Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1933
(1933)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
CarlaGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 192]
| |
het nog eens riek. Hij gaat nog eens aan het raam, en kijkt tevreden naar den schoonen eigendom, zijn kleinkinderen en zijn vee. Dat is meer dan hij kan, ze moeten hem te bed leggen. Daar komen ze afscheid nemen, ten minste de ouderen en er is heel zijn lang leven geweest dat hun getoond heeft hoe men leven moet, daar heeft hij niet veel meer aan toe te voegen: blijft braaf en doet uw plichten. Zijn broer, de pastoor, kan 's Zondags natuurlijk niet komen, hij komt den volgenden dag. Dezen keer zouden ze misschien eens niet zwijgend bij elkaar gezeten hebben want ze waren in de kamer waar Reynders gestorven was en hier begonnen herinneringen die ze, oud en tevreden, wel hadden willen herdoen. Maar het spreken viel Dolf lastig, zoo zwegen ze ook voor den laatsten keer hard tegen elkander op. Doet er iets zeer, vraagt de pastoor en Dolf antwoordt dat het er nogal door kan. Met een paar korte zinnetjes nu en dan, wisselen zij hun diepste genegenheid uit en als de pastoor stijf en zuchtend opstaat, vraagt Dolf hem een kruisken. De pastoor zegt: Dolf, in alle geval tot ziens en Dolf: ja, Frans, 't is al eender waar. Nog schiet er tijd over om Leo en Henri te roepen. Hij heeft het boerenrespect voor geleerdheid en houdt er aan dat zij hem vervangen. Zij moeten zich meer en meer doen gelden, want de rijke boer zoekt in zijn plaats te komen en Dolf heeft absoluut niets tegen dien braven man, maar we moeten nu eens iemand kunnen vooruitzetten die geleerdheid heeft en zijn man kan staan. Daarmee is alles geregeld, de vermoeidheid van een lang arbeidzaam leven begint zich samen te trekken in zijn bloed, hij zucht dat hij wat gaat slapen, en hij slaapt voor goed in. Waar een man als hij verdwijnt is het opeens of plaats voor drie vier anderen vrij komt: de strevers springen tegelijk toe. Voor Leo was Henri de eenige concurrent van tel. Aan den rijken boer dacht hij nauwelijks en aan den anderen kandidaat, een rijk geworden koopman, heelemaal niet. En tegen Henri kon en moest hij het winnen, zij het alleen maar om Carla. Zijn verkiezingsstrijd begon hij op den dag van Dolf's begrafenis. Nauwelijks had hij het graf van den eerlijke den rug gekeerd of hij vertelde voor het eerst wat iemand hem meegedeeld had dien hij nooit ofte nooit zal noemen omdat hij van den brouwer afhankelijk is: dat de vader van een meisje uit een bepaald café een vreeselijke scène gemaakt heeft in het brouwershuis en het is van dan af dat mevrouw Grootaert boven gebleven is. Dus dat arme mensch heeft mij ook een geruste dood gehad! De | |
[pagina 193]
| |
vader is heel gekalmeerd weggegaan, de zaak zal nu stil blijven, zullen we maar hopen, want anders zitten we er maar aardig voor met onze lijst, jongens. Luistert goed, Leo vertelt dat nu aan een paar intiemen om te hooren of zij er misschien al iets meer over weten. In elk geval moeten ze zich eerst eens goed bevragen eer ze de lijst samenstellen. Wie het hem verteld heeft is goed geplaatst om het zeker te weten en voor zoover Leo kan zien, heeft hij er geen belang bij Henri te beklappen. Maar den dag van vandaag kan men niemand meer betrouwen, het is juist daarom dat ik er u eens over spreek. Onder vrienden, verstade. Voor de rest laat Leo zulke pottekens liever gedekt en ik vraag u maar dit: zwijgt er ook over. Zoo spreken ze af. Niemand heeft meer succes dan de lasteraar, op drie dagen verspreidt zich zijn pest maar dan wordt hij vaak overmoedig. Leo geniet van zijn woorden als van lekkernij waarop hij bijt en zuigt als hij Carla kan onder den neus duwen dat ze werkelijk