| |
| |
| |
Grootheid en Ellende van de Amerikaansche Film door René Devos.
De film werd geboren in Amerika, het land van den almachtigen dollar, het land van den auto, de kinema en de stars. Amerika heeft het bestaan van de film mogelijk gemaakt, het bestaan van de film tegelijk als commercieel product en massagenotmiddel, Een eigenaardige mengeling van kwaliteiten en omstandigheden heeft het Amerikaansche volk in staat gesteld een machtige filmindustrie op te bouwen en er de wereldmarkt mee te veroveren. Want de film. heeft aan Amerika zijn financieele organisatie te danken, evenals een eerste primaire opbloei, en ook wel enkele schitterende producten, doch die eerder tot de zeldzaamheden behooren.
Nog produceert de Amerikaansche filmindustrie meer dan de helft van al de films die in de wereld worden vertoond. Zij bezit in de Vereenigde Staten een afzetgebied van 20.000 kinemas. In 1927 alleen werd meer dan 75.000 kilometer film geëxporteerd. De Amerikaansche filmindustrie is de grootste der wereld. Hoe het hun gelukt is zich volkomen van de markt meester te maken? Door hun weergalooze organisatiegeest en hun primitieve bijna onbewuste intuitie van de filmmogelijkheden. Met het eerste zal ik U niet lang bezig houden. De Amerikanen wisten hun bedrijf louter zakelijk op te vatten. De filmvoortbrengst was eenvoudigweg voor hen, industrie. Zij trachten een maximum opbrengst te bereiken met een minimum onkosten. De kosten per meter film werden dus zoo laag mogelijk gehouden, de productie zoo winstgevend mogelijk gemaakt, door de prachtige reclame van hun weergaloos lucratief sterrenstelsel. Daarbij kwam dan nog de oorlog, het ophouden van de Europeesche productie, die hun al de markten van Europa open stelde.
Toch is het niet zoo zeer, denk ik, hun financieele organisatie die hun de filmwereld deed veroveren, maar veel meer hun primitief en tamelijk juist inzicht in de mogelijkheden van de film. De Amerikaansche regisseurs immers hebben de Cinematographie
| |
[pagina t.o. 767]
[p. t.o. 767] | |
vier van de infanterie
Regie G.W. Pabst
| |
[pagina t.o. 767]
[p. t.o. 767] | |
Twee tooneelen uit de film van Roosevelt: Kriss (Bali-eilanden)
De dood van Kriss
Filmavox-Brussel
| |
| |
bevrijd van het enge versmachtende leven der tooneeldecors. Voor het eerst kende de film in Amerika zijn eigen leven, zijn eigen wetten en natuurlijke ontplooing, al was het dan ook meer onbewust. Daar kon hij zelfstandig optreden zonder gestoord te worden door cultureele en litteraire stroomingen. Amerika kende er geen en kent ze nog zoo goed als niet. Het Amerikaansche milieu, oppervlakkig en toch levendig charmant, zonder diepere levensvisie, doch begaafd met een des te scherpere uiterlijke apprehensie van de bewegende werkelijkheid, was wonderbaar geschikt en voorbereid tot een snelle ontwikkeling van de film. Pas bij het ontstaan van hun volksbestaan, eerder nog primair naief van levensvisie, begrepen ze ook beter de primaire levensvoorwaarden en wetten van de film. Zij begrepen dat de film essentieel dynamisch was en als echte kinderen hielden ze van de dynamiek, van de verandering, van een leven in de ruimte Zeer vroeg reeds, hoewel meer onbewust, pasten ze de wetten der visueele beweging toe, wanneer in Europa het tooneel in de film nog overheerschte. Zij maakten van de film wat hij eigenlijk is en moet zijn, een visueele bewegingsroman; de film werd iets nieuws in hun samenleving, een nieuwe factor van genot en inkomsten.
