne; en J. Romains wordt erin geheeten een origineel en penetrant auteur, met gevarieerde gaven; de muziek was vol verve en het geheel was een nieuw amusement, een echt evenement..... |
Ernest Claes: De heiligen van Sichem. Met vier houtsneden van E. Tytgat. Wereldbibliotheek, A'dam.
Hier is reeds het vijfde duizendtal. En er volgen er nog. |
Ernest Claes: De Witte. Met penteekeningen van F. Timmermans.
Dit is het 38e duizendtal! |
Dr. E. Rypma: Beknopte geschiedenis der nederlandsche letteren. Zevende druk. Uitg. J.B. Wolters, Groningen. |
F. Rahir: Dunes et bois de la Panne. Parc national. Ed. Touringclub, Bruxelles. |
| |
| |
Renée Zeller: Kerstmis. Prentjes van Jacques le Chevallier; vert van Anton van de Velde. Uitg. Desclée, De Brouwer en Ce. Brugge. |
‘In 'n verhaaltje van zacht-doordringende ontroering, wordt de geschiedenis van Kerstmis verteld met tal van kleurige bizonderheden en met de rake omschrijving van tijd en plaats die de kinderen zoo innig geboeid houden.’ |
Henri Ghéon: Epiphania. Geïllustreerd door François Bisson en vert. door Anton Van de Velde. Uitg. Desclée De Brouwer en Ce. Brugge.
‘Henri Ghéon heeft, in enkele tooneeltjes, met 'n prettig dialoogje, met luttele plastische beweging - die door François Bisson talentvol in mooie plaatjes werd weergegeven - de reis der Drie Koningen verhaald, zóó eenvoudig en ontroerend als in de Evangeliën...’ |
Elie Maire: Guy de Fontgalland. Uitg. Desclée De Brouwer en Ce. Brugge.
Het leven van Guy de Fontgalland voor kinderen verteld en geillustreerd. |
Bertha Ruch: Op zoek naar een bruid. Vert. F. Van Velsen. Uitg. Het Nederlandsche Boekhuis, Tilburg. |
Een vroolijke liefdesroman. |
Het boek in Vlaanderen 1932. Jaarboek van de vereeniging van letterkundigen en de vereeniging ter bevordering van het vlaamsche boekwezen. Pr. 3 fr. |
Dr. Jul. Persyn: Studiën en Lezingen. II (Vlaamsche Bijdragen, deel VII). Uitg, Standaard-Boekhandel, Brussel. Deze reeks bevat feestgroeten aan Buysse en Streuvels, een grafrede aan Mgr. Dr. Ariëns, Gezelliana en twee feestredes over Gezelle, een bijdrage over het tooneel te Antwerpen en een over Algemeene literatuurgeschiedenis, een kritiek van Dr. Jan te Winkel's Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde, bijdragen over Zweden en de Nederlanden, over Belgische en Hollandsche Schilderkunst in de 19e eeuw en over den eersten Hoogleeraar in het Nederlandsch aan de Gentsche Universiteit. |
Felix Heydendal: Het leven van Guido Gezelle aan de jeugd verteld. Uitg. het Davidsfonds. |
Dr. G. Schamelhout: De strijd der Cataloniers en hun zelfstandigheid. Uitg. Volksuniversiteit, H. Van den Beeck. Pr. 4 fr. |
Pimpernel: Tim. Roman van 'n hondenleven. Uitg. A.J.S. Strengholt, A'dam. |
Marie Koenen: Die Andere. Ubersetzt von Hans Almeroth. Uitg. Schöningh. Paderborn.
Na de vertalingen van ‘De wilde Jager’ en ‘Parzival’ verschijnt thans bij den zelfden uitgever deze soliede en kerngezonde roman van Marie Koenen. In dit tijdschrift werd jaren geleden de volle aandacht gevraagd voor dit werk van deze katholieke kunstenares.