geen kans heeft, och arme. Nu heeft hij vernomen dat zij het hartediefje moet deelen met een caféhoer. Zij verbleekt, maar niet van jaloerschheid. Een instinct zegt haar: hij lastert. Zij vraagt hem hoe hij dat weet en hij geeft geen bescheid want hij vreest dat zij zich aan die bron zal bevragen. Hem heeft niemand het nieuws verteld, hij kan niemand noemen. Hij lacht opeens of zij hem dan zoo dom acht. Zij Zal natuurlijk Henri op de hoogte stellen en dan wordt degeen die het hem verteld heeft gebroodroofd. Zij doorziet hem al scherper. Zij weet dat hij liever den beklapper zal prijs geven aan Henri's wraak, dan zelf het genoegen te missen haar met bewijzen te kunnen beschamen. Hij wordt al woedend onder haar zachte oogen, die hem niet loslaten en hem verwarren. Gebrandmerkt worden als een lasteraar, de gemeenste van alle desillusies die hij haar kan aandoen. Hij schreeuwt: zwijg er nu over. Maar de grond scheurt onder haar voeten, de walg wurgt haar. Zij vergeet hoe zij de verdediging van Paul heeft moeten bekoopen, hangt aan zijn hals zooals een drenkeling aan al te licht drijfhout. Leo, lieve, dat moogt ge niet doen, dat is toch het allerlaatste. Uit een anderen hoek, dien hij ook niet geducht had daagde een ander concurrent op, zijn bestuurder bij Verrept en Cie. Le docteur Verhaeghen heeft daar ook nog wat te zeggen en niet voor niets heeft de vroegere pastoor avonden lang gekaart met papa en hem. Bij Verrept en Cie. geen politiek. Dus laat de bestuurder Leo roepen want hij heeft met eenige verwondering vernomen dat Leo zijn can- | |
[pagina 194]
| |
didatuur zou willen stellen. O mijnheer de directeur dat is laster! Dat hoort de bestuurder Leo gaarne zeggen, want hij had vernomen dat men al tweemaal vergaderd had zonder den rijken boer die er van overtuigd is dat hij de overleden burgemeester zal vervangen. En op die vergadering heeft Henri dit gezegd en Leo dat geantwoord en een derde voor den rijken boer gepleit. Leo kan niet meer loochenen maar dat zijn maar eerste besprekingen geweest, mijnheer de directeur. En Leo is daar in betrokken geworden zonder het zelf te weten, misleid door zijn goed hart. In vertrouwen gezegd, burgemeester Dolf had hem bij zijn sterfbed laten roepen en toen zoo gesmeekt en aangedrongen dat hij zich verplicht had gevoeld althans de eerste vergadering bij te wonen. Hij moest toch iets doen van wat hij aan het sterfbed beloofd had. Maar te goed is allemans zotje, hij zou zich wel bijtijds weten terug te trekken. Een reden is gauw gevonden. Er zijn ambities genoeg die niet beter wenschen dan hem te zien verdwijnen, maar het mag niet te rap gaan. De uitleg bevredigt den bestuurder, want zooals Leo wel weet: chez nous c'est une question de principe. Dat moet hij hem niet nader uitleggen, want hij heeft zelf meegemaakt dat men den ouden boekhouder met droefheid in het hart heeft moeten bedanken. De directie hoopt van ganscher harte dat Leo verstandiger zal zijn, vous avez femme et trois enfants. Ou quatre? Trois, monsieur le directeur. En zoo verscheen Leo niet op de volgende, de officieele vergaderingen. Hij wist wel wat er besproken werd maar het overwicht van den rijken boer voelde hij er niet. Het ergste dat hij meende te moeten vreezen was een plaats na Henri op de lijst, maar zelfs dan zou hij nog triomfeeren door voorkeuren. Aan Paul moest hij niet eens meer denken. Het dorp was er nu wel van overtuigd dat madam Reypens het zoogezegd schandaal met het werkmeisje op zijn minst sterk overdreven had, want Paul had het meisje met haar vader aan de deur gezwierd en dezen keer hadden ze hem niets verweten; ze waren stillekens afgedropen. Vanwege de partij zou het echter onvoorzichtig geweest zijn iemand op de lijst te brengen die zoo in het gedrang der klappijen was geweest. Leo lette meer op het bedrijf van Paul dan op zijn kandidatuur. Of dat bedrijf ooit kon geven wat het beloofde. In het proces had de assurantie haar best gedaan om een groote schadevergoeding te krijgen, maar de werkman was slim genoeg om niet te bekennen op wiens | |
