| |
| |
| |
De Russische film
door Close-Up,
Filmredacteur van De Nieuwe Eeuw.
De eenige nationale filmkunst, die tot dusver in een regelmatige ontwikkeling heeft stand gehouden, is de Russische, die bovendien de eerste van groote beteekenis was en de eenigst-volledige. Ziedaar een serie lofprijzingen aan het adres van de Russische filmkunst, die nadere motiveering behoeven en die bij iedere herziening tot steeds dezelfde overtuiging leiden, dat zij geen herziening noodig maken. Hiermede worde niet betoogd, dat de Russen een feillooze filmkunst hebben geschapen, noch dat hun ideologie op den koop toe genomen moet worden.
Maar:
Herinner u de dagen na de eerste pogingen bij de Ufa en tijdens den bloei der Parijsche voorhoede, namelijk zes jaar geleden. Toen waren we juist bekomen van de beroering, die ‘De Nibelungen’, ‘Caligari’ en ‘Raskolnikow’ hadden verwekt en we leerden juist kennis maken met de eerste Fransche experimenten. Temidden van de meest weerzinwekkende leegheid der Amerikaansche films, de gezwollen rethorica der Fransche industrie en de irriteerende historische melodrama's der Italiaansche productie bereikten ons vage geruchten omtrent een bloeiende filmkunst in Sovjet-Rusland. En eindelijk lukte na vele angstige terugwijzingen van het buitenland de eerste export en... ‘Potemkin’ kwam over de grenzen. Hij kwam als een openbaring. Alles wat we ons gedroomd hadden omtrent compositie, montage, détailwerking, rythme, eenheid van vorm en inhoud, troffen we hier aan in een beheersching, die volstrekt nieuw voor ons was. Het élan, waarmee Eisenstein het rythme voor zich uit joeg en de suggestie, die in ‘Potemkin’ onontkoombaar lijkt, waren het resultaat van méér dan technische vakkennis, n.l. van een doordrongen zijn der filmtaal en van een onwrikbare overtuiging, die wortelt in den haat. De beklemming van de beroemd geworden slachting op de haventrappen van Odessa, de spanning van het dreigend gevecht tusschen het muiterschip en de keizerlijke
| |
| |
flotille, kunnen we na jaren nog gerust noemen als voorbeelden van suggestieve filmmontage, die zoo zuiver ‘des films zijn als een filmminnaar maar kan wenschen. De zwenking van een kanon, dat zijn wijden mond over het filmdoek spant, is nog altijd welsprekender dan de beenen van Lola Lola in de moderne geluidsfilm. Bij ieder weerzien van ‘Potemkin’ - en schrijver dezes zag de film zestien maal - komt men tot de herhaalde erkenning, dat in deze film wetten werden geschreven, die hun tijd jaren vooruit waren, wetten, die ons duidelijk maakten, niet alleen, dat de film een andere uiting kon zijn dan het tooneel, maar zelfs, dat de film onnoemelijk ver van het tooneel afstaat. Het heeft zijn beteekenis, dit nog even vast te stellen, nu wij sinds enkele jaren dieper dan ooit in de tooneelimitatie zijn verward geraakt. Een film als ‘Potemkin’ blijft verdienstelijk studie-materiaal voor den vakman, al is er wellicht geen film te noemen, waarin de wetten zoo onopvallend werden neergelegd.
Eisenstein's vroegere film ‘Streik’ wees reeds opmerkelijk scherp in de richting van zijn ‘Potemkin’, doch vond nog niet die strakke beslotenheid van het geheel. Zijn latere ‘Tien Dagen, die de wereld deden wankelen’ moge men verwijten, dat zij minder bezield en meer virtuoos was, het blijft niettemin waar, dat zij even zuivere filmtaal is. En zijn ‘Generallinie’ kwam tijdig genoeg om de twijfelaars ervan te overtuigen, dat het den maker nog volstrekt niet aan oorspronkelijkheid ontbrak.