Reeds voor den oorlog was de groote vlucht die de Amerikaansche film nam begonnen, doch zijn ontwikkeling zou toch het grootste worden gedurende den oorlog, toen Europa geen films meer kon produceeren. Zij moesten nu alleen voor hun films instaan en uit die grootere krachtinspanning ontstonden dan ook de eerste pioniers van de film, de regisseurs D.W. Griffith, Ince Cecil B. de Mille, en de acteurs Lilian Gish, William Hart, Mary Pickford, Douglas Fairbanks, enz. Het is vooral D.W. Griffith die de toekomstmogelijkheden van de film als expressiemiddel het best schijnt te hebben begrepen. Hij vond den close-up uit. Met die eenvoudige tegenstelling van wit en zwart wist hij duizende schakeeringen en atmospheren weer te geven. Hij kende de wetten van een goede constructie en wist met scherpte de menschelijke gevoelens en hartstochten op het witte doek te tooveren. Hij speelde werkelijk met zijn toestel, hij wist zijn acteurs te bedwingen en om te vormen tot wat hij wou. Een meester in de belichting, wist hij juist die details, die beeldvlakken te kiezen, die indruk moesten maken, die waarlijk noodig waren tot het vormen van het geheel. Hij was de eerste die ons leerde kennis maken met al de mogelijkheden van de film, die ons deed vermoeden wat een kracht, wat een toekomst
| |
| |
er lag in dit middel dat tegelijk diende tot menschelijke ontwikkeling en ontspanning Griffith, de schepper van ‘The birth of a Nation’ (1915) ‘Intolerance’ (1916) en ‘Broken Blossoms’ (1919), is misschien wel de geniaalste regisseur uit die periode, een klassieker als men dit woord reeds mag gebruiken in de filmgeschiedenis. Wij kunnen dan ook niet anders als akkoord gaan met de bekende Fransche filmcriticus Léon Moussinac in zijn beoordeeling van Griffith's filmen: ‘De atmospheer der scènes is altijd juist. Een klein getal décors is voldoende. Geen declamatie, geen pompeus uitstallen van onnutte kennis; de kunstenaar transponeert zijn leven. Waar hij wil en zooals het hem behaagt sluit hij zijn visie der dingen in een ideaal decor, dat voor ons meer waard zal zijn dan de werkelijkheid zelve.’
Toen, en nu is er nog niet veel in veranderd, was een regisseur als Griffith een groote uitzondering; het was de periode van de financieele organisatie, van de filmtrusta. De regisseur en acteur werd een van de productiekosten; een schakel in de ketting. De kunstenaar heeft zijn vrijheid volkomen verloren. Alleen de almachtige industrie heeft nog iets te zeggen. De kunstenaar evenals de anderen moet gehoorzamen. Het spreekt van zelf dat de reactie niet lang uitbleef. In 1919 werd de United Artists Corporation gesticht door Charlie Chaplin, Douglas Fairbanks, Mary Pickford en D.W. Griffith. Doel van de vereeniging was, buiten de eigenlijke filmindustrie om, aan hun leden de gelegenheid te schenken hun eigen gedachten over de cinematographie te verwezenlijken. Zij hebben hun eigen verkoopsorganisatie, hun eigen theaters en de opbrengst van de films komt ten goede aan de leden zelf. Doch wat het voornaamste is voor ons, ieder mag naar eigen goeddunken zijn films produceeren, waarlijk een heel benijdenswaardige positie voor een Amerikaansch Artiest.
Wel hebben de Metro Goldwyn en de Warner Bros met de United Artists willen fusioneeren, maar het is hun niet gelukt. Het hardnekkigst van al heeft zich Charlie Chaplin tegen iedere fusie verzet en zijn onafhankelijkheid als kunstenaar verdedigd. Voor hem is de film alles geworden. Zij heeft hem in de gelegenheid gesteld zijn innerlijk leven op het witte doek te projecteeren en ons zijn wereldvisie mee te deelen. Hij is er in gelukt zich te veruitwendigen of beter: uitwendig innerlijk te blijven. Hij heeft ons kunnen ontroeren. Hij, de komieker bij uitstek, is er toegekomen het tragische
| |
| |
van het menschelijk leven te doen aanvoelen door de film, geen sentimenteel zelfbeklag, maar een lang bedwongen onrust, een smachtend verlangen naar geluk, want in zijn schijnbare vroolijkheid voelt hij zich desolater, eenzamer dan 't is gelijk welke mensch. Hij voelt het treurige einde van deze ten ondergang gedoemde wereld zoo goed en het verlangen naar iets nieuws, naar geluk nog veel dieper. Hij heeft door de film nog iets meer gegeven dan ‘entertainment’, een ziel, zijn eigen treurige ziel, en hij heeft er door bewezen dat men dit kan zonder er financieel schade door te lijden. Integendeel meest al zijn films waren financicele successen.
