Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1933(1933)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] [Pieter G. Buckinx] Nachtjacht Een herder fluit voor een verlaten kind de hoogfluit aan de rand van de vallei. Een hert holt langs de nacht voorbij, de harde horens in de wind. Dan valt, met hoorngeschal een korte knal. - Een wolk schuift voor de maan. de herder legt de hoogfluit neer, en ziet de sterren aan. Zo wordt weer alles stil en heimelik. Twee mensenkindren vinden in één blik het teder lichten van hun heimziek hart. Doch, diep in 't woud kreunt vreemd, kreunt zacht een hinde door de nacht. Pieter G. Buckinx. [pagina 190] [p. 190] Diepe Schaduw Nu is het nacht en zij is opgestaan, omdat zo heet de koortsgloed door haar voorhoofd brandt. Zij haalt de kleine spiegel van de grijze wand, maar beeft - ontzet, om wat zij heeft gedaan. Haar gloeiend hoofd drukt zij aan 't koele glas, zij wou zich wel verdrinken in dit diepe meer. Doch, wijl zij zoekt, hoe eens haar lichaam was, herkent zij in dit beeld zichzelf niet meer. Want in de diepe spiegel schuift een schaduw aan, die zingt, verlokkelik, een heldre wijs, zo teder, dat wel niemand kon weerstaan: Reeds wenkt het schip voor deze laatste reis. Zo zijn wij allen, die langs d'aarde gaan - Pieter G. Buckinx. Vorige Volgende