Naast Eisenstein, den fellen onverzoenlijken hater, trof ons in dezelfde jaren de mildere Pudowkin, wiens ‘Moeder’ en ‘Storm over Azië’ een heel andere geaardheid maar nauwelijks minder zuiver filmbloed verrieden. Zijn ‘Laatste dagen van St-Petersburg’ roept nog steeds, ook na jaren, de visioenen op der revolutie, de ellende van het proletariaat, die heele felle worsteling van twee werelden. Ook Pudowkin kent de geheimen van de filmtaal, die bij hem even sterk als bij Eisenstein zich vormt naar den hartslag van zijn temperament.
En deze twee grooten hebben de wereld veroverd, waarin de film heerscht, en het leek alsof Hollywood op zijn laatste beenen liep. Maar de Russen, die in de oogen van de kleine wereld der ware filmvrienden vrijwel zonder mededingers leefden, stonden zoover af van het gebruikelijk recept, dat het groote publiek had leeren slikken, dat zij na den eersten storm werden verwezen naar de avant-garde.
| |
| |
Men begreep hun vorm niet en lustte hun inhoud niet. Men miste de lieflijke sterren en het zoete verhaal en de Russen werden nooit het bezit der massa buiten Rusland, en misschien zelfs dààr niet.
De beteekenis der Russische filmkunstenaars is voldoende te bewijzen uit de enkele films, die ik hierboven noemde, doch daar behoeft het niet bij te blijven. De naam van Alexander Room komt daar in de herinnering en de naam van zijn voortreffelijke film ‘Bett und Sofa’. Wanneer ik zeg ‘voortreffelijke film’, dan bedoel ik die voortreffelijkheid naar den vorm. Room slaagde erin een film te maken van een beklemmende tragiek, een nerveuze geladenheid en een bijna onhoudbare atmosfeer. Hij koos in tegenstelling met ‘Potemkin’ b.v. een acteur, maar deze acteur (dit in tegenstelling met de ‘stars’) is volkomen vergroeid met de film zelf, is in waarheid een onderdeel van het geheel, is de heele film door voelbaar, niet krachtens zijn ‘spel’, maar krachtens de gevoeligheid, waarmee de maker hem in zijn rythme opneemt. Aan deze film zit overigens nog een moreele kant, die destijds in Nederland oorzaak werd, dat de film niet voor vertooning in het openbaar werd toegelaten. Men kan dit besluit billijken, wanneer men vergeet, dat tientallen andere films van veel grootere moreele schade wél werden toegelaten. Op enkele détails na is deze film n.l. veel decenter dan zeer veel films uit Hollywood en Neu-Babelsberg, waarin de Nederlandsche keuring geen haar kwaad zag. Maar dit is voorbij...
Een andere film, die sterk de aandacht heeft getrokken, is ‘Gevangenis’ van Raismann, natuurlijk weer een ‘revolutionnaire’ film, en weer een van groote indringende kracht. Ook hier een acteur, de gevangenis-directeur Peter Sharfsky, maar evenals bij Room een filminstrument, dat een andere taak vervult dan de ijdele star. Ook hier weer die suggestieve vormgeving, die geen oogenblik doet denken aan andere kunstvormen, doch die zuiver filmtaal blijft. Al deze films staan midden in het leven, zijn dienstbaar gemaakt aan een overtuiging, hebben nergens de onvruchtbaarheid van het loutere experiment. Zelfs de z.g. documentaire film brachten de Russen op een hooger plan, dan wij tot dusver kenden, getuige de film ‘Turksib’ van Victor Turin, waarin wij niet alleen den spoorwegaanleg van Turkestan naar Siberië verbeeld vinden, maar veel méér dan dat: de geestdrift, waarmede dit grootsche cultuurwerk werd volbracht. Deze film ‘leert’ of ‘verklaart’ niet, maar overtuigt, spoort aan, bedwelmt, sleept mee door haar prachtigen vorm, die
| |
| |
een edelen inhoud verder draagt, zooals andere Russen in even suggestieven vorm soms een minder edelen inhoud verder dragen...
Ja, het is soms moeilijk en zelfs gevaarlijk over de Russen te schrijven. De waarheid wil niet steeds gehoord worden. Dat bleek immers reeds bij ‘Potemkin’. In die dagen was het gevaarlijk deze film mooi te vinden. Wie in dat veelbewogen tijdperk van de groeiende film brandde van verlangen om Eisenstein's meesterwerk tot de eerste filmopenbaring uit te roepen, vond den angst en de achterdocht tegen zich en had duchtig rekening te houden met de staatgevaarlijkheid van de Russen.
