Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1932(1932)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 823] [p. 823] Arabesken I Adam. Tusschen woekerplanten en nachtschade, een donkere gestalte aan den horizont, staat Adam tegen avond op zijn spade en proeft voor 't eerst de aarde van zijn mond. En ziet de vrouw, die zwaar en blond, in haar gewaad van vale bladen, kreunend de armen strekt naar een genade die zij ten halve niet verstond. Besef en zorg, arbeid en zure wind hebben hun aanschijn ruw versneden; maar van hun beider ziel en leden bloeit tusschen beiden nu de bloem: het kind en lachen stil en droef en hebben vrede. [pagina 824] [p. 824] II Eva. Zij was onder de bloemen schoon; zelf bloem en pril genot en louter leven heeft zij, door te naïeven lust gedreven, haar sidderende hand geheven en plukkende ook geproefd den doem en is sindsdien, maar zonder roem een droeve bloem gebleven. Jac. Schreurs, M.S.C. Vorige Volgende