Maanden, jaren kan hij werken aan eenzelfde film. Tientallen malen zal hij dezelfde scène laten draaien tot zij hem bevalt. Duizende meter celluloid gebruiken en dan nog het meeste ervan weg gooien; doch wat hij er van over houdt is dan ook doorgaans een meesterstuk. Zoo gaf hij ons ‘The Pilgrim’, ‘Gold Rush’, ‘The Circus’, ‘City Lights’, waarin hij zijn eigen wereldvisie op artistieke wijze veruitwendigt.
In hetzelfde kader van de United Artists gelukte het Gloria Swanson ons ook in ‘Regen’ een goeie film te geven. Hier, evenals Charlie, weet zij ons haar eigen wezen op het witte doek te projecteeren. Van demi-mondaine bekeerlinge, wordt ze weer een demimondaine. We vinden er een strijd, een innerlijke spanning die verre te zoeken zijn in de gemiddelde Amerikaansche film. In een eveneens bevoorrechtte toestand bevinden zich Buster Keaton ‘de man met het stalen gezicht’ en Harold Lloyd. De eerste werkt voor de Metro Goldwyn Mayer, maar geniet de volkomen vrijheid zijn films uit te werken zooals hij wil. Evenzoo Harold Lloyd, die een eigen maatschappijtje bezit geaffilieerd aan de Paramount.
Een bijzondere plaats in de Amerikaansche filmindustrie neemt ook in de regisseur-acteur, Eric von Stroheim, oud Oostenrijksch onderofficier. Hij is een van de uitzonderingen die in Amerika zijn kunstenaarsvisie wist hoog te houden tegen de Amerikaansche traditie in. Want in zijn film ‘Greed’ toont hij zich heelemaal onamerikaansch. Hij laat er zonder decor het naakte leven zien, ontdaan van alle clichés. Het atelierwerk werd er tot het uiterste minimum herleid. Hij liet zelfs zijn spelers verhuizen naar de troostelooze ‘death valley’ om er opnamen te doen. Zijn menschen waren geen figuranten, maar van vleesch en bloed. De omgeving, alles leefde in zijn film. Hij kende dan ook geen noemenswaardig succes in Amerika.
| |
| |
Een ziel, een atmospheer kunnen ze ginder moeilijk vatten. Dezelfde levensvisie vindt ge terug in ‘The Wedding March’, ditmaal in het gewone burgerlijke decorgedoe, maar zoo gehanteerd dat men voortdurend een verborgen werkelijkheid daarachter ontdekt. Nog scherper wordt dit aangevoeld door het inlasschen van enkele scènes, heelemaal opgevat buiten het kader van Hollywood.
In den persoon van Joseph von Sternberg heeft Charlie Chaplin een merkwaardigen regisseur ontdekt. De onamerikaansche visie van von Sternberg's eerste film had de aandacht van Charlie getrokken. Het scherpste wel komt die tot uiting in ‘The Docks of New-York’, waarin George Bancroft de hoofdrol heeft. Dadelijk valt het op, aan de manier van photographeeren en de groepeering van personen, dat hier een kunstenaar aan het werk is. Wel komen er enkele Hollywoodproducten in voor, de namaakregen b.v., doch dooreengenomen hebben we wel den indruk een werkelijkheid voor ons te zien. De meedoogenlooze atmospheer van de zeemanskroeg, waarnaar het meisje wordt terug gebracht nadat het zich heeft willen verdrinken, is wonder goed weergegeven. We kunnen ons dat leven indenken en mee beleven nadat we de film hebben gezien.