Maar over die eerste vrees zijn we heen gekomen en de teleurstellingen, die we de laatste jaren hebben beleefd met de geluidsfilm hebben de filmliefhebbers vaak doen verlangen naar reprises van de eerst groote Russen. Ik voor mij leef nog steeds in de overtuiging, dat onder de niet-Russen enkele films zijn te noemen (b.v. ‘Jeanne d'Arc’ van Dreyer en ‘Mädchen in Uniform’ van Leontine Sagan), die zich met de Russen kunnen meten. Al de verzuchtingen over de ingetreden steriliteit van de Russen hebben aan deze overtuiging geen afbreuk kunnen doen... omdat iedere verzuchting gelogenstraft werd door een nieuwe Russische film van groot formaat. In de Russische filmkunst is steeds een stijgende lijn zichtbaar geweest, wanneer we ons niet al te zeer hebben overgegeven aan de eerste overrompeling, die een verderen climax onmogelijk scheen te maken.
Want wat gebeurde na ‘Turksib ’? De Russische filmmakers zwegen alle. Gebrek aan bouwstof? Gebrek aan ideeën? Berichten uit Rusland, dat Eisenstein, Pudowkin, Raissmann, Room, Trauberg, Dousjenko, Wertoff werkzaam waren aan nieuwe films, waren volkomen in strijd met de veronderstelling, dat de film in Sovjet-Rusland was vastgeloopen. Veeleer kon men in die stilzwijgendheid de stilte vermoeden, die den storm pleegt vooraf te gaan.
Zoo was het ook. De Russen zaten niet stil, maar werkten hard. Evenals zij het probleem van de stomme film naar eigen wijze hebben opgelost, evenzoo werkten zij in alle stilte aan het probleem van de geluidsfilm. Zij wezen Western Electric en Klangfilm van de hand en vonden hun eigen geluidsapparaten; zij bekommerden zich niet om den ‘Singing Fool’ doch hadden lang vóór de geboorte van den dwaas hun zeer geprononceerde opvattingen over de aesthetiek van de geluidsfilm. En zoo werd in de filmwereld met span- | |
| |
ning uitgezien naar de eerste resultaten. Duitschland kreeg de primeur in ‘Der Weg ins Leven’, die spoedig daarna naar Nederland verhuisde en na een maandenlange rustkuur in de safe van Tuschinski onlangs voor een eerste vertooning in aanmerking kwam. Vóór dien echter hadden wij reeds gelegenheid kennis te maken met de eerste geluidsfilm: ‘Enthusiasmus’ van Dziga-Wertof en deze film, die tijdens een nachtvoorstelling van de Rotterdamsche Filmliga vertoond werd, kan practisch beschouwd worden als de eerste Russische geluidsfilm.
De koude, arrogante berekening van ‘Enthusiasmus’, die de hevigste problemen met een hand-omdraai oplost, leidt als vanzelf tot de vlegelachtige mentaliteit, die deze film kenmerkt. Men kan toegeven, dat Wertof geluidstoepassingen heeft gevonden, die volkomen nieuw en ‘des films’ zijn, men kan in één woord toegeven, dat ook op het terrein van de geluidsfilm de Russen - zelfs in hun allereerste film - volkomen zichzelf gebleven zijn en een zeer duidelijke en aannemelijke opvatting bezitten, doch dit is niet meer zóó belangrijk als het vroeger scheen. De eerste Russische films, ontsproten aan liefde en haat, bevatten elementen van eerlijke vervoering en zelfs van waarheid. Deze film van Wertof niet meer. Hij gaat uit van een opdracht, een opgedrongen standpunt, zooals voor hem reeds Dousjenko deed in zijn film ‘Die Erde’. Wertof's film spreekt - naar de tendenz - uitsluitend tot de menigte, die de leugen van de Sovjet reeds tot de hare heeft gemaakt, die geen overtuiging meer noodig heeft, doch alleen maar aansporing tot de satanische toepassing van die overtuiging.