D.S. |
Dr. H.G. de Maar: English Passages for Translation, for the use of higher forms in schools and of students, deel II, 5e herziene druk, geillistreerd. - fl. 1.00
Lyceum herdrukken voor Inrichtingen van Voortgezet Onderwijs, voor studeerenden voor de Hoofdacte en voor zelfstudie. |
IX. Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc, uitgegeven door Dr. H.J.E. Endepols, 3e druk, geillustreerd, gebonden: f. 1.60. |
L. Goemans, P. Larochette et V. Sondervorst, Précis de Grammaire Française à l'usage des flamands, 5e druk. - frs. 12.00. |
Groninger bijdragen voor Taal- en Letterkunde, Deel IV, Dr. G.S. Overdiep, zeventiende-eeuwsche Syntaxis, (tweede stuk) - f. 3.75. |
Dra W.C. Wittop Koning-Rengers Hora Siccama en Herman Poort, De
|
| |
| |
bottende Bongerd, Leesboek voor het Onderwijs aan Gymnasia, Lycea, Burgerscholen, Kweekscholen en soortgelijke Inrichtingen, Deel II, geillustreerd. - f. 3.25. - gebonden: f. 3.75. |
Van alle Tijden, Bibliotheek van Nederlandsche Letterkunde onder redactie van Dr. C.G.N. de Vooys en Dr. D.C. Tinbergen.
Beatrijs, Naar het Haagsche handschrift uitgegeven door C.G. Kaakebeen en Jan Ligthart, 9e druk bezorgd door Dr. D.C. Tinbergen. - f. 1.10. |
K. ten Bruggencate, Engelsch Woordenboek, Deel I, Engelsch-Nederlandsch, 12e verbeterde en vermeerderde uitgave door A. Broers. - gebonden: f. 3.75.. |
| |
Mededeeling.
Talrijke omstandigheden hebben meegebracht, dat ons Vlaamsch lezend publiek tusschen een dubbele moeilijkheid werd gesteld: de beste Vlaamsche, Hollandsche en in het Nederlandsch vertaalde boeken uit de wereldliteratuur waren voor vele Vlaamsche beurzen te duur en zoo al goedkoope uitgaven verschenen konden die beste boeken er niet in opgenomen worden.
Onze literatuur heeft zich daardoor niet altijd geheel in nauwen samenhang met een nochtans belangstellend groot deel van ons volk kunnen ontwikkelen. Bovendien leed daaronder ook in breederen lezerskring de kijk op de Hollandsche en de wereldliteratuur.
In een zoeken om dien samenhang te verbeteren en dien kijk te verruimen, ontwierpen wij de uitgave van een serie boeken, die tot de belangrijkste uit de Vlaamsche-, de Hollandsche en de wereldliteratuur kunnen worden gerekend, en, zooals goede wijn, reeds zijn belegen. Deze serie moest, wil zij onze Vlaamsche cultuur dienen zooals wij het bedoelen, in ruimen kring kunnen doordringen en toch naar uitvoering heel bekoorlijk zijn.
Wij vonden het uitgeversbedrijf ‘Het Kompas’ te Mechelen bereid om deze uitgave op zich te nemen. Wij reserveerden ons het recht de uit te geven boeken te kiezen alsook de mogelijkheid om het advies van andere Vlaamsche letterkundigen in te winnen. Met garanties betreffende de goede uitvoering en den lagen prijs lieten wij de technische verzorging aan ‘Het Kompas’ over.
Deze serie zal ‘De Feniks’ heeten. De feniks rijst steeds op uit zijn asch. Wij denken hier in de eerste plaats aan de Vlaamsche liefde voor de dingen des geestes, maar ook aan de mogelijkheid, dat wij later ter uitgave kunnen voorstellen boeken, die een onrechtvaardig lot van verwaarloozing hebben gekend, of die om een of anderen reden in beperkte of dure uitgaven begraven liggen.
Wij vertrouwen thans, dat de Vlamingen zich nauw bij hun schrijvers zullen aansluiten en het verder uitbouwen van deze serie zullen mogelijk maken. De winst kan slechts veelvuldig zijn: voor het Vlaamsch lezend publiek zooals voor onze eerste pogingen terwille waren, zoowel als voor het uitgeversbedrijf ‘Het Kompas’; want bij alle zakelijk overleg vonden wij overal blijken van cultuurzorg en - solidariteit.
Maurice Roelants, Marnix Gijsen, Julien Kuypers.
|
|