Eveneens onamerikaansch is de film ‘Alledagsmenschen’ van King Vidor. Deze film geeft ons het nivelleerend Amerika weer, dat zelfs aan persoonlijkheid doet volgens een bepaald procédé, het land van de massa die zich niet bekommert om de individuën. Daaruit nu neemt hij twee heel gewone menschen John en Mary. Vidor beschrijft hun huwelijksleven met zijn kleine vreugden en onaangenaamheden, allerhande kleine lafhartigheden in troostelooze opeenvolging. Toch wil John het tot iets groots brengen, zich losrukken uit die greep van de massa. Hij wacht op het wonder dat hem zal bevrijden; doch er gebeurt niets, alles blijft even wanhopig eentonig. Begrijpelijkerwijze geen vroolijke film, toch toont ons Vidor dat ook dit leven nog waard is van geleefd te worden. Dit een film, die hij tusschen vele andere slechte heeft geproduceerd.
In hetzelfde geval verkeert ‘Jazz’, film van James Cruze, een prachtige parodie op het Amerikaansche Zakenleven. Een arme componist, die van een ander meisje houdt, heeft toch besloten om rede van geldgebrek de schatrijke Zinnelijke Miss Cady te huwen. Hij wordt geintroduceerd in de familie; na een jazzavond valt hij moe in slaap en hier heeft hij den droom die een grootsche parodie wordt op het Amerikaansche leven. De vader van de dollarprinses
| |
| |
koopt hem op voor haar; hij zal haar moeten trouwen. Hij ziet zich ronddolen in een maatschappij waarin alle gevoelens zijn geindustrialiseerd. Alles is er te koop, componisten en dichters zoowel als gewone werklieden. Hij zelf wordt in de groote ketting ingelascht en zal zijn muzikale producten op bestelling moeten leveren. Gelukkig kan hij nog op tijd wakker worden en tot zijn verbazing bemerken dat het Amerikaansche leven zoo goed als identiek is aan den droom; hij zal de dollarprinses niet huwen, maar trouwen met het gewone meisje waar hij van houdt.
We hebben hier een kort overzicht gegeven van enkele goede experimenten met de film in Amerika. Die opsomming is heel zeker niet volledig, we zouden nog moeten spreken over Greta Garbo, Lon Chaney, enz. Doch dit overzicht zou te lang worden, het was er ons alleen maar om te doen enkele gevallen te geven en ze als uitzonderingen voor te stellen, want groote uitzonderingen zijn ze heel zeker, zelfs zoo uitzonderlijk tusschen de massa producten dat zij niet bij machte zijn iets te veranderen aan de algemeene karakteristiek van den Amerikaanschen film. En hier zou ik het willen hebben over de schaduwzijde, de ellende van de Amerikaansche film, speciaal over die mentaliteit in de film die men het Amerikanisme noemt en die ook in het werkelijke leven bestaat.
Wat is dan eigenlijk een doorsnee Amerikaansche film? Men kan even goed vragen, wat is Amerika? Wat is een Amerikaan? - Een symbool van al wat oppervlakkig en medioker is, een mensch die iederen werkelijkheidszin mist of liever die zoo werkelijk leeft, dat zijn leven een losse aaneenschakeling is geworden van daden en feiten, zonder innerlijke doelrichting, zonder ziel; zijn werkelijkheid is aan den droom identiek; het eenige doel dat hij zich stelt is het geld, het uiterlijke materieele genot. Het spreekt van zelf dat het hier gaat over den doorsnee Amerikaan, evenals over de doorsnee Amerikaansche film. Ook mogen we niet vergeten dat Europa reeds voor een groot deel veramerikaniseerd is en onze kritiek niet uitsluitend tot Amerika beperken.
Toch is het meest karakteristiek voor Amerika en geeft best hun mentaliteit weer. Geen strijd om ideeën, buitengewone verdraagzaamheid zoolang men niet aan hun geld raakt, losheid van zeden die gepaard gaat met een uiterste verfijning van de uiterlijke beschaving. De amerikaan leeft en het schijnt dat hij genoegen neemt met zijn louter materieele beschaving. Het schijnt dat hij geen behoefte
| |
| |
gevoelt voor het onzichtbare, voor het mysterie; practisch veronderstelt hij dat er niets is buiten het zichtbaar stoffelijke.