[pagina 195]
| |
bestelling hij gewaaid had. Hij verklaarde gehandeld te hebben uit wraak omdat Paul zijn dochter verleid had en geweigerd er mee te trouwen. Paul had heel het gestreng tribunaal, zoo gestreng als het was, doen proesten met zijn verweer tegen de beschuldiging. Hij beweerde dat Anna de manie had zich zwanger te verklaren als men haar ook maar een hand gegeven had. Zij had dat al bij anderen beproefd en nu ook bij hem. Het was nu al maanden geleden dat ze met haar vader op de straat tegen hem kabaal gemaakt had en toen zei heel het dorp dat men kon zien dat ze zwanger was. Hewel waar is dat kind, laat zien! Ze heeft verdomme toch wel tijd genoeg gehad om het voor den dag te brengen of zoekt ze er langer mee te loopen dan een olifant! Ooggetuigen zeggen dat de rechter met zijn gezicht op de tafel lag van het lachen, maar hij was weer rechtgekomen toen Paul in vervoering geroepen had dat hij dien gediplomeerden leugenaar den kop tot spijs had moeten schieten. De rechter riep hem tot de orde. Paul's advokaat, die wist dat er spraak geweest was van verleiding, dat de werkman dus ook niet uit wrok gehandeld had, insinueerde en vroeg uit om de werkelijke reden te achterhalen, maar de werkman bleef bij zijn wraakgevoel. De rechtbank begreep deze gevoelens in een vaderhart en bewijs eens, als tegenpartij, dat iemand ze niet heeft! De maatschappij en Paul moesten het dus zonder schadevergoeding stellen. Men kookt geen soep van een kei. Wat Leo vertrouwen gaf was dat Paul desondanks een derden hangar bijgebouwd had. Dat kost geld en met iemand die geld heeft en handig zakenman is kan men inschepen. Anders zoudt ge u de verwittigingen van Verrept en Cie met nederigheid laten welgevallen al zit u hun vous avez femme et trois enfants nog zoo leelijk dwars. Leo waagde 't er op toen de lijst definitief moest samengesteld worden. Alles viel mee. Henri stond hem zijn plaats af zonder er bij te zeggen dat hij het ter wille van Carla deed. Zijn eenig argument is dat in de politiek toch nooit iets goeds wordt gebrouwen en hij brouwt liever goed bier. Hij bestelt voor heel de vergadering een ronde van hun nieuw merk dubbel faro en Leo ziet zijn eenigen vijand weggeruimd. Hij ziet zijn grooten vijand aan een heel ander eind van de tafel niet: de rijke boer zit stil en hoovaardig te tracteeren. Die triomfeert bij de verkiezingen, eerste vergissing van Leo. De tweede: dat de brouwer die met het volk om kan zooals Henri en ambtshalve heel het jaar door tracteert, een massa voorkeurstem- | |
[pagina 196]
| |
men krijgt. Henri werd door drie stemmen vóór Leo gebracht. Leo's vernedering tegenover Carla kon niet grooter zijn en toen de uitslag bekend werd had de bestuurder al de conclusie betrokken uit de princiepen van Verrept en Cie. Je vous ai averti. | |
XIVIdealisten worden gedood door de banaliteit, wanneer zij op rijperen leeftijd ontdekken niets grooters te doen te hebben, dan in doodsgewone omstandigheden een doodgewoon leven behoorlijk te leiden. Dat zal Carla's lot toch niet zijn. Het ideaal huwelijk had zij zich eerst voorgesteld, 's avonds in een prieelken hand in hand met Leo, verdiept in de beschouwing van den heerlijken zonsondergang. Leo ontroerd: Hoe schoon is de natuur, mijn liefste. Zij: onze zielen verheffen zich van het geschapene tot den Schepper. Dan zwijgen zij in diepe ontroering. Slechts een zachte druk der ineengestrengelde handen verraadt wat in hunne