Overtuiging? Het zou wat! Zie b.v. de stomme film ‘Die Erde’, die in ons land verminkt werd vertoond en behalve op een verrassende montage ook nog op een weergaloos pantheïsme dreef, Een product van het vijf-jarenplan en als zoodanig een geslaagd product! Voor de Sovjet-zelf vermoedelijk van grootere beteekenis dan voor ons. Want de bewondering, die wij hebben voor de knappe vormgeving, smelt als sneeuw voor de zon bij het aanschouwen van de opgelegde tendenzen, die van heel anderen aard en heel wat minder waarheidlievend zijn dan de tendenzen der eerste Russen. De strijd om de aarde is in Dousjenko's film méér dan een strijd om het communistisch bezit van den grond: het is een vergoding van den grond. De jonge communistische boer wil den ouden Russischen grond bezitten niet alleen om den broode, maar ook en voor- | |
| |
al omdat hij den grond beschouwt als rechthebbend op hem, op zijn arbeid en zijn liefde; als een mysterieuze macht, waaraan de mensch zich met ziel en lichaam overgeeft. Dit is de ‘leer’ die Stalin en Dousjenko krachtens het vijf-jarenplan den boer opleggen, een leer, die des te gevaarlijker is, naarmate de verkondiging ervan een suggestieven vorm aanneemt.
Het pleit overigens niet voor den Russischen toeschouwer (voor zoover deze vrijwillig toeschouwt), dat de Russische cineast zich van zulke methodes bedienen kan en veel sterker dan in ‘Die Erde’ spreekt dat in Wertof's geluidsfilm ‘Enthusiasmus’.
De geestdrift, die deze film in beeld brengt, heeft niet zoozeer betrekking op de belijdenis van een overtuiging, dan wel op een bepaald fanatisme, waarmee consequenties van die overtuiging worden opgedrongen. In het eerste deel van de film b.v. vergooit Wertof zijn talent aan een poging om het gebed van de ‘oude’ Russen te bespotten en tegenover dit gebed het rooven van kerkschatten te plaatsen. In deze laatste vertooning gelieven zijn toeschouwers dan het bewijs te zien, dat de devotie der geloovigen ongewenscht en krankzinnig is. Wanneer dit ‘bewijs’ geleverd is, gaat de filmman een stap verder. De iconen en de kruisbeelden worden langs filmischen weg vervangen door de Sovjetemblemen. De Sovjet-ster huppelt over de kerktorens onder klokgelui en geestdriftig gehuil der menigte. De koepelkerken worden omvergehaald en het volk van heel Rusland juicht. Het juicht synchroon en technisch aandoenlijk en knap. Maar het is alles zoo opzettelijk, laf, grof en beleedigend. Het is zoo verschrikkelijk opvallend de daad van een man, die weet hoe brutaal hij mag zijn zonder gestraft te worden; en dat hij liegen mag voor zijn ‘hoorders’ mits hij slechts het vijf-jarenplan dient. Kortom: men krijgt den indruk, dat Wertof met evenveel ‘enthousiasme’ tot verdediging van het tegenovergestelde bereid zou zijn, als het vijf-jarenplan erom vroeg. Wat Eisenstein reeds in het klein deed in de boerenprocessie van zijn ‘Generallinie’, heeft Wertof vergroot en vergroofd in zijn eerste geluidsfilm volbracht. Men gelóóft niet meer in deze geestdrift, hoe schoon soms de vorm is, waarin zij gestalte aanneemt. Men voelt slechts afkeer bij het zien van zóóveel brute schennis. En die afkeer is groot
genoeg om geen woord meer te doen schrijven over de twee andere deelen van de film.
Het vijf-jarenplan heeft den Russischen filmkunstenaar tot dus- | |
| |
ver niet van de beste zijde getoond, omdat hij te zeer in een dwangbuis bekneld werd. Wellicht is de vrees voor dien dwang oorzaak geweest, dat de nogal onhandelbare Eisenstein voor een paar jaar erop uit trok om elders zijn geluk te beproeven. In het najaar, als zijn film over Mexico klaar is, zullen we kunnen nagaan, in hoeverre hij zijn talent wist vrij te houden van het gareel, dat Dousjenko en Wertof met stompzinnigen deemoed hebben gedragen. |
|