Nog veel meer moeten we dit ondervinden in de doorsnee-Amerikaansche film: louter uiterlijkheden zonder inwendig kontakt, zonder ziel. Wat er voor u daar beweegt op het witte doek geeft dan ook niets, maar in het geheel niets weer. Het zijn geen menschen die daar bewegen maar poppen. We zien figuren, kamers, landschappen, helden en heldinnen, we zien iets bewegen heel zeker, doch het is dood. Het is een louter uiterlijke beweging die elk innerlijk rythme en warme hartelijkheid mist. We zien een leven gemaakt uit papier maché en carton, een kaartenwereld die bij de minste stoornis in mekaar drijgt te vallen. Dat zijn geen mannen en vrouwen maar papieren figuren die gaan en buigen op commando, menschen die altijd glimlachen zelfs als ze kwaad zijn. - Lieve poezen met poezenmanieren. - Hoeveel argelooze lieve meisjes getransfigureerd bij gelegenheid in alle mogelijke brave posities; en dan hebt U daar nog de meneeren, echte meneeren in pyjama of zorgvuldig gevouwen bandietencostuum, inbrekerstypen en cowboyfiguranten. Alles kunt U gaan zien in de Amerikaansche film, alleen menschen zult g'er niet vinden.
Het drama, het tragische perspectief op de dood, machtig gesuggereerd moet g' er niet gaan zoeken, geen strijd op leven en dood van ziel tegen ziel, dat kennen ze niet, daar hebben ze zelfs niet het flauwste vermoeden van. Dat kunnen geen menschen zijn van vleesch en bloed, kinderen van God en den duivel tegelijk, die de strijd willen kennen, overwinnen of voor goed ten onder gaan. Onze oogen gaan niet open groot van verwondering en pijn voor een onbegrijpelijke schoonheid. We kunnen het niet uitsnikken voor zoo'n ziellooze wereld, onmogelijk verontwaardigd worden voor een onrechtvaardigheid, een leven stellen tegenover een leven, want dit is geen leven. We verwachten ons niet aan onherroepelijke daden. Beslissende momenten, grootsch en diep uit een ziel gescheurd, vinden er nooit plaats. Het is alles een flauw suikerwatertje, ziekelijke sentimentaliteit, romantiek en nog eens romantiek, een eindeloos liefdegezeever met zijn gewone stereotypische houdingen en gebaren.
Dit zou nog zoo erg niet zijn, moest het hun nu maar lukken van achter die zonderlinge maskarade den menschelijken achtergrond van dit alles, met zijn smarten en vreugden, te kunnen ont- | |
| |
dekken of tenminste ook maar eenigszins te kunnen doen vermoeden. Doch dit gebeurt bijna nooit. Alles is cliché geworden, de menschelijke gevoelens zijn er volledig gestandardiseerd. Al wat opbrengt wordt geschematiseerd om opnieuw te kunnen worden gebruikt. Sprongen buiten het schema zijn alleen bij uitzondering toegelaten en dan nog om geld te verdienen. Bij zoo'n industrialisatie moet de innerlijke beschaving wel totaal ten onder gaan. Er is dan ook een volslagen leegheid, een ontbreken van iedere echt menschelijke cultuur in dit leven. Het is zooals Lucien Lehman zegt in zijn boek ‘Le Grand Mirage U.S.A.’ ‘De Amerikanen hebben een enorme technische superioriteit. Hun techniek, hun vorm, hun stijl, hun procédé als ge wilt, is zoo merkwaardig, dat ze er in slagen tot op zekere hoogte de leegte van het scenario te maskeeren en het totale gebrek aan logica, diepte, menschelijke waarheid, originaliteit en verheven gevoel te doen vergeten. Het is een saus die de visch vervangen moet, die niets substantieels heeft.’