zielen omgaat. Langzaam zinkt de vurige zonnebal tusschen de populieren achter den horizon. In den appelaar fluit een late marei, het rijpe ooft hangt zwaar en blozend. Slechts bijwijlen wordt de vredige stilte gestoord door den zachten plof van pruim of perzik tot plots van heel ver de vreedzame klank van een dorpsklok komt aanzweven en wegsterven in het gebladerte. Te midden van deze stille wijding der natuur staan zij op en diep bewogen ‘prenten’ zij een zoen van vrede op elkanders voorhoofd en hunne ziel is één gebed: Gij zijt getuige, o God, van ons geluk. Zegen het, hier knielen wij neder in het dauwbeperelde gras. Hoe anders was haar leven geworden. De vrome Leo een man zonder geestelijk leven, de geestelijke vriend een echtelijke bruut, de held een miserabele cijferaar. En nu is haar ideaal huwelijk dien man te verdragen, niet te verachten, lief te hebben. Hij komt thuis met het nieuws dat hij zijn opzeg gekregen heeft. Een gewestelijk opziener van ‘Securité S.A.’ heeft een prachtige bijverdienste als hij hoofdboekhouder bij Verrept en Cie is, maar een afgedankte hoofdboekhouder van Verrept en Cie eet er droog brood van. Dat weten zij beiden. Haar oogen flakkeren op, want zij wil heilig worden in die armoe. Hij ziet in die oogen vreugde om zijn neerlaag oplichten, haat zoo heftig dat ze de armoe gaarne draagt als het hem maar slecht gaat. Zij neemt hem in hare armen met kussen en schreien, schreien | |
[pagina 197]
| |
en kussen. En dat ze hem nu meer lief heeft dan anders, dat hij zal voelen dat hij ten minste haar heeft, als ook al de anderen, heel de wereld hem alleen laten. En als dit noodig was om hen weer tot elkaar te brengen, dan dankt zij den hemel om deze beproeving. Fier vertelt zij dat zij het Henri eens goed gezegd heeft. Die heeft haar op straat gevraagd of Leo het platonisch opgenomen had? Zij heeft geantwoord dat Leo te hoog staat om zoo iets tragisch op te nemen en moest het hem werkelijk geraakt hebben, dan zou hij te trotsch zijn om het zelfs haar te laten merken. Henri had laten verstaan dat hij geen politieke ambities had en van plan was zich terug te trekken en zijn plaats af te staan aan Leo, maar zij had zich op haar stuk gehouden. Leo wenschte absoluut niet in zijn plaats te komen. Zij voegt er niet bij dat zij getracht heeft Henri boos te maken op haar. Van nu af versombert het huis, alsof de luiken den ganschen dag gesloten blijven. Leo zit waar hij zit. Hij heeft tijd om de baan op te gaan, op zoek naar nieuwe assuranties, maar het is hem zelfs te veel de noodige uitstappen te doen voor reeds afgesloten polissen. Hij zit bij de kachel en speelt niet eens met de kindjes, zoogezegd omdat hij het niet vertrouwt met zijne bronchieten, die inderdaad ernstig zijn, maar de reden is dat hij zelfs voor kinderen niet vroolijk kan doen. Tot nu toe zijn hij en Carla van elkaar vervreemd door altijd woester botsingen, nu gaat elk zijns weegs. Zij verheugt zich in den tegenslag, hij wordt er door gebroken. Achter de kachel zit hij te hoesten en te broeien. Zijn geest keert zich om, de beginselen waarop hij gemeend had te leven barsten gelijk muren van een bouw die verzakt. Carla volgt dit alles op zijn gelaat. De onrust en de gejaagdheid aan wie Carla nu denkt, met wie zij gesproken heeft en welk complot zij tegen hem heeft gesmeed, verdwijnt geleidelijk en om dienzelfden gespannen mond verschijnt een glimlach. Tusschen licht en donker maakt haar dat altijd angstig alsof hij van het dagenlang roerloos zitten zonder spreken, levend in ontbinding overgaat. Zij beziet soms het schaduwlijntje tusschen die glimlachende lippen, of het geen kopergroen is. De stilte beklemt, de glimlach fascineert haar. Eens staat hij onverwachts op en zij slaakt een gil. |
|