De Amerikaansche film is waarlijk een saus die de visch vervangen moet. Zij wil de menschen gelukkig maken met een schittering, hen overweldigen met onmogelijke voldoeningen. Zij neemt geen bovennatuurlijk leven aan en meent dan ock dat men alle menschelijke neigingen mag bevredigen. Zij heeft zelf de plaats ingenomen van dit bovennatuurlijk leven, van de vroegere cultuur en levensverwezenlijking. Zij heeft ze vernield en niets in de plaats gebracht. Zij geeft geen antwoord, omdat ze zelfs geen vragen stelt. Het eenige wat zij heeft, de fascinatie van het zichtbare, moet de mensch ten slotte vernielen. Hierin immers stelt hij een ideaal voor, dat bestaat in het ontbreken van ieder ideaal, in het verheerlijken van de stof, en zonder ideaal, zonder hooger levensdoeleinde moet de mensch ongelukkig worden, moet de ziel sterven.
Het is dan ook niet te verwonderen, dat het Amerikaansch filmkader weinig of geen gelegenheid biedt tot een ontplooing van persoonlijkheden. Bij een bijna totaal gemis aan zieleleven, moeten zij zich wel tevreden stellen met uiterlijkheden, een aardig voorkomen en wat flauwe romantiek. Uiterlijk verschillen ze wel van mekaar, innerlijk zijn ze allen dezelfde, zonder hooger perspektief, dikwijls belachelijk.
Tot het uitbeelden van het spel toe wordt in Amerika gestandardiseerd. Heeft een acteur in een bepaalde rol succes gehad, dan zal hij voor goed in dit genre blijven spelen, onmogelijk zich er uit
| |
| |
los te wringen. Waarschijnlijk bezit hij wel andere kwaliteiten, zou hij beter andere rollen vervullen. Er is niets aan te doen, zijn lot is beslist door zijn succes, en succes in Amerika beteekent zooveel recettes in de bioscopen, zooveel brieven, aanvragen om fotos en handteekeningen. Eerst wanneer het succes begint te verminderen bestaat er kans iets nieuws te kunnen aanpakken. Zoo wil het Amerikaansch publiek in Pola Negri niets anders zien dan een slechte vrouw, Greta Garbo werd onder het hoofd ‘Sex Appeal’ geclicheerd. Douglas Fairbanks is de man met den zonnigen glimlach. Daartegen had Lon Chaney ‘de man met de duizend gezichten’ als schema gekregen alle mogelijke rollen op duizend verschillende manieren te kunnen spelen.
Het Amerikaansch publiek wil dus zijn helden en heldinnen op een bepaald voetstuk geplaatst zien. Het spreekt van zelf dat dit geschiedt ten nadeele van de film en het spel zelf van den acteur. Hij is met geen enkel voetstuk gediend. Het geheel moet meespelen, niets mag het inwendig rythme breken of zijn eigen spel wordt een caricatuur. In Amerika nu wordt die tendenz om den acteur op het voorplan te schuiven het weelderigst aangekweekt onder den vorm van het sterrensysteem. Men gaat niet meer naar de kinema om een film te zien, maar om zijn helden en heldinnen te bewonderen. Duizende en duizende volksmenschen droomen van de mooie jongens en meisjes, de stars van den avond, van den lieven jongen b.v. met de keurig gekamde haren, die Ramon Novarro heet. De filmfabrikanten buiten die neiging van het publiek uit. Het is hun een eenige en prachtige massareclame. Ieder jaar koopen ze nieuwe stars, en gaan er ook andere heen, want gewoonlijk hadden ze niets te vertellen, ze hadden niets dan een aangenaam persoontje, een mooi uiterlijk, en als dit verdween mochten ze gerust ook verdwijnen.
De filmgrootheden zelf geven niets om kunst. Wat kan het hun schelen of het scenario interessant is, of de filmcreatie als dusdanig wel iets heeft te beteekenen. Het laat hun volkomen onverschillig. Als ze maar de gelegenheid krijgen om te schitteren zijn ze tevreden; als ze maar gedurig aan overstelpt worden met een bewonderende correspondentie, het eenige criterium om meer geld te verdienen, om hun inkomen te verhoogen, dan zijn al hun artistieke verlangens voldaan.
We zegden hiervoor reeds dat de Amerikaansche film een hooger ideaal bijna totaal mist (een zoeterig romantisch idealisme is
| |
[pagina t.o. 774]
[p. t.o. 774] | |
Galeries Levi
(Pathé, Brussel)
Aan ons de vrijheid
Niet in het gevang: de fabriek
Rene Clair Ag. Centrale Cinematogr.
| |
[pagina t.o. 775]
[p. t.o. 775] | |
| |
| |
er in overvloed te vinden). Er is ook een volslagen gebrek aan poezie in de doorsnee Amerikaansche film en dit staat heel zeker in nauw verband met het eerste. Waar immers zou men de hartstochtelijke bezieling zoeken die alle dingen moet levend en in schoonheid groeiend voorstellen, zooniet in een bovenzinnelijk ideaal. Zonder geloof en aanbidding van het onzichtbare blijft de wereld en de mensch leeg en zonder beteekenis. De Amerikaan die den zin tot het onzichtbare zoo schrijnend mist, kan dan ook aan de omgeving geen bezieling schenken, het niet als werkelijk suggereeren. Het is en blijft atelierwerk, louter uiterlijkheden. Voor Amerika bestaan er b.v. geen vuile menschen, vuile kleeren, zelfs niet in een achterbuurt. De Amerikaan kent alleen de modellen die splinternieuw uit de fabrieken van Hollywood komen. Hij heeft er zelfs niet het minste benul van dat de hem omringende voorwerpen een eigen leven zouden kunnen hebben. Alles zal hij historisch en visueel juist trachten weer te geven, meer niet. Dat een boom, een landschap, een bloem, laat staan een huis, een kamer, een eenvoudig glas of een lamp een eigen leven kan hebben, dat kan hij niet begrijpen, hij zal het geweldig belachelijk vinden.
De Amerikaan maakt ook niet genoeg gebruik van de optische mogelijkheden van de film. Hij die vroeger Europa voor was op dit gebied, blijft nu verstard in enkele bekomen uitslagen. Hier ook werkt het standardiseeringsproces, Hun film is veel te veel ingesteld op ‘shot’, ‘semi-long shot’ en ‘close-up’ De Amerikaan is in het algemeen wel op de hoogte van al de technische mogelijkheden, maar het zal hem niet gelukken met zijn apparaat door te dringen tot het intiemste leven der dingen, daarvoor mist hij de noodige cultuur. De camera is bij hem ook te veel op de handelende personen gericht. Heeft hij vroeger de cinematographie eenigszins uit het leven der tooneeldecors geholpen, nu ziet hij zelf de menschen nog te veel als tooneelfiguur. Het is de acteur die speelt, hij die zou moeten worden gespeeld en gebruikt als een van de elementen in de film.
Zoo erg zou dit nog niet zijn, moest de regisseur er nu maar in gelukken ons de innerlijke waarde van den mensch te doen kennen, doch dit gebeurt heel zelden. Zelfs de beste acteurs en regisseurs uit Europa geimporteerd worden ginder nog ellendig misbruikt, en komen er bijna nooit meer toe hun innerlijk leven nog op het witte doek te projecteeren. Zij zijn verplicht van samen te werken
| |
| |
met Amerikanen en de Amerikaan heeft evenmin in de film als op eenig ander gebied het cultuurstadium bereikt. Wellicht zal hij het nooit bereiken. De verfijnde materialistische beschaving heeft bij hem alle geestelijk leven te weelderig overgroeid. Hij houdt niet van de naakte figuur, van het eigenlijk menschelijk drama. Hij moet zijn verhaaltje hebben met wat tranerige romantiek, daar heeft hij genoeg aan, de rest vindt hij vervelend.
Om te eindigen zijn we tot geen aangename conclusie gekomen. Voor ons vertegenwoordigt de Amerikaansche film geen cultureele waarde, hij is simpelweg een banale amusementsfilm. Voor hem die in de kinema schoonheidsontroering en geestelijke rijkdom zoekt, zal de gemiddelde Amerikaansche film dan ook heelemaal niets Zeggen. |
|